ftmffoumUttlimi) J7xelaria Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland GOD, DE HELPER ZEEUWSE KERKBODE NEGENDE JAARGANG No. 4 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds J. H. van Halsema, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 24 JULI 1953 Abonnementsprijs: 2,75 per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. Maar de arme beschermt Hij tegen verdrukking Ps. 107: 41a. In dit Schriftwoord gaat ten volle het troostboek voor ons open. Want, hier wordt ons gezegd, zo stellig als het maar kan, wat wij aan God hebben. Een Helper voor de armen. Het zou te vér voeren, om na te gaan, welke bepaalde functie deze Psalm had in de eredienst van Israël. Laat ons alleen maar opvangen het ver rassende licht van Gods goedertierenheid, dat hier doorbreekt. Zonder dat wij een politiek Evangelie gaan schrijven over het themaGod en de verworpenen der aarde, is het zonder meer voor allen duidelijk, dat hier sprake is van Gods blik, speciaal gericht op de genen, die nood hebben. De armen. De nooddruftigen. Zij, die de bange ontdekking doen, dat het leven vastloopt, zonder dat zijzelf enig middel tot verweer hebben. Geen kans, om er uit te springen.... Troosteloos hun dagen, wijl de wolken zich meer samenpakken, en geen schuilplaats ontwaart hun oog. Het is niet gemakkelijk, een of andere historische gebeurtenis of omstandigheid hierbij naar voren te brengen, waar de dichter van uitgaat. Zelf zegt hij het niet. Dit hebben we meer in de Psalmbundel. Stellig hebben vele Psalmen hun ont staan te danken aan bepaalde gelegenhe den, waarbij het themaellende-verlossing in het leven werd doorgemaakt. Maar, het verhoogt de profetische waarde van zo'n lied, dat het zich niet zó bepaald aan een concreet gebeuren heeft vastgehecht. Zó kon het veel rijker het lied der gemeente worden, toe te passen bij elke voorkomen de gelegenheid. Ook bij Psalm 107 willen wij de zaak zo voorstellen. De dichter is vol van het wonder der Goddelijke ontferming, zodat hij zich niet ophoudt bij bepaalde voor vallen uit Israëls hstorie, maar zingt van God, de Helper der armen. Op dergelijke wijze zong Hanna haar lied voor God, toen de Here haar bede verhoord had en zij haar Samuël de Here mocht voorstellen in Zijn huis. Ook haar zang gewaagt er van, dat God de geringe uit het stof opheft en de arme verhoogt. Dit thema stelt de eredienst, waar de Psalmen een grote plaats innamen, voort durend aan de orde. Plet wordt Israël vóórgezongen, het wordt er ingehamerd, als het volk het uur van de ontmoeting met God doorleeftde Here is het, Die bevrijding brengt uit diepten van ellende. God heeft een wijk plaats, waar Hij de bestredene, de-in-het- leven-bijna-verslagene, veiligheid en rust verstrekt. Gods tussen-beide-komen geeft veran dering. En wel die verandering, waardoor het donker plaats maakt voor het licht, droefheid overgaat in blijdschap, onrust tot vrede wordt. Voor dit wonder moet de kerk oog hebben. Het zwakke en hulpbehoevende, dat geen kansen over heeft, geen uitzichten ontwaart, en daarom vréést voor wat er komen kandaaraan verricht God het wonder. Hij zet hen in de ruimte. Daar om wordt hun klaagzang een dankliedik was uitgeteerdmaar Hij heeft mij verlost. Ze hebben mij allen verlaten. maar de Heré heeft mij bijgestaan. Deze rijkdom draagt de Goddelijke openbaring het leven van de kerk binnen. Dat is het liturgisch motief voor de ere dienst van elke Zondag. Wij hebben dat nog veel te weinig be grepen. Wij zouden „anders" zijn in onze kerk gang, wanneer wij er dieper van door drongen waren, dat God hierop de nadruk legt. Als het Woord Gods voor ons open gaat, ontvangen wij deze goede tijding. Heerlijker nog dan in de dagen van het oude Israël. Want dit helpen Gods vond zijn vervulling in Jezus Christus, in Wie al de barmhartigheid over de armen is gekomen. In de levens- en lijdensgang, door uw Heiland volbracht, was het al ontferming over ellendigen. Daardoor heeft de Here Zich een volk vergaderd. Dat volk weidt Hij als Zijn kudde. Hoofd voor hoofd denkt Hij aan hen, en Hij heeft vjor ieder Zijn weg, Zijn vermaning of ver troosting, naar dat ieder behoeft. Hij buigt Zich neer tot allen, en tot elk afzonderlijk. En Hij brengt, wat ons verzoenen kan met elk pad, dat wij lopen moeten. God beschermt hen, die Hij roept. Op deze openbaring des Heren, die in de duidelijke en beeldrijke taal van het Evangelie, altijd weer tot ons komt, moe ten wij onze aandacht spannen. Deze boodschap moet de schaduwen wegvagen. Dreigt moedeloosheid één ogenblik u te overvallen, omdat het levenslot wel héél bitter uitvielals deze stem Gods, door prediking en lied, tot ons doordringt, dan zullen wij niet bezwijken. Plet is begrijpelijk, dat vanuit het leven de vraag zich aan ons opdringt: waar is de wijkplaats, waar wij 't gevaar ontko men? En, voorzover ge bladert in uw levensboek, en de herinneringen komen op, dan wéét ge van gevaren, die niet van buiten af bedreigden, maar die van binnen uit ons gebouw deden wankelen. Daarom moet de stem uit de hoogte weerklank vinden bij ons. God zégt het, dat Hij een helper is, voor de armen. Daarmee is ons niet gewaarborgd, dat wij niet door diepten heen moeten. Maar, deze hulp, hoe het dan ook ga, brengt ons veilig tot het einde. Als dit Evangelie ons pakt, dan is er reden, om van heel ons bestaan een litur gie te maken. Een eredienst voor God. Ploe méér wij ons hiermee bezig houden, des te beter gaat de samenkomst op de Zondag haar werking doen. Als wij thuis en in de arbeid, in héél onze samenleving, dankbaar leren uitgaan van die ontfer ming Gods, Die ons uit de ellende, dooi de verlossing, een toekomst gééft! Dan moet ons leven van elke dag laten zien, dat het ons om die toekomst te doen is. Dan denken we ook aan elkaar. Als God zó de armen beschermt, en wij zouden elkaar vergeten of voorbijgaan, dan hebben wij van die neerbuigende goedheid Gods nog héél weinig gezien. Dit is erger verwereldlijking dan het ge dragen zomerpakje, dat met de mode tracht mee te gaan. Want, dan zijn wij niet schijnende als lichten in de wereld. Vindt dan.rust, veiligheid, alles. in de schaduw van Gods vleugelen. Hij zal ze weer over ons uitbreiden, als PIij door het Evangelie tot ons komt. Dit is de overwinning in het hart, als wij ge lovig ons opheffen in de strijd van het leven, en zeggen Wees mij een rots, om in te wonen, Een schuilplaats, waar mijn hart, Steeds toevlucht vindt in smart. Uw hoog bevel zal blijkbaar tonen, Dat Gij, o grote Ontfermer, Mijn burg zijt en Beschermer. C. St. VERANTWOORDING Met hartelijke dank vermelden we, dat- de kerkeraad van Nieuwerkerk ons een bedrag van 50,toezond, als bijdrage in de kosten van de Kerkbode. Het is te waarderen, dat ook op deze manier de dank tot uiting komt voor wat we getracht hebben te doen met de Kerkbode als con tactorgaan voor onze verstrooide broe ders en zusters. Ook zond een zuster uit Krabbendijke ons een gulden en van de Zr. A. en J. de J. 3,waarvoor vriendelijk dank. Eveneens van een broeder uit Nieuwer kerk 5, Voorzover we de berichten kunnen na gaan, zal het nog wel een tijd duren," al thans voor een deel onzer provincie, eer er van terugkeer kan gesproken worden. We hopen, dat God onze geëvacueerde leden en hun gezinnen moge nabij zijn, om tot het einde toe te blijven vertrouwen. Dit zal soms wel heel moeilijk vallen. Wij blijven hen gedenken, en hopen voor de opbouw van het kerkelijk leven iets te mogen bijdragen. Nu ik toch met het evacuatie-probleem bezig ben, nog even een vriendelijk ver zoek. Van een enkele predikant uit het midden van het land kreeg ik de mede deling, dat hij door middel van de Zeeuw se Kerkbode te weten kwam, dat er en kele geëvacueerden binnen zijn rayon wa ren gekomen. Gelukkig, dat onze Kerk bode die adressen opneemt. Vooral, nu er hier en daar verhuizingen plaats vin den. Maardan hapert er toch iets. Waarom stapt men niet dadelijk naar een kerkeraad, om zich te melden? In de meeste gevallen zal dat wel ge beuren. Doch, er blijken uitzonderingen te zijn. Daarom zij het allen op het hart gebonden, om zich bekend te maken in de omgeving, waar u gaat verblijven, ten einde niet het risico te lopen, dat u later ten onrechtezoudt gaan klagen: ze zijn niet bij mij geweest. Een goed verstaander.C. St. Geen fantaster ij! Maar is dat fantaseren, met name ron dom bijbelse gegevens, niet gevaarlijk? Als ingewijde heeft Teixeira de Pas- coaes in zijn dichterlijk boek over de kerk vader Hieronymus gezegd„De verbeel ding is een vrouw, die ons in gewaagde avonturen verstrikt. Maagd en boeleer ster, doet zij ons gelijkelijk ontbranden voor God en Duivel en maakt geen onder scheid tussen een heilige en een bandiet". Zonder twijfel dreigt hier gevaar voor ontheiliging van het heilige, voor verleu- gening van waarheid en werkelijkheid. Is er niet nog pas 'n Amerikaanse „Ro man van Lucas" gepubliceerd, waarin Je zus' lichtverschijning aan Saulus, wordt omgezet tot 'n verblindende weerkaatsing van de avondzon op de koperen tempel daken van Damascus Dit is misbruik, 'n neerhalen, 'n ver wringen van de feiten, even onverant woord als de verouderde voorstelling van de Fransman Renan, die de opgestane Heiland „verklaart" uit de hysterie' der Magdaleense. Is het niet 'n besef van heilige kuis heid, die precies de Schriftgelovige zo af kerig maakt van dusgenaamde „levens van Jezus", ook al zijn ze niet beslist on schriftuurlijk, gelijk Hilligenlei van Gus- tav Frenssen of de Man van Nazareth van van Schendel Misbruik van welke gave Gods ook mag echter nimmer tot miskenning of ver dringing van die gave zelf leiden. Wat de Vader der lichten geeft is op zich zelf altijd goed. Omdat de vrouw, omdat het huwelijk wordt misbruikt, schaffen wij het huwe lijk niet af, noch prijzen wij, gelijk de Joodse Esseën 'n onnatuurlijk ascetisme aan. Omdat hier en daar de fantasie in fan- tasterij ontaardt, mogen wij die God ver wante gave niet verwerpen, maar eren en bezigen haar als één der verrukkelijkste geschenken van de Schepper. Door dit scheppend of herscheppend vermogen volgen wij van ver Hem, de enig Oorspronkelijke en vertonen ondanks onze diepe val Zijn gelijkenis. Al hetgeen wij thans weten van 't nog steeds uitdijend heelal en van die andere, steeds nog inkrimpende wereldhet atoom, danken wij evenzeer aan de voort stuwende verbeeldingskracht als aan de remmend rekenende wetenschapservaring. Daarmee is nog weer op ander terrein gewezen op het onmisbare van de fanta sie en tegelijk op de noodzaak van 'n brei del, die haar moet worden aangelegd. Zelfs de sterkste, pure fantasie komt nooit volstrekt los van alle werkelijkheid. De goden in de mythologieën, de prinses sen en de elfjes in de sprookjes mogen irreëel zijn, zij moeten ons herinneren aan de realiteit, zullen zij ons iets zeggen. Verbeelding die met werkelijkheid en waarheid niets meer van doen heeft, is waardeloze cocktail in de kunst, zoals dat surrealistisch schilderij„Götterdamme- rung", dat 'n geestig toeschouwer om doopte tot„Palet vóór de grote Schoon maak", of die „Zwitserse Waterval", waarvan schrijver dezes na lang turen niet anders maken kon dan„Dwarsdoor- snee van 'n Rode Kool" Doch indien ergens dan is fantasterij bij het Woord" der Waarheid heiligschen nis. De profane historische roman reeds eist grondige studie van 't verleden, van ge beurtenissen, zeden en gewoonten. En het is aan zulke dege studie, dat de schijn baar vluchtige Louis Couperus zijn grootst en blijvend werk als „De berg van licht" en zijn „Iskander" dankt, niet minder dan aan zijn hoogvarende fanta sie, die uit de verwarrende veelheid van feiten en feitjes, welke minder verheel- dingskrachtigen slechts bezwaren, iets ge heel nieuws, 'n geheel éigen Alexander de Grote creëerde, zoals in onze eigen verbeeldingsarme kring de veel te weinig erkende Seerp Anema uit bijbelse en pro fane gegevens 'n éigen Salomo met hoe veel goed getekende bijfiguren schiep, die ons zoveel beter dan menig knap theoloog 't vermocht, doet inleven in dat wonder lijk wijze en op 't eind verdwaasde hart van Israëls derde koning. Sterker nog dan de historische roman schrijver dient de prediker op de kansel zich te houden aan de historische en exe getische gegevens en daardoor onbe zwaard, 'n hoge vlucht te nemen. Hij moet zich op de hoogte stellen niet van één, maar van al die telkens wisse lende entourages, waarbinnen het mach tigst boek, de bijbel, hem leidtde tijd van Abraham, van Jozef, van Mozes, van de Richteren en van al die koningen tot aan Jezus, Paulus en hun weer zo geheel gewijzigd milieu. Zonder kennis van kei zercultus en antieke sterrenkunde moet geen dominee zich wagen aan de duistere Apocolyps. Ook de détails van omgangs vormen, eten, drinken, mogen niet ver waarloosd. En hoe dieper hij indringt in de tekst met zijn typische historische om geving, hoe dichter hij die vreemde we reld naar zich toehaalt en daarmee even redig aan de kracht van zijn verbeelding, voor zijn hoorders leven doet. Wie evenwel om actueel of modern te schijnen, bijvoorbeeld Mozes zijn broeder Aaron, de hogepriester, joviaal op zijn schouder laat slaan, die mist wel heel sterk het gevoel voor historie en verhoudingen. Plij leze eens na hoe Jakob zich zeven maal neerwerpt voor zijn broeder Ezau, ojm hem als koning te eren. Hij hale de primitieve herdersvorst Abraham, die zich voor de drie vreemdelingen neerbuigt en terwijl zij tafelen eerbiedig achter hen blijft staan, niet neer in onze stijlloze da gen van praten over stijl. Maar ja, wat zullen we in 'n tijd, waarin Goering met de handen in de zakken met de vorstin van Siam sprak en grasgroene candidaten emeriti tutoyeren Om oude beschavingen te verstaan moet men kennelijk behalve over boekenkennis ook zelf over innerlijke beschaving beschikken. En daar „doen we niet meer aan", zoals die hedendaagse jeugdprediker, die origineel dacht te zijn door Ruth, de Moabiatische 'n „moord- griet" te noemen. Wie weet bedient straks de dominee in overhemd en korte broek het Goddelijk Woord. Waaróm ook niet? Het gemak dient de mens, vooral als het warm is en nu we toch allemaal demo craten zijn Op zich zelf schuilt er iets goeds in het streven het verleden zo dicht mogelijk bij ons heden te brengen. Het echt-men selij ke ook in de oudste en schimmigste figuren te laten voelen. Wie „bijbelheili- gen" ver boven zijn gehoor doet zweven, bijv. de twijfel van de Doper niet aan durft, wekt valse bewondering, maar maakt navolging onmogelijk. Kinderen hebben aan zulke onnavolgbare „heiligen" niets. De Duitse schilder Fritz van Uhde is één der eersten geweest, die Jezus te kende in eigen Duitse tijd en land. Doch met hoeveel eerbied beeldt hij de Heiland zelf uit in zijn violette plooikleed, 'n zui geling op de schoot en echt-Duitse boe renkinderen, de. één zonder enige schroom Jezus 't kinderhandje reikend, de ander schuchter op 'n afstand, allen rondom

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1953 | | pagina 1