JYoiiïies
Jïxelarlct
Jeugdrubriek
Het was een belangrijk moment, toen Prof.
Aalders, als voorzitter van de vertalingscommis
sie van het Oude Testament, aan de voorzitter
van het Nederl. Bijbelgenootschap, Prof. Gros
heide, de gereed gekomen nieuwe vertaling kon
overhandigen. En er mag dankbaarheid zijn voor
het initiatief, eens door het Bijbelgenootschap
genomen, om dit machtige werk aan te pakken.
Het is ruim 3 eeuwen geleden, dat wij de Bijbel
kregen in onze taal, de beroemde Staten-verta-
ling. In al die eeuwen heeft de taai-ontwikkeling
niet stil gestaan, terwijl ook de kennis van Hebr.
en Griekse handschriften is gevorderd. En, al
waren er wel aparte vertalingen gekomen, o.a.
de Leidse, de behoefte leefde, dat er weer een
Bijbel in de taal van heden aan kerk en volk
konden gegeven worden, waarin het oorspron
kelijke weer beter wordt weergegeven dan in de
Staten-vertaling.
Deze reuzen-arbeid is nu tot stand gekomen,
en de volledige nieuwe Bijbel-uitgave mogen we
over enige tijd tegemoet zien. Wanneer ook het
nieuw-vertaalde Oude-Testament in zo ruime
kring wordt aangeschaft als het Nieuwe, dan
mogen we verwachten, dat de pieuwe vertaling
spoedig de plaats zal krijgen, die haar toekomt.
In elk gezin, in elke Christelijke levenskring. Ook
in de kerk, in haar samenkomsten, op de kansel.
Deze vertaling is een sprekend getuigenis op
zichzelf, wat een goede samenwerking van chris
tenen uit verschillende kring kan tot stand bren
gen. Daarvoor mogen wij God danken.
Er kan dan op de kansels een verandering ko
men. Daar liggen nu Bijbels, van grote afmeting,
en meestal oud, zeer oudMaar, gebruikt
worden ze niet meer Zelfs die enkele keer, dat
er uit gelezen wordt, zal toch de predikant het
oud-Hollands overbrengen in de taal van heden.
Meestal echter zal hij een andere Bijbel-uitgave
gebruiken. De druk van de oude Bijbels is voor
't oog vermoeiend, en het „omzetten" niet be
vorderlijk voor behoorlijk voorlezen. Dit zou een
kroon zijn op 't werk van het Bijbelgenootschap,
wanneer straks op elke kansel zulk een nieuwe
uitgave prijkte. En het is te hopen, dat de kerken
daar niet te lang mee wachten.
De Schrift, in de taal van onze tijd. Dat is
eerste voorwaarde voor Zending en Evangelisa
tie. Daaraan kan nu voldaan worden. We mo
gen gerust zeggen, dat het Ned. Bijb. Gen. hier
mede een hoogst belangrijke bijdrage levert voor
de uitbreiding van het Koninkrijk Gods. Als de
Christenen daarvan overtuigd zijn, zullen er meer
leden en contribuanten voor dit Genootschap
moeten komen. Opdat de minder gunstige finan
ciële positie een flinke verbetering zal krijgen.
Een merkwaardig punt bracht Dr Langman,
Ned. Herv. predikant te Amsterdam, naar voren
in „Bezinning", bij een bespreking over de po
sitie van de Vrijzinnigen in de Ned. Herv. Kerk.
Hij wijst er op, dat de critischc linkervleugel,
hoe gevaarlijk ze op een moment ook kan zijn,
toch niet kan worden gemist. Zij bewaart de
kerk, met haar sterk conservatieve tendenzen,
en daarmee de theologische wetenschap, voor
verstarring. Hij acht dat het spel van actie en
reactie eigenlijk een kwestie is, die het levend
blijven van de kerk raakt.
Haast zou men hier gaan denken aan de He
geliaanse opvatting van these en anti-these, waar
bij de laatste een noodzakelijke voorwaarde is
om tot synthese te komen.
Wordt hier het Bijbels denken in zijn speci
fieke betekenis niet totaal miskend Daarbij zul
len we zeker niet over het hoofd zien, dat ook
uit de kring der historische critiek belangrijke
arbeid is verricht, in bepaalde vraagstukken van
historisch onderzoek. Maardan zijn we op
het terrein van het wetenschappelijk onderzoek.
Als we op het gebied der kerk zijn, is het dan
vol te houden, dat b.v. het Schriftcritische stand
punt min of meer nodig is, om de kerk wakker
te houden Is dat een vereiste, om het conserva
tisme in de kerk tegen te gaan Ik dacht, dat
het indringen in het Woord, en het gelovig ver
staan van de Schrift als Goddelijke openbaring,
het leven van de kerk krachtig doet zijn. En dat
juist de critische houding tegenover de Bijbel de
machteloosheid in het leven van de kerk brengt.
Spel en tegenspel, als het gaat over de al-of-
niet-aanvaarchng van het Woord Gods, dat is
toch wel een sterk euphemistische voorstelling
van een voor de kerk gevaarlijke zaak. We zijn
tegenwoordig toch wel heel erg vérgaand met de
mening, dat ongeveer alle stromingen ons wat
te zeggen hebben. Maar, lopen we dan niet te
gelijk het gevaar, dat wij in het voornaamste
schade lijden En, dat een jongere generatie, na
zulke voorlichting der ouderen, de keus tussen
orthodox en vrijzinnig als vrij onbelangrijk gaat
zien
Als het in deze richting moet met de toepas
sing van Art. 10 der nieuwe Kerkorde, dan is
het te vrezen, dat er, bij alle hoopvol gebaar,
practisch van geen gunstige verandering1 kan
sprake zijn. Er is ook een roeping in dienst der
waarheid, om alles, wat met de waarheid niet
in overeenstemming is, op de juiste wijze te noe
men. Er kan tenslotte ook een vriendelijkheid
zijn, die de vriendschap Gods in het geding
brengt. En het zal nodig blijven, in de tegen
woordige sfeer van herkenning tussen orthodox
en vrijzinnig, om dit voortdurend weer aan de
orde te stellen.
G. C. St.
PAÜLUS (IV)
DE ONAFHANKELIJKE.
Het is romantisch ons de apostel voor te stel
len aan het weefgetouw. Terwijl zijn voet regel
matig trapt, de lat klapt en de spoel tussen de
draden heen en weer schuift, weeft hij aan zijn
toespraak voor die avond te Corinthe. Of hij
onderbreekt zijn zichtbaar en onzichtbaar werk,
omdat Chloë bij hém binnenkomt, om te zeggen,
dat Justus zijn huis beschikbaar stelt, of Krispus
verschijnt, die hij gisteren heeft gedoopt.
Romantisch.
Maar is het ook historisch
Zeker is, dat naar goed Joods gebruik, ook
de toekomstige schriftgeleerde Saulus 'n vak ge
leerd heeft, om later zelf in zijn onderhoud te
kunnen voorzien. Evenmin als de rechter onder
Israël, mocht de schriftgeleerde zich voor zijn
onderwijs uit de wet doen betalen. Hillel placht
te zeggen Wie zich van de kroon (de wet) be
dient (voor uiterlijke doelen), kwijnt weg. Zoals
het ook in de Misjna luidtIndien iemand be
taling neemt om als rachter te beslissen, dan is
zijn oordeel ongeldig. Ook heidense wijsgeren
achtten het beneden zich hun wijsheid te „ver
kopen".
De jonge Saulus heeft dus vóór of na de uren,
die hij op 'n mat gezeten aan Gamaliëls voeten
doorbracht, ook 'n vak geleerd.
Maar welk vak
Voor welke arbeid kon hij later, bij zijn trek
ken door de wijde wereld, zonder veel moeite
overal gelegenheid vinden
Wat is hij dan precies geweest
Tentenmaker, zegt Deiszmann, die ook wijst
op zijn voorliefde voor het beeld van de tent,
zonder handen gemaakt.
Tapijtwever, vertaalt Luther.
Anderen noemen hem tentdoekwever of ook
wel riemensnijder.
De oudste vertalers zullen het ongetwijfeld
beter geweten hebben dan wij, dat de tenten,
die men in Corinthe of Ephese maakte, in de
regel van leder waren. Daarom denken wij
met Th. Zahn eer aan Paulus als leder bewer
ker, die overal waar hij belandde, terstond aan
de slag kon gaan, zonder 'n zware weefstoel of
materiaal mee te zeulen. Daarbij komt, dat de
weverij in Jeruzalem, waar Paulus immers is op
geleid, niet gunstig aangeschreven stond.
Blijkbaar pakt de apostel, ook als hij reeds
ouder wordt, zijn paar messen en priemen en
wat kleursel in 'n oogwenk bij elkaar, gereed op
de wenk van zijn Meester, te voet, per ezel of
per schip het evangelie over bergen, over zeeën
al verder te voeren.
Uit traditie dus blijft de tot Christusbekeerde
rabbi straks leerbewerker
Pas op
Alles in en aan hem is veranderd.
Dwars tegen de gedachte, dat geestelijke ar
beid niet bezoldigd worden mag, betoogt deze
onbezoldigde apostel, (dat de arbeider zijn loon
waard is, d.w.z. dat -yvie het evangelie predikt
ook door hen die hij het brengt ten volle moet
worden onderhouden. Want merkwaardigerwijs
denkt hij bij „arbeider" niet aan de hand arbei
der, aan wie w ij dadelijk dan denken, doch
juist aan degenen, die arbeiden in het W oord
en als dorsende ossen vooral niet gemuilkorfd
mogen worden, zoals hij blijkbaar vreest.
Maar al handhaaft hij zijn recht op bezol
diging voor zichzelf en anderen ten volle, even
als zijn recht om getrouwd te zijn zo goed als
Petrus, zijn onafhankelijke natuur vreest elke
poging in één van zijn vele gemeenten hem aan
banden te leggen. Hij beroemt er zich straks op,
dat hij steeds met eigen handen geheel in zijn
onderhoud heeft voorzien. Alleen aan zijn extra-
beminde Filippiërs heeft; hij als bijzondere gunst
toegestaan hem 'n geschenk te geven.
Ja, Paulus kende de mensen
Hij verkoopt zijn onafhankelijkheid voor geen
goud.
En terwijl hij met eeltige hand, niet in staat
om vlug en lang te schrijven, voortprikt in het
soms weinig soepele leder, dicteert hij zijn brief
voor de Romeinen aan de gewezen slaaf en snel
schrijver Tertius, vroeger slechts 'n nummer
(de derde) op één der grote villa's, thans 'n brief
schrijver „in de Heer", 'n helper van de stoutste
wereldveroveraar die óóit heeft geleefd.
Eenmaal slechts, voor zover wij weten, grist
Paulus zelf weer eens naar 'n schrijfstift, wan
neer hij onverwacht tot zijn ontsteltenis hoort
van die dolgeworden Galatiërs, die hij Christus
toch zo levend voor ogen geschilderd heeft als
de enige losprijs voor alle zonde, en die nu
betoverd door wie opeens het evan
gelie der genade dreigen ontrouw te worden
Dan kan, de ook van Tertius onafhankelijke,
zich niet bedwingen ep hoe moeizaam zijn door
de arbeid stroeve vingers zich ook eerst over
het perkament bewegen, hij voltooit het om de
vlucht van zijn brandende gedachten zichtbaar
te maken, zonder op zijn snelschrijver te wach
ten. „Zietjuicht hij aan 't eind, „hoe grote
brief ik u geschreven heb met mij n hand
Maar de brief i s niet groot. Eer één der
kleinste.
Hoe hebben wij 't nu
„Ziet", zal Paulus dan ook hebben bedoeld
volgens beter vertaling, „met welk een koeien
van letters ik u geschreven heb met mijn eigen
hand
Ieder tot dienst, wil deze onafhankelijke
niemands slaaf zijn, dan van zijn Jezus
D. J. C.
LAAT JE ADRES ACHTER
Slot van de dag.
De nieuwsberichten van elf uur.
Het avondprogramma is afgelopen en er zijn
nog een paar minuten over. Even tijd voor een
S.O.S.-je.
Ergens in Nederland ligt in een ziekenhuis een
zieke moeder. V
Haar uiterste is nabij.
De onbewogen omroepsstem, die dit al tien-
tallenmalen eerder bij de hand heeft gehad, roept
de kinderen van de stervende moeder op.
Natuurlijk brengt dit S.O.S.-bericht hem niet
van zijn stuk.
En het brengt niemand van zijn stuk, dan alleen
de mannen en de vrouwen, die naar deze ster
vende moeder worden geroepen.
Zelf ben ik deze berichten ook bijna direct
weer vergeten.
Zo gaat dat.
Maar déze keer, zit ik er nog lang over na
te denken.
Er wordt een zoon opgeroepen, die misschien
in een met name genoemde plaats woont. Mis
schien het is niet eens zeker, dat hij daar
verblijf houdt.
Deze moeder heeft nog meer zonen. Twee of
drie dat herinner ik mij niet meer. Van hen
weet niemand, waar ze wonen.
En dan schijnt er nog een dochter te zijn, die
„varende" is. Maar niemand weet, waar en
niemand weet, op welk schip.
Misschien weet die moeder dat allemaal wel
en kan ze het alleen niet meer zeggen. Maar
waarschijnlijker is, dat dit een vergeten moeder is.
De jongens en het meisje trokken de wereld in.
Misschien kwamen er eerst nog wel eens brie
ven.
Misschien kwam er in de eerste jaren ook nog
wel eens een van de kinderen op bezoek.
Maar tenslotte kwam er niets meer.
Tenslotte kwam er niemand meer.
Toen bleef die moeder alléén, en als dit
radiobericht geen succes heeft zal ze alléén
sterven.
Ik weet niets van deze moeder af.