De zonde tegen de
HEILIGE GEEST
UIT DE „GETROFFEN KERKEN"
de buitenkant van elkaar. Het hart blijft
omhuld. Ieder, die weieens heeft gepro
beerd het diepste van zichzelf tot uitdruk
king te brengen, weet, dat hier inderdaad
een zeer reële moeilijkheid en oorzaak
van eenzaamheid wordt aangeduid.
Het woord vlees heeft in de bijbel een
bijzondere betekenis. Het betekent: de
mens, maar de mens in zijn kleinheid, in
zijn vergankelijkheid, in zijn onheiligheid.
Het woord vlees kwalificeert de mens
vooral als zondaar. Ik kan het gezegde
van Augustinus dus ook als volgt om
schrijven. De mens is rondom omgord met
zonde, en daarom kan zijn hart niet wor
den gezien, daarom is ieder hart voor
ieder ander hart gesloten, daarom is de
mens eenzaam.
De zondaar, de onheilige, kunnen wij
met Zondag twee van onze Catechismus
nader bepalen als de mens, die God en
zijn naaste haat. De heilige is daarentegen
de mens, die God en zijn naaste liefheeft.
Wij vinden op deze wijze, dat de oor
zaak van 's mensen eenzaamheid niet ge
legen is in een tragisch lot, maar in de
haat van zijn hart. In plaats van een re
den tot zelfbeklag te zijn, ontdekt onze
eenzaamheid ons aan onze schuld. Wij
zijn misanthropen in plaats van philan-
thropen, mensenhaters in plaats van men
senvrienden.
Wij mensenhaters? Is dat waar? Heb
ben wij niet op zijn tijd graag eens iets
voor een ander over Inderdaad, de mees
ten onzer zullen niet in een bewuste, grove
vorm van haat jegens de medemens leven.
Maar veel gevaarlijker dan het leven in
een bewuste grove zonde is het leven in
een waanin zelfmisleiding en zelfbedrog.
De kans, dat wij grove zonden leren be
strijden is vrij groot, maar buitengewoon
moeilijk is het voor een mens om de waan
denkbeelden, waaruit hij leeft, te leren
doorzien. Juist onze eenzaamheid, waar
over wij onszelf beklagen, zou wel eens
een aanwijzing kunnen zijn, dat onze lief
de jegens de naaste, die wij zo heel gaarne
bij onszelf veronderstellen aanwezig te
zijn, meer een waan dan een werkelijk
heid is. En onze ogen zouden kunnen
opengaan voor een meer verfijnde vorm
van mensenhaat.
Want het is de haat, die ons eenzaam
maakt, die ons voor de gemeenschap met
anderen toesluit, die ons egoïstisch maakt,
die maakt, dat ons ik alleen komt te staan.
Dat ik zo heel weinig in anderen te waar
deren vind, dat ik zo heel weinig met an
deren op kan schieten, dat ik zo heel licht
met anderen overhoop lig, dat ik geheel
door enkel mensen met zwarte zielen om
ringd schijn te zijn, dat mijn leven zo
donker en vreugdeloos is, wij zijn altijd
weer geneigd de oorzaak bij die anderen
te zoeken; maar zou het eigenlijk niet zo
zijn, dat ik de oorzaak bij mijzelf heb te
zoeken? Zou de eigenlijke oorzaak niet
zijn, dat ik de medemens haat, dat ik het
leven haat, dat ik God haat Zou de eigen
lijke oorzaak niet een ontstellend tekort
aan begrijpende, vergevende, helpende
liefde bij onszelf zijn Ook al wanen wij
misschien buitengewoon liefdevol te zijn.
De apostel Johannes zegt, dat er in de
volmaakte liefde geen vrees meer is; in
de volmaakte liefde is ook geen eenzaam
heid meer. Want het liefhebbende hart is
altijd met anderen. Het denkt aan ande
ren, het begrijpt anderen, vergeeft ande
ren, helpt anderen. Het liefhebbende hart
is nooit alleen. De liefde sticht gemeen
schap. Het vlees, waarmee wij rondom
omgord zijn, mag het ene hart voor het
andere toesluiten, Gods geest maakt dooi
de liefde onze harten zichtbaar en open
voor elkaar.
Toch blijft er in deze vleselijke wereld
ook voor het liefhebbende hart een een
zaamheid over. Want het vlees begeert
tegen de geest, de liefde wordt bestreden
door de haat. Het grote voorbeeld hier
van is de eenzaamheid van Jezus aan het
kruis van Golgotha. Het is echter een
principieel andere eenzaamheid dan de
eenzaamheid van de haat. Het liefhebben
de hart is niet eenzaam meer in eigenlijke
zinverlaten van de mensen is het wel al
leen, maar alleen met God. Er blijft één
over tot wien men zeggen kan„mijn
God", tot wien men bidden kan: „red
mijn eenzame".
Th. J. H. v. H.
(Slot)
Na wat in de beide voorafgaande arti
keltjes is gezegd over het karakter van
de zonde tegen de Heilige Geest, is nu de
weg gebaand, om iets te zeggen over de
kring, waarin deze zonde zich kan voor
doen, over de reden waaróm er voor deze
zonde geen vergeving mogelijk is, terwijl
we besluiten kunnen met de inlossing van
onze belofte om een woord te laten horen
tegen de valse ongerustheid.
Waar in vele harten een onbestemde
angst kan groeien: zou ik in deze onver
geeflijke zonde kunnen vallen, of ben ik
daar reeds in gevallen, is het nuttig en
heilzaam de grenzen scherp te trekken.
En dan is in de eerste plaats duidelijk,
dat er twee sectoren zijn, waarbinnen van
de lastering tegen de H. Geest nimmer
sprake kan zijn.
De eerste sector is die van de buiten-
christelijke wereld, degenen die vreemd
staan tegenover de openbaring Gods.
Immers, we hebben in ons vorige artikel
uit de Schrift gevonden, dat deze zonde
het slotstuk is van een langdurig proces
van verzet tegen het Woord des Heren.
Waar men het Woord des Heren niet
kent, kan men zich er ook niet tegen ver
zetten.
Het spoor van deze zonde loopt dus
over het erf van het Verbond, in de ruim
ste zin van het Woord.
De tweede sector, waar deze zonde niet
kan worden bedreven, is die van de kerk.
Ik bedoel de kerk nu in ideale zin, het
lichaam van Christus, waarvan de leden
ranken van de wijnstok zijn.
Men kan hier dus ook spreken van een
wedergeboren der kinderen Gods, of hoe
men deze verder ook noemen wil.
Gods kinderen kunnen in vele, en zware
zonden vallen, maar nooit in déze zonde.
Ware dit wél het geval, dan zou er een
afval der heiligen zijn.
En deze bestaat niet.
Wie eens tot het ware geloof gekomen
is, kan dit nooit meer verliezen.
Johannes drukt zich heel kras uit, door
te schrijven„wij weten dat een iegelijk
die uit God geboren is, niet zondigt".
Hij bedoelt niet, dat wedergeboren kin
deren Gods geen zonde doen (dit zou vol
komen in strijd met de feiten zijn), maar
dat ze niet in de zonde kunnen leven. Wel
nog voor een tijd (zoals David), maar
niet altijd. Ze houden het tenslotte in dit
klimaat niet uit. Ze kunnen wel gedurig in
zonde vallen, maar ze kunnen er geen
hels plezier in krijgen. Ze zien geen kans
om zich blijvend en permanent tegen Gods
Geest te verzetten, en dat laatste bracht
ons, zagen we, in de buurt van de zonde
tegen de H. Geest.
Wij zagen dat de zondaar tegen de H.
Geest enigermate te vergelijken is met de
zoon, die niet alleen de omhelzing van
moeder afwijst, maar haar tegen beter
weten in voor ieder die het horen wil, ont-
eert en lastert.
Er is dus geen enkele grond, dat Gods
kinderen zich verontrusten moeten over
het bedrijf van deze zonde.
Ook niet al zou hun liefde in ernstige
mate verkoelen.
Ook niet, al is er een droevige verach
ting in de genade.
Ook niet als zij telkens weer en tegen
beter in, in dezelfde boezemzonde vallen.
Dit zijn allemaal wel ernstige vergrij
pen.
Ze kunnen op geen enkele manier ver
ontschuldigd worden.
Er moet integendeel ten bloede toe te-
NIEUWERKERK
Hier volgen de namen en geboorteda
tums van hen, die bij de ramp op 1 Febr.
1953 van onze kerkelijke gemeente zijn
omgekomen in alfabetische volgorde:
Jozina van Bloois, geb. 14-10-1915.
Jacoba J. van Bloois, geb. 16-6-1946.
Frans L. van Bloois, geb. 11-2-1951.
Jannetje de Bilde Jonge, geb. 4-10-1894
Frederik Cats, geb. 18-6-1888.
Catholina CatsHoogerhand,
geb. 6-11-1894.
Nicolaas P. Cast, geb. 7-1-1917.
Sara CatsSlootmaker, geb. 19-8-1922.
Marinus van Dijke, geb. 3-7-1930.
Leendert C. Fonteijne, geb. 21-11-1929.
Pieter Heijboer Czn., geb. 5-11-1873.
Catholina HeijboerZorge, geb. 1-6-1882
Cornelis Hoogerland, geb. 5-5-1887.
Cornelia HoogerlandMol, geb. 1-1-1894
Adriana M. Hoogerland, geb. 11-9-1927.
Janna H. Hoogerland Cd, geb. 19-11-1929
Jozias Hoogerland, geb. 2-5-1897.
Willempje HoogerlandViergever,
geb. 27-12-1902.
Janna H. Hoogerland Jd., geb. 16-2-1931.
Laurina Hoogerland, geb. 10-7-1937.
Cornelis L. de Jonge, geb. 29-8-1883.
Ruintje J. de Jonge, geb. 27-11-1885.
Johan Krabbe, geb. 3-8-1910.
Cornelia E. KrabbeCapelle,
geb. 5-10-1906.
Hendrik M. Krabbe Jzn., geb. 30-7-1937.
Jacob Kleemans, geb. 7-2-1891.
Jannetje KleemansSijrier,
geb. 21-9-1899.
Jan Kleemans Czn., geb. 26-4-1885.
Catholina KleemansKort, geb. 3-1-1887
Martinus Kleemans, geb. 29-9-1888.
Cornelia KleemansFlikweert,
geb. 25-2-1891.
Thana KleemansCats, geb. 17-11-1889.
gen gestreden en dat om ons levens wil.
Maar al deze zonden kunnen in 't leven
der kinderen Gods voorkomen. Dit leven
des geloofs draagt immers nog steeds het
karakter der tweeslachtigheid. Wij zijn
nog niet, wat we zijn zullen. En de aller
heiligsten hebben nog slechts een klein be
ginsel.
Wat ons terecht zou moeten verontrus
ten is, dat we over deze dingen geen be
rouw zouden hebben.
We moeten hier weer niet gaan filoso
feren over de vraag, hoe diep het berouw
moet gaan. Dat zijn valse speculaties.
De Schrift stelt eenvoudig als eis, dat
wij leedwezen moeten hebben, en dan een
hartelijk leedwezen, d.w.z. die uit het hart
voortkomt.
Wie nu leedwezen over de zonde heeft,
en die niet koestert of liefheeft, bezit
daarin het onomstotelijk bewijs, dat er bij
hen van deze onvergeeflijke zonde geen
sprake is.
Wie werkelijk de H. Geest lastert, heeft
er geen berouw over, en is niet verslagen
over zichzelf.
Integendeel.
Hij geniet er in.
Wat deze zonde juist onvergeeflijk
maakt, is de volstrekte afwezigheid van
berouw.
Wij lezen van Ezau, dat hij verworpen
werd, omdat hij geen berouw had.
Er staat wel bijhoewel hij dezelve
met tranen zocht, maar dat zoeken slaat
niet op het berouw, maar op de verloren
gegane erfenis.
De zonde tegen de H. Geest en berouw
sluiten elkaar volkomen uit.
Wie berouw heeft, zoekt vergeving en
vraagt vergeving.
Deze wordt ook elke berouwvolle zon
daar geschonken.
Maar die de H. Geest lastert, zoekt en
vraagt geen vergeving. Hij lacht om alle
vergeving. Plij spot er niet mee.Hij haat
ze zelfs.
Er is wel eens gezegd, dat de zonde
tegen de H. Geest daarom het meest
schuldig stelt, omdat de Drieënige God
juist in de H. Geest ons het innigst wil
naderen.
Wie dit innig contact afwijst, beledigt
God het meest.
Daar zit natuurlijk een element van
waarheid in, maar de kern is er niet mee
gegrepen.
De kern ligt hierin, dat de haat tegen.
God zódanig is gegroeid, dat men een van
de schoonste gaven Gods, de vergeving
der zonden, moedwillig veracht en ver
guist.
Dit is het Schriftuurlijk onderwijs over
de lastering van de PI. Geest.
Laat nu niemand, die hierdoor enig
meer inzicht in de waarheid gekregen
heeft, zich langer ten onrechte ongerust
maken.
Wij zeggen niet, dat er geen redenen
zijn, dat een christen eens danig in on
gerustheid moet komen.
Maar die liggen elders. PI. V.
Adriana J. Kleemansde Vrie,
geb. 30-7-1925.
Gieltje Kikvan Dijke, geb. 27-12-1883.
Hendrik M. Krabbe N.Szn.
geb. 11-10-1881.
Jannetje KrabbeHoogerland,
geb. 6-4-1884.
Albert G. Meijering, geb. 29-5-1921.
Wilhelmina J. MeijeringKleemans,
geb. 18-11-1920.
Elizabeth C. J. Meijering, geb. 25-4-1951.
Pieter Overbeeke, geb. 24-4-1869.
Adriaan Overbeeke Pzn., geb. 26-4-1899.
Marina P. OverbeekeJonker,
geb. 2-1-1891.
Jacobus Overbeek, geb. 28-1-1895.
Wilhelmina A. O verbeekSijrier,
geb. 27-9-1897.
Jacobus J. Peute, geb. 27-9-1905.
Adriaantje PeuteOverbeeke,
geb. 24-9-1906.
Francina Peute, geb. 6-1-1932.
Jacoba Peute, geb. 11-3-1933.
Jacobus Peute, J.Jzn., geb. 30-12-1934.
Pieternella Peute, geb. 23-11-1936.
Hubrina Peute, geb. 20-9-1943.
Jannetje SyriërGoudzwaard,
geb. 7-2-1871.
Stoffel Stoutjesdijk, geb. 30-8-1909.
Wilhelmina C. F. Syriër, geb. 23-11-1936.
Leendert M. Sijrier Jzn., geb. 21-6-1952.
Deuteronomium 49.
Met vr. br. gr. en heilbede,
Namens de kerkeraad,
W. van Dijke, Scriba.
OOSTERLAND.
Broeders en Zusters!
Een paar weken geleden ben ik niet vol
ledig geweest met enkele mededelingen.
Er was sprake van veel schade, maar
zonder nadere bijzonderheden, die ik nu
hier laat volgen.
In de gemeente Oosterland zijn 530
huizen. Daarvan zijn er door de water
snoodramp geheel verwoest 57 (46 te
Oosterland en 11 te Sirjansland). Zeer
zwaar beschadigd 4 (te Oosterland). Van
de boerderijen zijn er 11 verwoest, waar
van 1 te Sirjansland. Zeer zwaar bescha
digd 3 (te Oosterland).
Deze enkele gegevens verbergen in zich
een zee van ellende. Wie zal beschrijven
wat er doorgemaakt is eer deze percelen
moesten worden verlaten, voorzover dat
mogelijk was. Er zijn tengevolge van deze
verwoesting ook velen verdronken (66).
Wij mogen over deze ontzettende ge
volgen van die onvergetelijke ramp
nachten) wel nadenken. Wij die „over
gebleven" zijn moeten deze dingen wel
brengen tot diepe, diepe dankbaarheid. Er
is nog voor ontzagijlk veel te danken, als
we de rijke gunstbewijzen, onverdiend en
onwaardig, maar willen zien.
De Here is goed en zeer te prijzen. Dat
zal ook zuster van Hoevede Koning wel
erkend hebben, die op 24 Juli haar 83e
verjaardag mocht vieren. Namens de ker
keraad onze hartelijke gelukwensen. De
Plere geve U met de uwen Zijn onmis
bare zegen en LI en Uw man een rijke
levensavond, omringd van de genade
Gods, Die ook in uw leven op elk gebied,
zo rijk is geweest, hoewel we niet willen
vergeten de beproevingen in gezins- en
familieleven. Bedenken we dan wie we
zelf zijn, dan is er des te meer alle reden
de Here ootmoedig te danken voor alles
wat Hij gaf.
Ik mag ook niet verhelen, dat de prae-
ses van de kerkeraad met z'n gezin en
vanzelf ook wel met familie op 25 Juli
z'n verjaardag mocht herdenken. Ook
hem onze beste wensen.
In het jaar dat voorbijging heeft hij
Gods sparende Hand in bijzondere mate
ervaren. Daarom zal hij met de zijnen wel
dankbaar zijn deze dag te mogen beleven.
Gods zegen, waarde broeder, op Uw ver
dere levensweg.
Iedere verjaardag van brs en zrs hier
te memoreren is niet mijn bedoeling. Hele
maal niet uit een oogpunt van niet mee te
tellen. Maar niemand zal het mij euvel
duiden voor hen, die de leeftijd der zeer
sterken mochten bereiken en van hem, die
zovele jaren de leiding in „onze" kerk
heeft gehad en nog heeft, een uitzonde
ring te maken.
Zonder enig onderscheid, maar allen,
groot en klein, wens ik toe de onmisbare
en rijke zegen des PierenZijn sterkende
en troostende genade in deze voor U al
len, de een meer, de ander minder, zo
moeilijke tijden. Wij allemaal beseffen
wel, hoe langer deze tijd duurt des te
meer de zorgen vermenigvuldigen en
wordt het verlangen naar eigen huis en
haard steeds sterker.
Dat er zijn, die niet terugkeren, maar
elders hun bedrijf nu voortzetten, is alles
zins te begrijpen. Toch is het te verstaan,
dat, hoewel Oosterland is vaarwel gezegd,
altijd de gedachten er naar toe getrokken
worden.
Laten we allen elkaar in het gebed blij
ven gedenken en aanbevelen in de genade
van onze Here Jezus Christus.
Met hartelijke groeten en Gode bevolen.
Namens de kerkeraad,
J. M. de Waal, Scriba.
Bruinisse, Juli 1953.
SCHARENDIJKE.
Lieve broeders en zusters,
Eerst moet ik een paar dingen repete
ren uit de brief van 13 Juli, die „wegens
nijpend plaatsgebrek" niet afgedrukt kon
worden.
In die brief had ik U juist het een en
ander van de inventaris-schade verteld
afgedacht van het kerkorgel en de cen
trale verwarming waren we al aan een
inventarisschade toe van ruim 14.000,
Afgelopen week ben ik bij de officiële
instanties geweest in Goes, en daar is mij
meegedeeld, dat we van onze inventaris
globaal genomen niet meer dan 40
vergoed krijgen. De schaderegeling is wel
„nieuw voor oud", maar men moet vol
gens de wet rekening houden met z.g. af
schrijving, die maximaal kan oplopen tot
60%. U begrijpt wel, dat een kerk, die
in 1916-T7 gebouwd is, makkelijk tot dit
maximum komt. En zodoende ziet het er,
wat dit betreft, niet zo rooskleurig uit.
Dat wil niet zeggen, dat we bij de pak
ken gaan neerzitten (of bij de brokken,
in dit geval). In de eerste plaats weten
we niet, wat we nog van de Synode krij
gen, of van de depp. besteding-water
snoodcollecte. In de tweede plaats kunnen
we zelf zoveel mogelijk sparen. Daarover
wil ik dan ook nog even wat zeggen. Op
de laatste kerkeraadsvergadering zijn we
overeengekomen om een apart fonds in
het leven te roepen, waaruit we het her
stel van onze kerk willen betalen: Fonds
„Kerkherstel"Dat is dus een nieuwe
naam, die U goed in het oor moet knopen.
Want nu moet dat fonds natuurlijk „ge
spekt" worden. We beginnen met een