Eenheid van geloof UIT DE „GETROFFEN KERKEN" KERK cn HUWELIJK i. Het wordt nu hoog tijd, dat ik eens de brief van een onzer lezers ga beantwoor den, die over bovengenoemd onderwerp handelt. Die brief werd geschreven naar aanleiding van dat stukje over „Gerda", u weet wel, dat jolige meisje dat zo graag trouwen wilde, en daarom het huwelijk nummer één op de ranglijst plaatste en de kerk nummer laatst. „Het zal je niet gevraagd worden, bij welke kerk je be hoord hebt", aldus Gerda en haar vele zusters. Ik begrijp dat nooit goed. Als je wél gevraagd zal worden naar „elk ijdel gesproken woord", en als zelfs een beker koud water aan een dorstige ge geven of geweigerd, een rol spelen zal in het gericht, dan is het niet goed in te zien, waarom de kerk, waarom de Here Jezus zelfs Zijn bloed gegeven heeft, in 't ge heel niet in het geding zal komen. Daar moet u nog maar eens over na denken. Maar daar gaan we nu niet verder op door. De inhoud van de bovenbedoelde brief kwam in het kort hierop neer, dat het huwelijk „van de Here" is, maar de ver deeldheid van de kerk is niet van de Here. Dat is mensenwerk. Door deze kerkelijke verdeeldheid worden aan hen die gaan trouwen of getrouwd zijn, heel wat moei lijkheden berokkend. De schrijver kent die moeilijkheden uit eigen ervaring ker kelijke gedeeldheid in eigen gezin, waarin man en vrouw ieder huns weegs gaan. Met de kinderen ziet hij weer soortge lijke moeilijkheden aankomen, en daarom is zijn gedachtede vrouw moet de man volgen, en anders nooit trouwen Hier is geen woord Frans bij. De oplossing is duidelijk, en radicaal. Indien er mee gezegd wil zijn, dat ker kelijke verdeeldheid binnen de kring van het gezin in hoge mate ongewenst is, kan ik het hier direct mee eens zijn. Twee geloven op één kussen, daar zit de duivel tussen. Daar zit veel waars in. Er zou dan ook heel wat narigheid wor den voorkomen, als iedere jongeman bij 't zoeken van een huwelijkspartner maar eenvoudig binnen de kring van zijn kerk bleef. Wie maar ongelimiteerde zweef- tochten maakt, en geen andere voorwaar den stelt dan een beetje lieftalligheid en nog wat, stort zichzelf niet alleen in de moeilijkheden, maar handelt ook niet recht. Het „kent de Here in al uw wegen" geldt óók voor verloving en huwelijk. Je kunt natuurlijk wel zeggende liefde laat zich niet dwingen of begrenzen, en het is tenslotte God, die aan iedere man zijn vrouw geeft, en elke vrouw haar man, maar daar ben je niet mee klaar. Er komt geen huwelijk tot stand zonder allerlei menselijke factoren en daarbij behoort de factor: „tot welke kerk behoort zij (of hij) een voorname, zo niet de voornaam ste rol te spelen. Daar moet men om zo te zeggen, van uit gaan. En is het dan bij geval zó, dat, om een voorbeeld te noemen, de jongen gerefor meerd en het meisje christelijk-gerefor- meerd is, of omgekeerd (men kan voor mijn part ook invullengereformeerde gemeente of Hervormde kerk) dan die nen toch vóórdat het huwelijk gesloten wordt, goede afspraken gemaakt te wor den. Of die afspraak dan alleen goed is, als de regel wordt gevolgd: de vrouw moet de man volgen, geloof ik nog niet zo direct, en daar moet ik dus nog op terugkomen. Maar de afspraak moet in elk geval zo zijn, dat deze ten volle ver antwoord is voor Gods aangezicht, èn dat de kerkelijke verdeeldheid binnen het ge zin er door wordt voorkomen. Ik ben helemaal geen voorstander van dergelijke „interkerkelijke huwelijken", zoals uit het bovenstaande wel reeds bleek. De actie-radius van de gereformeerde ker ken reikt voor trouwlustigen heus ver ge noeg, en indien een jongeman van een andere kerk van oordeel is, dat hij binnen eigen kerkelijke kring geen goeie vrouw kan vinden, dan moet hij de consequentie aanvaarden, en overkomen. Dit laatste natuurlijk onder beding, dat de kerkeraad ter plaatse deze overkomst gewenst en gemotiveerd acht. Een dergelijk „interkerkelijk" huwe lijk noem ik geen „gemengd huwelijk". Een „gemengd huwelijk" is, naar de gangbare betekenis van het woord, een huwelijk tussen een gelovige en een on gelovige. Zulk een huwelijk is niet geoorloofd. Wordt ook in de Schrift veroordeeld. Daar moeten we dus maar geen woord aan verspillen. Elke poging om een derge lijk huwelijk goed te praten moet van te voren mislukken. Wij moeten ook niet proberen zoiets goed te praten, door b.v. te zeggen, dat zo'n huwelijk met een on gelovige vóór die ongelovige nog wel eens tot „zegen" zou kunnen zijn, want dit is slechts een poging om het met God op een accoordje te gooien. Wat God verbo den heeft, kan nooit „tot zegen" zijn, ten zij wij het beter willen weten, dan God. Dit is de eerste plaats. In de tweede plaats is een man of vrouw, die zo'n huwelijk sluit tegen Gods uitdrukkelijk gebod in, niet de eerst aangewezene om voor een ander „tot zegen" te zijn. Wij kunnen alleen anderen „zegenen" als wij zelf in Gods weg zijn. Dat is de tweede plaats. En in de derde plaatshet huwelijk is geen evangelisatievereniging. Ik moet hier bij voegen, dat zulk een „gemengd" huwelijk, ook gesloten kan worden tussen twee personen, die bij één zelfde kerk zijn aangesloten. Het behoren bij een kerk, hetzij door de doop, hetzij krachtens belijdenis, is nog niet altijd een waarborg voor geloof. Het is dus nog lang niet altijd in orde, als de partner van het huwelijk „ook bij de kerk hoort". Hij of zij kan dan nog best een ongelovige zijn, terwijl iemand van „een andere kerk" een gelovige is. Zo kan het dus voorkomen, dat een huwelijk tussen twee personen van één kerk een „gemengd" huwelijk is. En dat een huwelijk tussen twee personen van verschillende kerken een „huwelijk in de Fiere" is. Al ben ik dan geen voorstander van een „interkerkelijk" huwelijk, het kan toch soms goed en geoorloofd zijn. Ik zou niet graag beweren, dat het onder alle omstandigheden ongeoorloofd is. Be ter zó iets, dan een huwelijk met iemand die, hoewel „van de kerk" toch geen ge lovige is, een, die wel meeloopt, maar niet meelééft. De vraag, die beslissend is, is dus de vraag aangaande het waarachtig geloof. Dat geloof is onmisbare voorwaarde, en is de enige band, die het huwelijk heiligt. En nu moet ik nog iets zeggen over die uitspraakde vrouw moet de man volgen. Maar dat zou voor één keer te lang wor den. Daarom D.V. tot een volgende keer. H. V. Wanneer de kerk haar Psalmen zingt in de nacht en, in weerwil van veel strijd en aanvechting, met de mond belijdt wat zij met het hart gelooft, dan is dat iets, dat alle gelovigen raakt. Iets waar de eenheid van de kerk mee wordt gediend. Er ligt in het dogma een sterk samen bindend en bewarend element. Flet is van belang, dat wij dat goed ifi het oog houden. Naar haar aard verdraagt de kerk geen tweespalt. Het lichaam van Christus is één. Dat zij allen één zijn, is Christus' bede. En het is een kwestie van gelóóf, om aan de verhoring van die bede vast te houden. Want Christus' gebeden wórden ver hoord. Dacht U van niet? In de wortel zijn wij in Christus één allen, die van Christus zijn. Déze eenheid doet niemand te niet. Haar garantie ligt in Christus zélf. In het diepst van ons hart zijn onze levens verstrengeld in Christus. Alleen nu dreigt er van twee kanten gevaar. Enerzijds is er de mogelijkheid, dat men genoegen neemt met een zgn. gees telijke eenheid"waarvan de „geestelijk heid" dan hierin bestaat, dat er in de praktijk van „eenheid" niets blijkt. Een eenheid bóven geloofsverdeeldheid, waarbij men de verdeeldheid op de koop toe neemt. Als het maar geloofsverdeeldheid is, dan is het zo erg niet. Men gaat daar soms zó ver in, dat men de pinnen der verdraagzaamheid uitzet tot buiten de grenzen van het christelijk ge loof. Op dat standpunt zijn alle godsdiensten gelijk. Maar ook wanneer men zich binnen de omlijning van het christelijk geloof houdt, is die zienswijze gevaarlijk. Immers, de zgn. „onzichtbare" kerk krijgt alle nadruk. Tenkoste van de „zichtbare". Wat zich afspeelt in de zichtbare kerk is van bijkomstig belang. Daar maakt men zich niet bezorgd over. Het gaat toch immers om onze „gees telijke" eenheid in Christus. Kom, wees zalig in de ruimte van de „Una Sancta", de „Ene Heilige" kerk Die evenwel„onzichtbaar" is En laat de „historische" kerken, zoals zij zich in de geschiedenis in menigte pre sent melden, maar vechten over „de waarheid", als dat haar behaagt. Daar moet U zich maar niet al te druk over maken. Laat ieder op zijn wijze zalig worden. Er zijn meerdere wegen, die naar Rome leiden. U ziet hoe gevaarlijk dit standpunt is. Is het wel een stand-punt? Maar er dreigt ook van andere zijde gevaar. En daarvan levert de geschiedenis spre kende bewijzen. Ik bedoel het eenzijdig vooropstellen van de zichtbare kerk. En het uitsluitend koppelen van' de „eenheid" aan de „zichtbaarheid". Dit leidt tot overschatting van de be tekenis van het kerkinstituut, waarmee gepaard gaan ambtsoverschatting en over spanning van de belijdenis. Wij vinden dit sterk in de Roomse kerk. Waar men de eenheid der kerk zoekt in haar zichtbaarheid. Deze zichtbaarheid der kerk komt dan met name uit in de éénhoofdige leiding van de Paus, die de eenheid der kerk symboliseert en de fascinerende, uiter mate boeiende blikvanger is voor alle ge lovigen, die opzien tot „Zijne heiligheid". Naar reformatorisch besef tast dit de eer van Christus aan, die nimmer als Ko ning der kerk troonsafstand deed. Aan niemand. Bij zulk een kerkopvatting en ambts overschatting, die bij Rome zelfs leidde tot het dogma der pauselijke onfeilbaar heid, past geheel een overspannen waar dering van de kerk leer en de kerkelijke overlevering. Daar treedt de kerkleer op als „ver volg" op de Bijbel, tendele ter vervanging van de Bijbel. Of ter aanvulling. De traditie bekleedt zich met goddelijk gezag. En als de Paus „ex-cathedra" spreekt, heeft Gód gesproken. Roma locuta causa finita. De uitspraak die Rome doet zet een punt achter alle discussie. De kerkelijke functionaris heeft het laatste woord. Dat hier de reformatie de pauselijke tyrannie verbrak, gevoelen we nog steeds als een bevrijding. Intussen daar ligt in deze twee uiter sten toch een brandend vraagstuk niet alleen dat van de kerkopvatting, maar ook dat van de betekenis der kerk/<?er; het dogma. Het dogma bindt samen. Maar het mag niet tyranniek worden Het brengt eenheid in het geloven. Het brengt het geloof der gemeente onder woorden. Niet het geloof, zoals het aangetroffen wordt, onverschillig wat en waar en hoe. Maar, het geloof zoals dat alleen en uitsluitend .het Woord Gods, in de Hei lige Schriften ons geschonken, wil na spreken en vertolken. Zo vormt zich een dogmatische traditie, een erfgoed der kerk. Waardoor een zekere continuïteit in het belijden gewaarborgd wordt. Zodat de kerk ook de dienst van het leren en onderrichten kan vervullen. En tegelijk beschutting kan bieden tegen al lerlei „wind van leer", waardoor de ge lovigen zouden kunnen worden meege zogen in de richting van dwaling en leu- gen. Juist omdat de kerk één is naar haar aard één in Christus en door Christus, als Zijn lichaam mag er geen willekeur heersen in het geloven der gelovigen. Denk U een ogenblik in, dat de kerk haar roeping om „pilaar en vastigheid der waarheid" te zijn, zou hebben verzaakt en tegen alle dwaalleer, die in de loop der geschiedenis het geloof heeft willen onder mijnen, niet zou zijn opgetredenwaar zou het gelóóf zijn? En waar zou de eenheid der kerk zijn De kerk zou letterlijk versplinterd zijn. In splinters, die niet meer zouden kun nen worden teruggevonden. Aan mijn KRUININGSE gemeenteleden. Sinds ik U de vorige keer schreef in de Kerkbode is er veel veranderd. De dijk is dichtDat houdt heel wat inOns dorp is weer afgesloten van het water, en dat water, dat sinds 1 Febr. heer en meester was is nu paal en perk gesteld. De dijk is dicht dat betekenthet begin van het eind is er. Er is weer hoop en kans op terugkeer! Maar ook nu pas kun je de ontzettende ruïne zien, die er van ons welvarend dorp is overgebleven en sommigen kunnen alleen de plaats zien, waar hun woning eens was. Nog erger is 't met hen, van wie de stormvloed een geliefde opeiste. Terugkeer betekent voor hen nieuw verdriet! En toch mógen nee móéten we dank baar zijn, dat God dit herstelwerk heeft Of men moet met een „geestelijke" een heid genoegen nemen, die zich voor het „zichtbaar-bestaan" der kerk niet interes seert. De kerk moet tussen die beide klippen door. Zij moet zich blijven bezinnen op de Schriftopenbaring. Zij moet dat doen onder leiding van het gelóóf. De Schrift is niet te benaderen onder leiding van een afvallige menselijke rede. Dan houdt zij haar geheim vóór zich. Haar verborgenheden moeten „geeste lijk" onderscheiden worden. Met een hart, dat verlicht is door den Heiligen Geest. Door mensen, die van Zijnentwege met het gelóóf zijn begiftigd. Dan doet de Schrift haar schatten voor ons ópen. Voorts moet de kerk haar gelovige be zinning onder zooorden brengen en vast leggen. Niet om zich een bijbel naast de Bijbel te scheppen. Maar omdat zij een moeder voor de gelovigen moet zijn. Haar kinderen moeten in het evangelie „geteeld" worden. Haar bezinning op de Schrift moet voor haar leden en voor de toekomst vruchtbaar gemaakt, in leer en vermaan en waarschuwing. En dan moet dat onder woorden ge brachte, dat geformuleerde en gefixeerde dogma met gezag worden voorgedragen. Zo kan de eenheid van het geloof wor den gediend en bewaard. Nergens triumfeert de duivel meer dan daar, waar twist en partijschap de kerk van Christus ruinéren. Dat begint al daarmee, dat men zegt: „Ik ben van Paulus". Dan lacht de duivel in zijn vuistje. Hij wil ook nog wel horen, dat ge er de voorkeur aan geeft te roepen„Ik ben van Christus", mits Christus dan maar „partij-man onder de partij-mannen" voor U is. Desnoods de „éérste onder Zijns gelijken". Maar Paulus is niet voor ons gekrui sigd. En Christus is niet voor een kerkelijke fractie gekruisigd, of voor een bepaalde „modaliteit", zoals men tegenwoordig zeg gen zou. Neen Hij is aller Hoofd en Heer. Daarom moet de eenheid, die in Hem gegarandeerd is, onder biddend opzien tot God, ook in de strijdende kerk in een zichtbare wereld tot uitdrukking komen. Want slechts in de „zichtbare" wereld kan Christus' kerk haar geloof belijden. De „Una Sancta" is niet daar, waar men «/-denkt van de twistende kerken en uit alle historisch gebeuren zich terug trekt in een luchtledige „geestelijkheid". Neen, de „Una Sancta" is daar, waar „twee of drie in Christus' Naam verga derd zijn". Waar Christus hen samen- brèngt en zij samenkomen. Belijden wij dan ons geloof in gemeen schap met de kerk aller eeuwen in de ware katholiciteit van de éne heilige Chris telijke kerk. Laat een geschiedenis van eeuwen U onderrichten om geen zmllekeur van mén selijke wijsheid in uw geloof toe te laten, maar om te blijven bij het fundament, dat gelegd is. Hoe dichter wij blijven bij Christus en hoe meer het er ons om te doen is alleen het Woord Góds in ons belijden stem te gevendes te meer zullen wij deel nemen aan de worsteling, om aan een heid der kerk óók uitdrukking te geven in de zichtbare wereld, die het strijdtoneel van waarheid en leugen is. A. V. doen slagen en ons weer uitzicht geeft om het normale leven te hervatten en Hij zal ons ook de kracht daartoe schenken. 'k Ging van de week eens polshoogte nemen, nu eens niet als dominee, maar als gewoon Kruininger met overall en lies laarzen. Toen ik bij ons huis kwam, was het daar echter al een en al levendigheid. De hele familie Hoogstrate met mijn oudste zoon hadden een inval gedaan en waren aan 't modderen en schrobben en spuiten van je welste. Wat een verrassing! En nu ik dit neerschrijf is de pastorie helemaal schoon, van binnen en van buiten. De kerk heeft ook al een eerste beurt gehad, de modder is er uit internatio naal er uit gemikt, 'n Fransman, Duitser, Zwitser en Hollanders waren broederlijk

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1953 | | pagina 2