De weg des Beren JJxelaria Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland De zonde tegen de HEILIGE GEEST ZEEUWSE KERKBODE NEGENDE JAARGANG No. 3 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. RedacteurenDs D. J. Couvée, Ds J. H. van Halsema, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Medewerker: Ds H. Veldkamp, Veldweg C 260i, Telefoon 884, Hattem. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 17 JULI 1953 Abonnementsprijs: ƒ2,75 per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 10 cent per mm. II. De vorige week spraken wij er over, dat men op het willekeurig „saamverga- derde" niet te gauw de benaming van „de weg des Heren" moet toepassen. De eigengemaakte gemeenschap is wat anders dan de door God vergaderde gemeen schap. Deze laatste is een geloofsartikel van de kerk. Wij geloven de gemeenschap der heiligen. Deze gemeenschap vindt haar kracht in de gemeenschap met de Here Christus, en de gehoorzaamheid aan Hem beheerst de verhouding tot elkander. Die gemeenschap bestaat heus niet uit op elkaar afgestemden. Daar treft men juist een bonte schakering van de meest uiteenlopende karakters. Tragen en drif- tigen, praters en zwijgers, gemakkelijke en lastige typen. Petrus en Johannes lie pen ook nog al wat uiteen. Toch zegt Joh. 20, dat zij tegelijk gingen naar het ledige graf op de dag der Opstanding. Er was, bij alle onderscheid, dezelfde gezindheid. Beider leven was op de Here gerichtDat bond de discipelkring samen, en dat is, sinds de Pinksterdag, uitgegroeid tot die machtige beweging, welke de Schrift ons als „de kerk" doet verstaan. Er wordt vaak een parallel getrokken tussen die eerste periode na de Pinkster dag, en allerlei „beweging'. Men ziet dan het voornaamste over het hoofd. Door de kracht van de Geest is de „kerk-vergadering" begonnen! Aan het slot van Hand. 2 lezen we wat- karakteristiek is en blijft voor het leven van de kerk. Volharding bij de leer dei- apostelen. Dat wil zeggenhet ontwakend geloofsleven gebonden aan de prediking, en de verkondiging der heils feiten is daar bij centraal. Leest U maar verder in het boek Handelingen. De apostelen gaven met grote kracht getuigenis van de Op standing van Christus. Dat heeft Paulus ook gedaan, na zijn gang naar Damascus. Het uitroepen van Jezus Christus, en het roepen tot Jezus Christus, als getui gen, die zelf de rijkdom van Christus hebben ondergaan. Daarbij kwamde gemeenschap, de breking van het brood, en van de gebeden. Men kan er over verschillen, of bij deze „breking van het brood", alléén aan het Avondmaal moet gedacht worden, ófhet Avondmaal, verbonden met de liefde maaltijd, zoals de oude kerk die heeft ge kend. Mits men op het laatste maar niet het accent laat vallen. Want, dit „bijko mende" was niet het belangrijkste. 1 Cor. 11 leert ons, dat zich daarbij spoedig ver keerde toestanden voordeden. Het is uit het leven van de kerk verdwenen. En, men kan wel proberen, om dit met geforceerde pogingen weer na te doen, maar het is de vraag, of dit wel resultaat zal hebben. Het eerste, de Sacramentsbediening, is gebleven. EnGod heeft er voor gezorgd, dat in .de loop der geschiedenis, toen het Sac rament weer altaardienst geworden was, door herleving van de kerk en opening- van het Woord, de dienst van de tafel des Heren weer naar voren kwam, gelijk Christus heeft gewild en ingesteld. Uit heel het boek Handelingen ziet u niets anders dan het naar voren komen van de kerk des Heren. Daarom worden op de Zendingsreizen zo spoedig de oud sten verkozen, opdat de ambtelijke leiding de gemeente zal bewaren bij het herders opzicht van Jezus Christus. Er is geen andere uitleg mogelijk. De weg des Heren, waarlangs Hij Zijn volk wilde vergaderen, is de weg der kerk, vrucht van de Openbaring van de Heilige Geest. Was het niet véél mooier en rijker in die periode van het eerste ontwaken, dan tegenwoordig Die vraag komt nog al vaak naar voren. Ik geloof, dat men op zo'n lange afstand zich onbewust gauw schuldig maakt aan idealiseren. Wat we uit Plandelingen we ten, maakt ons voorzichtig. Zeker kan de „gebruiksgemeenschap", waarvan Hand. 4 spreekt, beter maatstaf zijn bij het vaststellen van onze gaven en vrijwillige bijdragen, dan elke richtlijn, poit door een kerkeraad ontworpen. Waarbij de collecte, later voor Jeruzalem gehouden, niet over 't hoofd gezien moet worden. Mogelijk is men daar toch, door het enthousaisme in 't begin, boven de draagkracht gegaan. Plet „tuchtgeval" in Hand. 5, het con flict Paulus en Barnabas, en de voort durende wrijving tussen Christenen uit de Joden en de heidenen, zeggen ons toch wel, dat de gemeenschap toen zo goed als nu, een gemeenschap was, waarin gebre ken en zonden voorkwamen. Daarom ovedrijve men niet, door het verleden té mooi te kleuren, en in ver gelijking daarmee het heden als te arm voor te stellen. Men hebbe oog voor het- wonder van de kerk, die staat en blijven zal, in de worsteling der tijden. Als u daarnaast stelt, welke bewegingen rondom de kerk zijn opgekomen énweer verdwenen, dan leert het ons zijdelings, dat wij in de weg der kerk het grote werk Gods hebben te belijden. Als ieder zich maar schuldig weet, zijn gaven ten nutte èn ter zaligheid der an dere lidmaten gewillig en met vreugde aan te wenden. Dringt het hart u tot gebedsgemeen schap elke Zondag roept God tot het volharden in de gebeden, tot de voorbede, met elkander. Wilt U het goede voor uw naasteelke Zondag is er de dienst der offeranden, om daadwerkelijk uw liefde tot Christus en tot elkander te to nen. Daar wil God in de eerste plaats aangebeden zijn, waar Hij Zijn naam aan Zijn volk bekend maakt. En, daar onder richt God ons, hoe wij met het Evangelie tot zegen moeten zijn in de wereld. Daar in is niet de willekeur of persoonlijke voorkeur, maar de roeping Gods, die ons bindt voor ons hele leven. Enzoudt u zo graag meer „de te kenen" van .het leven zien, als in de eerste tijd, in Zijn gemeente-vergadering gééft God elke Zondag hét teken van de Op standing en de overwinning! Ploe meer dit in het geloof wordt opgemerkt, des te sterker zal de kracht van de Opstanding zich in de gemeente openbaren. Juist dit beleven van het Woord Gods, zal de gezondmakende werking van het Woord doen uitkomen. Misschien hebt u in de wijk, waar u woont, een zieke over 't hoofd gezienga daar dan in de stilte eens naar toeBreng daar uw hart, uw gebed, en wat u verder te brengen hebt. In dit mooie werk in de stilte wordt God verheerlijkt, en anderen vertroost. Het buitengewone ligt hierin, dat wij in het gewone opmerken de kracht Gods, die ons verleend is. Daarom kan zonder het opzienbarende naar buiten, en het op zettelijk georganiseerde, juist het leven van de kerk zo warm en zo heerlijk zijn. Als wij maar niet verzuimen, wat het eerst voor de hand ligt, en waar God ons door Zijn Woord op wijst. Elke kerkdienst wordt door engelen bijgewoond. Zij willen daar van de ge meente leren, hoe heerlijk het wonder is van de verzoening in Christus. Daarom óók is het goed, aldaar te zijn, waar God Zijn volk bijeenbrengt. Waar alles gere geld wordt door het bevel van de Here. Bouwt deze kerk des Heren, opdat het leven van de kerk naar buiten Zijn heer lijkheid zal vertonen. Zolang dit niet al ler lust is, blijft er stof tot klagen. Nooit zal enig middel baten tot geestelijke ge zondmaking, als verwaarloosd wordt, wat- de Here ons opzettelijk heeft bevolen. Dat moet ook nu ons duidelijk voor ogen staan. De jeugd heeft er recht op, bij de ouderen dit bezielde leven in de Here te constateren. Dan zal een beroep op de eis van het Verbond beter weer klank vinden. Dan zal zij, oud geworden, niet dwalen, wanneer zij de weg der kerk heeft leren kennen als de weg, waarvan God zegtwandelt daarin. Hoever dit „wandelen op Gods weg" bij ons zó is, dat wij hierover spreken dur ven voor het aangezicht des Heren, blijft de persoonlijke verantwoordelijkheid. C. St. Bijbel en verbeelding. Zou het mogelijk zijn 'n bladzijde te lezen en te genieten, zonder verbeeldings kracht Neem Gods eigen Woord. Hoe inspireert het van de eerste tot de laatste volzin tot steeds wisselende, tot steeds grootser verbeelding. In den beginne schiep God de hemelen en de aarde. Zó is het dus geweest. Zo onthult het Gods betrouwbaar woord. Maar dat woord wekt eensklaps in ons 'n God verwant vermogen en naar de om vang, naar de kracht of beperktheid van die scheppende gave, hóór en zie ik het gebeurendat gebieden tot het niet en dat plots naar alle zijden uitvloeien van het jonge licht uit het diepste duister; dat spannend rijzen van al ijler hemelsblauw en daaronder die nog armelijke aarde, vra gend in haar woest- en ledigheid. Maar bij 't verheffen van Gods stem vangt het aan te kiemen en te leven! Rond die aarde wentelen weldra zon en maan en sterren en eindelijk rijst op Gods rijkste ademing de koningsmens in 'n van Gods voeten ruisend paradijs. Is het nu werkelijk zó toegegaan? God schiep éénmaal de wereld. Doch hoeveel malen hierschiep 'n ver teller dat worden voor oor en oog van gretig toeluisterende kinderen en herschie pen het die kinderen op hun beurt, ieder weer naar eigen kunnen in eigen stil ver wonderde geest. Dat allereerste woord: In den beginne schiep God de hemelen en de aarde, wekt zoveel beelden als er grote en kleine kin deren van hoorden, altemaal beeldenaars van God. Niet anders gaat het bij de taal van Johannes' Openbaring. Ontzaglijke panorama's, gruwelijke ca taclysmen, 'n grootste inkijk in de heme len roepen de woorden van de apostel voor ons op, bij ieder lezer anders weer, bij de één verheven, bij de ander kinderlij ker, bij 'n derde duidelijk gesteund door de geniale fantasie van 'n bepaald kunste naar Albrecht Dürer, Gustave Doré of wellicht 'n zeer moderne, die het arma geddon van de eintijd schilderde naar de zoveel feller kleuren en gigantischer ma ten van onze laatste volkerenstrijd. Maar altijd weer blijkt de lectuur juist van het heilig Woord onmogelijk, onbe grijpelijk, onvruchtbaar zonder die godde lijke vonk in ieder mens: de fantasie. Naast het koele denken in begrippen, dat niet ieder werkelijk eigen wordt, het warme denken in beelden, dat allen van af de kindse jaren tot op hoogste ouderdom eigen blijft. „Jongelingen zullen gezichten zien en ouden zullen dromen dromen", juist door de heilige Geest. Ja, wat zouden vooral de kinderen in de kerk zonder fantasie? Hoevelen op de kansel verhinderen die kleinen vroeg tot Jezus te komen door eenzijdige begripsprediking. Ofschoon Jezus hun ontelbaar malen het exempel stelt en bijvoorbeeld zich de goede Herder noemt, die zijn leven voor zijn schapen stelt, ontzien sommige van deze onverstandige verstandsmensen zich niet om zelfs zulk 'n ieder, jong en oud direct aansprekend beeld in de kiem te doden door het begripsmatige, tot verve lens toe herhaalde woord „verbond" en blazen zich nog op tegenover hen die zich aan het levende Woord houden, door te pretenderen dat zij aldus naar de diepte van het Woord afdalen Ach, verwaande dominee, laat het Woord van Jezus toch staan! Houd vooral gij, die al te luidruchtig roepthet Woordhet Woordniets dan het Woord, houd vooral gij u eens aan 'n van morgendauw frisse tekst! Spreek leerstellig uit 'n leerstellige brief en zelfs dan is het u geraden aan de kin deren, ook aan de grijze kinderen te den ken en door ongezochte gelijkenissen het moeilijkste te verduidelijken, zoals Kuy- per dat deed ook in zijn Catechismusver klaring. Het is niet Christelijker of gees telijker slechts in abstracties te preken. Het is veeleer Grieks, heidens, Hegels, beeldendienst, waarbij de blijdschap van de boodschap sterft. Het is 'n totaal an dere geest dan die de jongelingen gezich ten doet zien en de ouden in de kerk dro men dromen. Wat zouden al die dominees op Kerst feest of op Pasen, indien' zij niet door het Woord zelf aangegrepen, zich op vleu gelen der verbeelding verhieven tot tel kens weer andere uitbeelding van die Kerstnacht, schoner dan de dagen of van die Paasochtend, lichter dan toen het licht voor 't allereerst werdIk moet de ver loren zoon zien bij de trog, afgunstig op de zwijnen, de vader spiedend nog naar de lege verte om al de blijdschap van de vader en al de boosheid van de oudste broeder straks te verstaan, die alle „be grip" te boven gaan. Juist de apostel, die het diepst de vreemde vrijspraak van ver doemden heeft omschreven als rechtvaar diging zonder de werken der wet, schil dert naar eigen getuigenis Jezus Christus als gekruisigde en verrezene Jood en hei den voor ogen. En wie gelijk hij heeft de liefde uitgebeeld als edelvrouw, die al les bedekt, alles gelooft, alles hoopt, alles verdraagt en als edelste zelfs boven ge loof en hoop, boven profetie of kennis, nimmermeer vergaat? Het blijft er bijgeen bijbel en geen evangelieprediking zonder de stoute vlucht der geheiligde verbeelding. D. J. C. i. Het is niet op eigen initiatief, maar op dringend verzoek van een onzer lezers, dat wij over dit uiterst tere en moeilijke on derwerp iets gaan zeggen. En wij hebben zo het gevoel, dat waarlijk niet alleen de vrager voor dit probleem geïnteresseerd zal zijn, omdat in de eerste plaats het ge tal van hen wel zeer klein zal zijn, die zeggen: o, daar wéét ik reeds alles van; terwijl in de tweede plaats velen uwer stellig wel zullen weten, hoeveel waarlijk vrome en godvruchtige zielen hebben ge worsteld (of nog worstelen) met de ang stige vraagzou ik de onvergeeflijke zon de tegen de H. Geest niet bedreven heb ben. Dit twijfelmoedig vragen en tobben is bij sommigen zó tot een obsessie ge worden, dat ze in een zenuwinrichting te recht gekomen zijn. In verschillende psy chiatrische inrichtingen heb ik vele patiën ten ontmoet, die met deze Kaïnsgedachten rondlopen: mijn zonde is groter dan dat ze vergeven wordenik ben het die tegen de H. Geest gezondigd heb. En om dat vrijwel met zekerheid gezegd kan wor den, dat zij die zichzelf van dit onver geeflijk kwaad beschuldigen, de ware schuldigen juist niet zijn, zodat door ve len de weg tot bevrijding en geloofsblijd- schap geheel onnodig wordt geblokkeerd, kan het dienstig zijn, dat op deze zonde tegen de Heilige Geest in ons blad eens wat breder wordt ingegaan. Het zal dan in de eerste plaats nodig zijn, na te gaan, waar en op welke wijze de Schrift Zelf spreekt over deze enige zonde, waarvoor geen vergeving mogelijk is, en waarvoor trouwens door de bedrij ven er van ook geen vergeving wordt ge vraagd of verlangd.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1953 | | pagina 1