Een nieuwe eend in de bijt UIT DE „GETROFFEN KERKEN" constateren, en we dienen hier wel heel erg op onze hoede te zijn. De „wereld" voelt deze dingen namelijk heel scherp aan, en zij vindt er aanleiding in, de kerk te beschimpen, en Christus te bespotten. Wij kunnen wel zeggen: het is erg slecht, dat de „wereld" dat doet, maar ja, we hebben er zelf aanleiding toe gegeven. Door deze tweespalt tussen belijden en beleven doen we dus niet alleen onszelf kwaad, maar we stoten ook de zielen der onkerkelijken of buitenkerkelijken af, en zijn al maar bezig, Christus voor de voe ten te lopen. We breken er dus ook de kerk mee af, en de spreuk blijkt altijd weer waarachtig, dat de hevigste kerkver- woesters de kerkbewoners- zelf zijn. Het gebeurt wel eens, dat iemand die zelf niet tot de kerk behoort, toch respect heeft voor een kerkelijk en vroom mens. Hij zegt danik deel zijn overtuiging wel niet, maar ik heb toch respect voor hem, want deze man belééft z'n geloof. Dat zoiets wel gezegd wordt, is feite lijk een zeer ernstige aanklacht tegen ons. Want er blijkt uit, dat zulke kerkleden, die hun geloof ook beleven, eigenlijk hoge uitzonderingen zijn. Het is een witte raaf. Een abnormaal geval. Daar moet u toch eens naar gaan kijken, daar heb je nota- bene iemand die z'n geloof ook beleeft, en er ernst mee maakt in het dagelijks leven. We zijn dus blijkbaar zó ver gekomen, dat wat regel moest zijn, hoge uitzonde ring geworden is, en dat wat normaal moest wezen, een bezienswaardigheid. Hiermee hangt direct samen een tweede eigenschap van de gereformeerde vroom heid, die ik zou willen noemen: vroom heid met de handen. De waarachtige vroomheid zetelt na tuurlijk in het hart, maar ze moet uitko men in je handen. Evenals de bloedsom loop wel door het hart geregeld wordt, maar zó dat het bloed door heel het li chaam circuleert, tot in de uiterste vinger toppen. Van die „vroomheid met de handen" noem ik zo meteen een paar voorbeelden. Ik wil eerst nog even herinneren aan het bekende woord van Johannes: die uit God geboren is, kan niet zondigen. Daar kijk je even van op, want je weet dat alle kinderen Gods, ook de allervroom- Niet zonder schroom oot ;i<- tot het schrijven van mijn eerste artikel vooi dc Zeeuwse Kerkbode. Een nieuwe eend in de bijt der redactie. Nog wat onwennig zwemt hij rond. Maar hij zal wel wennen, zullen wij maar hopen. Eén ding is gelukkigH. V. wordt door een ander vervangen. Dit is niet als een dubbelzinnigheid be doeld, alsof we blij zouden moeten zijn, dat Ds Veldkamp vervangen wordt. Integendeel, we hadden hem graag wil len houden. Juist met het oog op de Zeeuwse Kerk bode. Maar dat hij door een ander, en niet door ondergetekende, vervangen wordt, is voor de laatste een troost. Dr Stam zal als Hoofdredacteur optre den. Hij gaat om zo te zeggen „eerste- viool" spelen. De andere redacteuren treden op als or kest. Hoewel niet als amusementsorkest. Of tóch? Dat is iets waar Uw Kerkbode-scribeiU over nadenkt. Ja, die nieuwe eend in de bijt denkt na. Hij wil niet zonder meer een „eend" zijn, Maar hij denkt na. Over de Kerkbode. Wat is een Kerkbode? En welke eisen moeten daaraan worden gesteld? Dat k een vraagstuk apart. Een Kerkbode brengt geen journalis tiek in de gewone zin van het woord. Een Kerkbode heeft iets met de kérk t» maken. Daarom is eeti Kerkbode iets anders dan een dagblad een damesblad, iets anders dan een vakblad voor moeders, voor onderwijzers, of voor loodgieters en gasfitters. Een Kerkbode is een blad van en, in elk geval, vóór de kérk. En daarin hebben wij met mannen èn vrouwen, met jongens èn meisjes, met onderwijzers èn gasfitters te maken. sten, niet alleen wél kunnen zondigen, maar het ook metterdaad dagelijks doen. Wat Johannes bedoelt, wordt door een eenvoudig voorbeeld duidelijk. Een moeder kan natuurlijk haar eigen kind worgen. Daar is zij sterk genoeg voor. Wat kan zo'n onnozel wurm van een kind tegen de sterke handen van een volwassene. Dat kan dus. Een moeder kan haar kind wurgen met de handen, maar je kunt met evenveel recht zeggen: een moeder kan dat niet doen. Haar moederhart kan daar niet toe komen. Wat haar hand zou kunnen, dat verbiedt haar hart. En daarom doet zij het ook niet, als zij waarlijk moeder is. Zo verbiedt het gelovig hart telkens weer de handen. Dat die handen zich niet uitstrekken naar onrecht. En zo wordt de mens die vroom is met 't hart, ook langzamerhand met de handen vroom. Dit is dus die vroomheid, die niet bij bepaalde plechtige gelegenheden in de houding springt, maar die het hele leven doortrekt, zodat een gelovig mens even „vroom" z'n boeken bij houdt, en naai de markt gaat als naar de kerk. Het moet na de ramp ergens in Zee land gebeurd zijn, dat op een Zondag alle man werd opgeroepen, om een bedreigd punt van de dijk te versterken. Een be paalde groep weigerde, want het was Zon dag, en de Zondag was er niet om aan de dijk te werken, maar om naar de kerk te gaan. Wie wel aan de dijk werkte was ongelovig en verzocht God. Het resultaat is geweest, dat de dijk toch bezweken is, en dat men in die om geving enkele weken langer in het water gezeten heeft, dan strikt nodig was. En nu wil ik hier openlijk verklaren, dat op die plaats op die Zondagmorgen de vromen niet in de kerk gezeten hebben, maar aan de dijk. Die ploeteraars daar in de strijd tegen het water waren de mensen, die iets be grepen hebben van de „vroomheid met de handen". Dit nu is de bloem der gereformeerde vroomheid. Wat vraagt de bloem Wanneer haar bladen welken Of honing is gedronken uit haar kelken? Zij heeft gebloeid dat is haar roem. H. V. Daarin zijn geen aparte groeperingen naast of tegenover elkaar. Maar wij zijn allen in Christus. De werkgever en de werknemer, de stedeling en de plattelander, de meer- bezittende en de minder-bedeelde, de ont wikkelde en de ongeletterde. Allen één in Christus Als je daaraan denkt, zie je ineens wat een Kerkbode zijn moeteen ontmoetings punt voor die allen. In gedachten zie ik dat gezelschap eens rondal die Zeeuwen en Zeeuwinnen, in boorlingen óf import, al dan niet in kle derdracht, in of buiten Zeeland, op eigen erf of in den vreemde geëvacueerd. Voor al die zeer verschillende mensen moet de Kerkbode iets betékenen. Als het tot U doordringt wat dat zeg gen wil, behoeft U de redacteuren niet te benijden. Het is niet zo eenvoudig juist datgene te treffen, wat ons aller belangstelling raakt. En toch zal dat moeten. Want wij schrijven niet voor een groep, welke ook, maar voor de kerkvoor onze kerken in Zeeland. Ik prijs mij gelukkig, dat ik vele van die kerken enigszins heb leren kennen, doordat ik veel gelegenheid heb elders te preken. Daar komt bij, dat ik zeer velen van U persoonlijk heb ontmoet, toen ik voor allerlei christelijke actie een beroep op hen deed. Ik denk aan de actie voor de Vrije Universiteit en voor de Stich ting Bijzondere Leerstoelen voor Calvi nistische Wijsbegeerte. Wat heb ik een beste herinneringen aan die ontmoetingen en wat heeft het mij vaak ontroerd, dat velen zo spontaan wil den meewerken. Zo heb ik dan wel ongeveer een indruk voor wie ik eigenlijk schrijven moet. Dat is voor mij belangrijk. „Niet voor de dominees", heeft Ds Veldkamp gezegd. Nu, dat was ik al niet van plan. Onze kerken zijn gelukkig geen domineesker- ken. Ik wil schrijven voor Jan, Piet en Klaas. Voor Klazien en Maartje Jacobs. Ik wil schrijven voor de boer en zijn arbeider, voor de ambachtsman en cle ambtenaar. Voor de naaister, de werkster, de kantoorjuffrouw en ik hoop, dat ook de moeders van de grote gezinnen in de Kerkbode iets van haar gading vinden. Alleen, waaróver moet ik schrijven? Die vraag is niet zo eenvoudig te be antwoorden. Niet over ditjes en datjes. Niet over koetjes en kalfjes. Ik ga U niet gezellig-bezighouden, zo als een conférencier op een bruiloft de gasten moet amuseren. Ik hoop ook niet te gaan „preken" dat doen we op de preekstoel wel. Maar.een kerkblad is en blijft een kèrkblad. En dat zegt niet alleen iets omtrent de lezerskring. Plet zegt ook alles omtrent de inhoud. In een kerkblad moet niet gepreekt worden. Maar wèl moet het dienen tot opbouw van de gemeente van Christus. Opbouw dat wil zeggensteeds een steentje er boven op De muren van de tempel moeten wor den opgetrokken. We moeten ons dus een beetje willen inspannen. Bij het schrijven; maar óók bij het le zen. De Zeeuwse Kerkbode is geen kijkblad, zoals de Spiegel. Nog veel minder een Libelle of Margriet. NIEUWERKERK. Waarde Broeders en Zusters, Zoals vele eilandbewoners in Zeeland van nabij en andere mensen meer van een afstand bekend, wordt de Vier-Bannen- Polder, waarin de gemeenten Nieuwer- kerk en Ouwerkerk zijn gelegen en die samen één waterschap vormen, nog steeds dagelijks door twee getijen overstroomd en geheel beheerst door de zee. Als U dit leest zijn sinds de watersnood op 1 Februari meer dan 300 vloeden over deze Polder en dorpen gekomen en ge gaan en nog is het einde er niet. 150 dagen zijn verstreken sinds de ramp ons land, en in 't bijzonder onze burgerlijke- en kerkelijke gemeente heeft geteisterd, en de krachten der natuur, winden en water knagen zonder ophouden aan datgene wat aanvankelijk nog was overgebleven, en tengevolge daarvan nu wankelt of geheel wegvalt. Op Woensdag 24 Juni heeft de ge meenteraad vergaderd in de „Meebaal". Een rondgang over de gemeente in de vorm van een inspectietocht gaf dit Col lege in de laarzen een zuiver doch triest beeld van de toestand der gemeente, zoals die op die dag was en naar gelang water en wind zich doen gelden wijzigt zich de toestand bij de dag en is nimmer stabiel. Broeders en Zusters, het ligt mij thans niet om neer te schrijven wat tijdens deze rondgang door onze gemeente mijn oog zag, mijn hoofd dacht, en mijn hart op merkte, maar een kort verslag over de jongste gegevens, die mij op verzoek wer den verstrekt, mag ik U niet onthouden, want ik ben mij zeer bewust, dat uw aller hart en belangstelling bij deze dingen leeft en uitgaat. Onze gemeente telde volgens numme ring 510 huizen (alle bewoond). Van dit aantal zijn door de vloedgolven op 1 Fe bruari j.l. 320 huizen totaal verwoest, 100 woningen zijn licht tot zwaar beschadigd, zodat er van eertijds welvarende gemeen te Nieuwerkerk nog 90 bewoonbare hui zen zijn overgebleven. Van een groene Meimaand kan in het rampengebied niet worden gesproken, want door het zeewater met z'n hoog zout gehalte kwam geen bloem of struik tot groei of bloei, zodat schier geen levend blad of groene spriet te vinden is. De bomen sterven langs de weg en ook de nieuwe aanplant van na de oorlog zo prachtig in opkomst, is met de kleur des doods bedekt en met een gewaad van wier in rouwe overtogen. En de zee? Ja, ook de zee, broeders De lectuur van ons blad moet dienen om toe te nemen in de kennis van Chris tus. Dat hoofddoel houden we in het oog. En daartoe moeten ook de lezers hun bijdrage leveren. Hoe is het geloof van onze ouders en grootouders door de wekelijkse lectuur van hun kerkelijke bladen gesterkt en ge staald En wat konden die mensen veel ver- wèrken Als we nu de boeken van Dr A. Kuy- per lezen, dan staan we er versteld van te horen, dat dit in wekelijkse artikelen in de Heraut döor eenvoudige mensen ge lezen èn verslonden werd. Ik weet zeer goed, dat de tijden ver anderd zijn. Maar als U maar begrijpt, dat wij het zijn die de tijden veranderen. Wij moeten onze belangstelling voor het rijk en de dienst van God zélf op peil houden. Daarom zeg ik: er is niet alleen een eis voor de schrijver, maar ook voor de lezer. In overleg met de hoofdredacteur werd besloten, dat ik vooral zou ingaan op de léér, het dogma van de kerk en op wat daaruit voor de praktijk van het leven als eis van God voortvloeit. Dat lijkt, als U dat zo leest, nogal gewichtig. Maar ik hoop, dat zo eenvoudig mogelijk te doen. Er is in het dogma van de kerk zoveel belangwekkends. Uw eigen geloofsbezit is het, waaruit ik oude en nieuwe schat ten naar voren hoop te halen. En als we dan tegelijkertijd, naast al de rijkdom die we in Christus bezitten, in het oog hou den, dat Gods genade verplicht tot een nieuw levendan zijn er dunkt mij véle mogelijkheden om ons, schrijvend en lezend, te verdiepen in de weelde van de wonderwerken van God. A. V. en zusters, met bevende hand schrijf ik het neer: d' Onpeil'bre zee bergt in haar ruime schoot, Een talloos tal van scheps'- len klein en groot, Ps. 104: 13 ber. Onze burgerlijke gemeente telde 1850 zielen. Door hoge en woeste zeeën wer den 286 mensen, die wij alle kenden, slachtoffer van de watersnood. Van dit aantal waren er op 24 Juni 154 geïden tificeerd en in nood- of definitieve gra ven geborgen, zodat nog 132 slachtoffers als „vermist" te boek staan. De vergadering der Particuliere Synode van Zeeland is gehouden te Middelburg- op 2 Juni 1953. Een breedvoerig verslag hierover vindt U in de Kerkbode van 19 Juni. De lezing daarvan wil ik gaarne bij U aanbevelen. Ds Bremmer sprak een woord van dank aan de Synode en de Steuncommissie voor de vele arbeid door haar verricht ten gun ste voor de getroffen kerken, dat wij vanaf deze plaats gaarne met instemming en waardering onderschrijven. Op 24 en 25 Juni hebben de Generale Deputaten voor de evacuatie een rond reis gemaakt door de rampgebieden op Schouwen en Duiveland, om zich in 't bij zonder op de hoogte te stellen met de toestand der kerken in ons ressort. Brs en Zrs., ik eindig met enkele dicht regels ter uwer bemoediging: De wijnpers van Gods grimmigheid Zal witte en purpre druiven persen. En met een rode dauw verversen Het veld, dat om verversing schreit. Het water leidt niet eeuwig vlak, Het onweer weet zijn tijd en standen, 't Staat al aan tijd en maat gebonden,, Wat voorvalt onder 't Hemels dak. Gods roeden, die het lichaam plagen Zijn bezems, om de ziel te vagen. Met vriendelijke broedergroeten en heilbede, W. van Dijke, Scriba. A dreswijziging S. Overbeeke, Rotterdamseweg 245, Delft. J. M. Stout jesdijk, Nieuwstraat 18, Strijen. OOSTERLAND. Broeders en Zusters, Allereerst wil ik meedelen, dat het adres van Zuster Rotte niet is Mient 470, maar Mient 407 te 's-Gravenhage. Ik heb ge merkt, dat de adressen uit de Kerkbode worden opgenomen en een verkeerd adres

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1953 | | pagina 2