Met hart en mond
UIT DE „GETROFFEN KERKEN"
Gereformeerde vroomheid
schrikt kunnen worden door telkens af te
splitsen.
Hoe doods misschien, als 'n stilstaand
water, zou heel de kerk zijn, indien alle
beroeringen waren uitgeblevenOok de
Ned. Herv. kerk is er actiever op gewor
den, gelijk zelfs de Roomse door de Re
formatie gedwongen, zich allengs toch ze
ker ook uit haar diep zedelijk verval heeft
opgericht.
Zo min als iemand Jozefs verkoop als
slaaf door zijn broeders loven kan, kan
men de droeve scheuringen prijzen. Maar
gelijk God wat die broeders ten kwade
hadden bedacht, ten goede heeft geleid
en daardoor 'n heel volk behouden, zo
lijkt het mij, dat althans in Axel Gods
zegen reeds zichtbaar is geworden. Men
sen, die nooit meer of nog nooit 'n Pro
testantse dienst bezochten, komen nu. En
er is ook andere vrucht. De ongedeelde
R.K. kerk heeft nog steeds slechts één
priester. De helaas verdeelde Protestanten
worden in plaats van door één, thans door
vier predikanten en één hulpprediker be
arbeid, welke laatste ook misschien slechts
geroepen werd uit reactie op de actie van
andere groepen.
Die „eerste" steen, als zinnebeeld van
de énige grondslag Jezus Christus, werd
gelegd niet zozeer tegenover, als wel naast
andere Christelijke kerken, in de hoop op
'n heilige wedijver om elk voor zich te
bouwen op het eens voor al gelegde fun
dament. Doch, ieder zie toe, hóé en wat
hij daarop bouwt.
Geve God dat straks ons ruime kerk
gebouw nog weer anderen moge lokken tot
het horen naar de blijde boodschap!
D. J. C.
(Slot)
Bij alles wat ik over gereformeerde
vroomheid gezegd heb, ben ik mij voort
durend volkomen bewust geweest, dat de
practische beleving hiervan niet eenvoudig
is.
Als wij over „vroomheid" spreken, zijn
we nogal gauw geneigd de „vrome vade
ren" er bij te halen. Of die vaderen in
derdaad zo vroom geweest zijn, als wy
ons dat in onze gedachten voorstellen,
wéét ik nog niet zo precies.
In elk geval voel ik er niet veel voor,
die vaderen aanstonds tot voorbeeld te
stellen, en daarbij dan tevens een klaag
zang aan te heffen over het tegenwoordig
geslacht en „de jeugd van tegenwoordig".
Veeleer ben ik geneigd, aan de „jeugd
van tegenwoordig" eerlijk en ronduit te
vertellen, dat zij het in veel opzichten veel
moeilijker hebben, dan „onze vaderen"
het ooit gehad hebben.
Wij hebben de wind tegen.
Plet klinkt haast belachelijk, om in deze
tijd van woningnood en woningproblemen,
nog te spreken (om iets te noemen) van
een „binnenkamer". De meeste jongelui
zijn allang blij, als ze een behoorlijke
woonkamer plus slaapkamer en keuken
hebben.
Het klinkt eveneens belachelijk, 0111 in
deze tijd, waarin iedereen gloeiende haast
heeft, en zelfs een stilte van 2 minuten bij
een dodenherdenking ons nog te lang
duurt, aan te dringen op een „stille tijd"
en bezinning.
Er zijn allerlei factoren die de vroom-
heidspractijk zeer beslist tegenwerken.
Als daar zijn je moet nu eenmaal mee
doen aan de wedloop voor het diploma.
Zonder het diploma blijf je nu eenmaal
in het achterste gelid.
Door middel van radio, telex enzovoort
is de wereld veel kleiner geworden. Vroe
ger gebeurden tal van dingen heel ver
weg, maar nu is alles vlak bij ons geko
men, en of wij willen of niet, wij moeten
onze aandacht er aan geven, en wij wor
den in beslag genomen door allerlei we
reldgebeurtenissen, waar onze vaderen
eenvoudig niet van wisten. Driekwart van
wat er gebeurde in de wereld ging hen
eenvoudig voorbij, en daarom konden zij
hun tijd besteden aan het schrijven en le
zen van dikke boeken, en konden zij lange
preken ook nog wel waarderen. Nu komt
alles uit elk werelddeel eenvoudig onaan
gediend in onze huiskamer.
Dit wat het heden betreft.
En de toekomst die is zo onzeker en
zó verward, dat velen zich afvragenwaar
leven we eigenlijk voor
Wij leven in een wereld, waarin mate
rialisme en egoïsme om de voorrang strij
den, en wij worden hierdoor zonder dat
wij het merken, geïnfecteerd.
Tenslotte is de vroomheidsbeleving zo
hachelijk geworden, omdat we zo weinig-
vroomheid om ons heen zien. Zelfs in
onze eigen beschermende omgeving in ons
ouderlijk huis wordt ze ons nauwelijks
voorgeleefd. We sturen overal zendelin
gen heen, maar vergeten zendeling te zijn
in eigen huis.
Daar kun je een nachtmerrie van krij
gen.
U weet hoe dat gaat in zo'n benauwde
droom. Je moet tegen een harde wind
opstormen, en er zit iemand achter je aan,
en je komt geen stap vooruit, totdat je
met een schok wakker wordt.
We zitten in een put, waar we niet uit
kunnen komen.
De literatuur, die. je onder ogen krijgt,
stelt het abnormale als normaal voor, en
de film verplaatst je in een leugenwereld.
De tijd van en voor de enkeling schijnt
voorbij en we worden meegesleurd in de
massaliteitde onpersoonlijkheid van de
60.000 bij elkaar in het stadion.
Dit is de „krankzinnige wereld" waarin
we leven, en waarin we leven móéten.
Daar kunnen we niet uitgaan.
En toch moet het kunnen.
God roept tot geen enkele taak, waar
van wij verklaren moetendit is niet mo
gelijk.
Het enige redmiddel zie ik in wat ik
tenslotte noemen wil als de aroma der
gereformeerde vroomheidhet leven uit
de verwachting.
We krijgen pas weer de passie, het
idealisme, als wij ernst maken met en le
ven uit de toekomst van onze Here Jezus
Christus.
Dan zijn we niet langer zonder uitzicht.
Het moet eindelijk eens uit zijn met de
leugen, dat alleen socialisme, communisme
e.d. idealen hebben.
Het is precies omgekeerd.
Het enige Rijk dat toekomst heeft, is
het Rijk Gods, en daar horen wij nu pre
cies bij. H. V.
Er zijn mensen ze komen in alle
kerken voor die kippenvel krijgen wan
neer zij het woord „dogma" horen. Ze
brengen dat onmiddellijk in verband met
„dogmatiek"een „leerstellig systeem"
van theologische begrippen.
De mensen van onze tijd houden in het
algemeen niet van „systemen". Dat is hun
veel te gedegen, te weinig soepel en vlot
tend.
De mens van deze tijd wil zich niet
„vastleggen" op een serie „waarheden",
die hij onvoorwaardelijk zou moeten aan
vaarden. Hij wil „vrij" zijn, ook in zijn
godsdienstige opvattingen. Hij wil zich
niet van tevoren aan een bepaalde gedach-
tengang binden. Hij wil zijn „eigen weg"
zoeken en vinden.
Daaromgeen dogmatiek, geen leerstel
lig systeem van gedachten, zij het dan dat
die gedachten aan de Openbaring zijn ont
leend.
Men ziet dat „leerstellige" als een
dwangbuis
Neen, van die „dorre" dogmatiek houdt
men niet.
En zéker niet op de preekstoel.
„Een „dogmatische" preek is bij voor
baat veroordeeld.
Dat is een preek mét een baard! Eén
uit de dagen van Olim.
Daar kun je niet naar luisteren.
Zo taai als leer!
Na deze ontboezemingen keren we te
rug tot de werkelijkheid.
Zo nu en dan moet men zijn hart eens
kunnen luchten.
Maar dan moeten we toch weer nuch
ter worden.
Welnu, de werkelijkheid is deze: dog
ma en dogmatiek zijn twee!
Die moet U zonder meer niet door el
kaar halen.
Dogmatiek is wetenschap.
En een interessante wetenschap.
Dór?
Absoluut niet!
De dogmatiek is als een fonkelende
diamant.
Daar zitten zoveel facetten aan
Daar zitten zoveel mogelijkheden in
Daar raak je nooit aan uitgekeken.
Daar kom je nooit in uitgestudeerd.
Maar dogmatiek blijft wetenschap
thuishorend aan Universiteit en Hoge
school. Iets waar professoren, studenten
en dominees op hun studeerkamer zich
mee bezig houden. En hier-en-daar een
amateur, die er de smaak van te pakken
heeft gekregen en zijn „Uren met Ba-
vinck" of zijn „Uren met Berkouwer"
heeft.
Het zou dwaas zijn de eis te stellen, dat
elk kerklid zich voor de dogmatiek zou
moeten interesseren. Wat zou de mensheid
eenzijdig worden.
Nederland heeft op dit punt toch al een
eigenaardige reputatie.
Tien Nederlanders tien theologen
met elk een eigen kijk en elk een eigen
kerk
Neen, laat de dogmatiek maar waar zij
hoort.
In de studeerkamers der theologen.
En inderdaad niét op de kansel
Maar met het dogma staat het anders.
Het dogma is geen wetenschap, maar
in het dogma belijdt de kerk haar gelóóf.
En elk levend lid zingt in dat koor mee.
Van de dogmatiek kunt U zeggen„Dat
is mijn zaak niet; ik bèn geen theoloog".
Maar van het dogma kunt U dat nooit
zeggen.
U bent immers lid van de kérk
Lévend lid toch?
Nu, dan is het dogma der kerk Uzv
zaak.
Met het hart gelooft men tot gerechtig
heid en met de mond belijdt men tot be
houdenis.
Geloven en belijden kunnen we niét
scheiden.
Hart en mond behoren bijeen.
Een zwijgend geloof laat zich niet den
ken
Het is onmogelijk, dat Gods genade ons
wezenlijk raakt, terwijl onze kaken op
elkaar geklemd blijven.
Dat is daarom onmogelijk, omdat Gods
liefde in Christus zó wonderbaarlijk is,
dat het niet anders kan of wij moeten aan
onze dankbare verwondering „lucht" ge
ven en dus daar het één en ander van
stamelen, tot verheerlijking van Gód.
Uit de mond van kinderen en zuigelin
gen bereidt God zich lof.
En uit de mond van volwassenen, die
de grote van Gods genade ervaren aan
de maat van hun volwassen zonden.
Naarmate onze zonden groter worden,
hebben we een steeds grotere maat van
Gods genade nodig. We groeien er tel
kens weer uit.
En steeds maar weer staat God met een
grotere maat van Zijn vergevende liefde
voor ons klaar. Om onze zonden te be-
dèkken.
Dat beschaamt en verbaast ons.
Waar de zonde „meerder" werd, bleek
de genade „meer dan overvloedig".
Zoveel vergeving van God te ontvangen
zonder daarvoor Uw hemelse Vader te
danken en te loven houdt U dat voor
mogelijk?
De genade van God legt ons het loflied
op de lippen.
Dat doet zij zélf.
Gód bereidt zich lof.
Ook uit de mond der stervenden, die
zich alles uit handen zien glijden hun
eigen roem en glorie ontglippen hen
maar met klimmende verbazing verdiepen
ze zich met hun laatste geestkracht in „de
enige troost in leven en sterven: dat ik
met lichaam en ziel, beide in leven en
sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen
Zaligmakers Jezus Christus eigen ben".
Dat is het dogma der kerk: het loflied
op de genade van God
En elk levend lid van Christus' kerk zal
dit loflied leren meezingen.
Daarmee staat of valt zijn „zaligheid".
Ik zal mijn stem met aller lofzang
paren,
En overal Uw grootheid openbaren
Geloven met het hart is niet genoeg.
Althans niet voor de volwassen gelovi
ge, bij wie het leven tot ontplooiing komen
mocht.
Daar zijn ook bloemen, die God plukt
terwijl zij nog „in-knop" zijn.
Dan is het heerlijk te weten, dat God
de Heilige Géést ook in kinderharten het
gelóóf werkt.
En dan ligt het in het mysterie van
Gods welbehagen, dat dat geloof hier op
aarde aan „belijden" niet kon toekomen.
Ook het nog „ineen-gevouwen" geloof
der vroegstervende kinderen is „tot ge
rechtigheid" en een garantie van hun
eeuwig leven.
Maar wanneer het leven zich ontplooit,
mag het geloof niet „ineen-gevouwen"
blijven. Dan gaat de bloemknop open.
Dan moet de kleurenpracht stralen en
de geuren moeten uitstromen.
De heerlijkheid van Gods genadewerk
aan zondaren moet publiek worden.
Daar moet men iets van zien en hóren.
Vandaar dat ik zeg: geloven met het
hart is niet genoeg.
Daar hoort bijbelijden met de mond.
De schatten van Uw geloof moeten uit
gestald worden in de wéreld.
Tot verheerlijking van Gód
Dit is iets, dat door velen vaak verge
ten of veronachtzaamd wordt.
Dat het dogma in de grond der zaak
doxologie wil zijn.
Doxologie betekent: lofprijzing van
God.
Daar zit een stuk eredienst in.
Dat is eredienst.
Dat de kerk haar gelóóf uitzingt.
En dat ik, als kerklid, mijn ziel daarin
leg.
Want zó moet het.
Als ik meedoe, dan moet ik van harte
meedoen.
Maar als het van harte kan, dan moet
het ook gebéuren
Dan uit volle borst
Want Gód moet verheerlijkt worden.
Dat is het grote doel
Daartoe belijden wij ons geloof.
E11 uit dat belijden ontstaat de „be-
Aan de gemeenteleden van
KRUININGEN.
Maandagmiddag 29 Juni hadden we als
kerkeraad een eigenaardige bijeenkomst
te Kruiningen met de Rampschade-com-
missie uit Den Haag op de zolder van de
firma Quaak. Deze commissie is speciaal
belast met de schade op kerkelijk gebied.
Ditmaal gold het de im-materiële scha
de, d.w.z. lopende schulden en andere
kerkelijke verplichtingen (zending, emeri-
taatsgeld, enz.)
De bijeenkomst zou plaats vinden tij
dens hoog water, maar daar de commis
sieleden 2 uur te laat arriveerden, had het
water Kruiningen weer in bezit genomen
lijdenis" het dogma.
Niet in een starre eenheid, maar in een
rijke verscheidenheid.
Een machtige compositie der eeuwen,
gecomponeerd onder de leiding van de
Auteur van de Heilige Schrift, n.l. de
Heilige Geest, die het geloof in onze har
ten werkt en de kerk in alle waarheid leidt.
Deze schatten der kerk zijn Uzv schat
ten. Haar rijkdom Uw rijkdom!
Maar een rijkdom, die niet renteloos
mag blijven.
Een kerk, die „rijk" is in haar belijde
nd, maar het belijden aan anderen over
laat, is „arm"ook met de oudste brieven
en meest-orthodoxe documenten.
Waar de belijdenis ónze glorie wordt,
inplaats van Góds glorie te dienen, daar
heeft de deformatie het geestelijk ver
val het kerkelijk leven tot een dorre
stoppel gemaakt.
We moeten het weer leren uitroepen:
Want Uwe is het Koninkrijk! Uwe is
de kracht! Uwe is de heerlijkheid in dei-
eeuwigheid
Die lofverheffing moet het thema zijn,
dat in tal van variaties in het dogma der
kerk wordt gehoord.
Niet slechts in het „zwijgende" dogma
der oude documenten en vergeelde „his-
torieblaan".
Maar ook in het „sprekende" dogma,
in de jubelzang, in de vertolking en ver
klanking van de enige troost, waarin het
soli-deo-gloria opklinkt tegen de wanden
der historie, waarbinnen God óns leven
besloten heeft.
>,Wij geloven allen met het hart en be
lijden met de mond.
Zó vangt de „ware christelijke-belijde
nis" der 37 artikelen aan.
Bij die „allen" zijt gij toch ook?
Ik zal, o Heer, Uw wonderdaan,
Uw roem den volken doen verstaan;
Want Uwe goedertierenheid
Is tot de heem'len uitgebreid;
Uw waarheid heeft noch paal noch perk,
Maar streeft tot aan het hoogste zwerk.
Verhef U boven 's hemels kringen,
En leer al d' aard Uw grootheid zingen!
A. V.
en konden ze niet anders bij Quaak bin
nen komen dan op de schouders van po
litie van Schelven. Zodoende hebben we
ook weer 't hoge tij meegemaakt in Krui
ningen, waarbij het water de hele markt
overspoelde en ook enkele decimeters
hoog in de winkel van Quaak kwam.
Daar niet alle kerkeraadsleden lieslaar
zen aan hadden, moesten ook zij bij ver
trek op de schouders in de boot gedragen
worden.
Te midden van het komische, dat onze
lachlust opwekte, was het tevens een ont
roerende aanblik heel het dorp en omge
ving overspoeld te zien door het hoge
water en de boottocht naar de Zanddijk
wekt allerlei herinneringen.