H ET KIND en de Wind
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Wat is KERKGAAN
uiten de Werk GEEN ZALIGHEID
ZEEUWSE KERKBODE
VRIJDAG 22 JUNI 1951
HoofdredacteurDs H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
Redacteuren: Ds G. Aalbersberg, Ds D. J. Couvée, Dr G Stam Berichten en opgaven Predik-
beurten, tot Dinsdagsmorgens
11 r c r<> r. - te zeaden aan de drukkers
DrukkersLffiOPij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg
ZESDE JAARGANG No. 51
Abonnementsprijs2,50 per
halfjaar (bij vooruitbetaling)
Afzonderlijke nummers 10 cent
«Advertentiën 10 cent per mm
Vastheid van beginsel, efl eenheid van lijn in
denken en doen zijn geen eigenschappen, die men
hü speciaal aan kinderen toeschrijft. Karakters
ttïöétèn groeien. Een bepaalde levensopvatting
krijgt men gewoonlijk eerst als men de kinder
schoenen is ontwassen. Dan komt er lijn in. Die
vaste lijn is in het kinderleven niet te bespeuren.
Kinderen zijn veelal wispelturig. Ze springen van
de hak op de tak. Ze fladderen als vlinders over
de bloemen. Met 't grootste gemak gaan ze van
't ene spel op 't andere over. Het is in de regel
ook geen grote toer, ze door mooie woorden en
beloften over te halen't zijn nu eenmaal
kinderen.
Dit geldt voor kleine kinderen en voor grote
kinderen, want het is merkwaardig hoe sterk veel
grote mensen op zulke kinderen lijken. Ge kent
ook die wispelturige kindernaturen in de grote
mensen-wereld wel. Ze veranderen elk ogenblik
van koers. Ze werpen zich telkens van 't een op
't andere, en brengen nooit iets tot stand. Het
zijn de mensen van de twaalf ambachten en der
tien ongelukken. Behebt met een jammerlijke
zwakheid van wil, laten ze zich door elke nieuwe
vóórspiegeling paaien, en wie 't laatst met ze
spreekt, heeft ze. Lichamelijk zijn ze tot volle
ontwikkeling gekomen, maar geestelijk schijnen
ze de kinderstuipen maar niet te boven te kun
nen komen.
Dit verschijnsel werkt dan gewoonlijk ook
door op geestelijk en kerkelijk terrein. De kind
mensen die ik hier tekende, lopen gewoonlijk
van de ene kerk naar de,andere. Als er ergens
een nieuwe zon rijst aan de kerkelijke of buiten
kerkelijke hemel (dat is hun precies gelijk), dan
behoren ze tot de partij van die zon, tot de tijd,
dat ook die zon weer ondergaat. Geen enkele
kerk hééft wat aan zulke mensen, omdat de kerk
die zichzelf en haar Koning respecteert alleen
vraagt naar beginselvaste mensen. In de regel
geven deze lieden zich uit voor ernstige zoekers
en diep.denkende naturen, die alle oppervlakkig
heid schuwen, maar let er nu eens op hoe de
bijbel hen ontmaskert. Paulus zegt, dat dit be
drijf niets is dan kinderspel en kinderwerkde
oppervlakkigheid en wispelturigheid in 't kwa
draat en men sla nu in z'n Bijbel eens Efeze 4 14
op„opdat wij niet meer kinderen zouden
zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd
worden met allen wind der leer".
Wind der leer
Dit is een bijzonder mooi beeld voor de theo
rieën van allerlei dwaalgeesten, die reeds in Pau
lus' dagen kwamen opduiken. De wind is ge
heimzinnig en onberekenbaar, men weet niet van
waar hij komt, of waar hij heengaat. Gevaarlijk
wordt de wind, als zijn kracht aanzwelt tot een
storm of orkaan. Alles wat niet vast genoeg zit,
sleept hij mee in z'n vaart. En wanneer eindelijk
Elke kerkdienst is en 't is nodig, dat we
ons dit weer goed bewust worden een ont
moeting van God met Zijn volk. God, de Heilige
Geest heeft Zijn zeer bijzondere tegenwoordig
heid toegezegd daar waar het Woord wordt be
diend. Hij komt er altijd. Wie ook wegblijft, Hij
komt. 't Is eens heel treffend door iemand ge
zegd 't is mogelijk dat de kerk overvol is met
de wind z'n verwoestend werk heeft gedaan, en
zijn kracht is uitgeput, gaat hij liggen. Alles wat
men ziet is de verwoesting die bleef, en wat men
hoort is het nasnikken der weduwen, die hun
mannen verloren in de wilde storm, maar van
de wind zelf is geen spoor meer te ontdekken...
alles is zó kalm en vlak, alsof er nooit een storm
had gewoed.
Precies zo gaat het met de dwalingen.
Op onnaspeurlijk geheimzinnige wijze komen
ze op, en lijken eerst zó onschuldig, dat niemand
zich rekenschap geeft van de geestelijke schade,
die ze kunnen veroorzaken. Wie bekommert zich
om het nauw hoorbare zuchten van de wind
Velen horen er soms een vróóm zuchten in
Maar al voortgaande nemen die dwalingen in
kracht en betekenis toe. Wat in den beginne een
tamelijk onschuldige afwijking van de waarheid
der Heilige Schrift lijkt, ja wat eerst soms vroom
lijkt, wordt straks een bedenkelijk kwaad, waar
door onsterfelijke zielen misleid worden. Bleven
nu die denkbeelden tot enkele mensen beperkt,
de ramp was zo groot niet. Maar zij vliegen als
de wind de kerken door en de wereld in, als ze
eenmaal losgekomen zijn. Ze behoeven maar-in
één hoofd op te komen, of na enkele jaren zijn
ze overal verbreid. Ze wervelen maar voort, en
zijn evenmin als de wind, door mensenkracht
tegen te houden. En zo worden velen bewogen
en omgevoerd, erger nog, jammerlijk verwoest.
Het is te voorzien, dat het ten opzichte van
de dwalingen niet beter, maar erger zal worden.
Gods Woord zelf heeft het ons voorspeld. Ket
terij, vals mysticisme, buitenkerkelijk en onker
kelijk christendom, enz. enz. zullen van alle kant
komen aanwaaien, en de werking zal verwoes
tend zijn. Daarom is, indien ooit, vastheid Van
beginsel nü een eerste vereiste. Wij hebben onze
wortelen diep uit te slaan in de Schrift en met
alle vezelen onzer ziel Christus aan te kleven,
om mannelijk en sterk te worden in het geloof.
Vooral onze jonge mensen mogen op deze din
gen wel ernstig letten. Zij zijn in de regel nog
niet zo vast en welverzekerd, enwie zou
dit kwalijk nemen Zelfs dient de vraag over
wogen of wie nimmer bewogen wordt, geen gees
telijke bezwaren kent en geen problemen meer
ziet, niet op vrome inbeelding leeft en voor be
ginselvastheid houdt wat slechts vrucht van op
voeding is. Met dat al moet er toch al meer vast
heid en beslistheid komen. Onze jeugdverenigin
gen en onze mannen-verenigingen zijn daarbij
kostelijke middelen, om geworteld en gegrond te
worden. Maardit alles baat u niet, zo de
wind des Geestes niet levenwekkend en weder
barend komt aanruisen over uw hartniet tot
verwoesting, maar tot behoud. H. V.
mensen, en dat de Here in de kerk wacht, of er
ookmensen komen want we kunnen komen,
en toch afwezig zijn, en de mogelijkheid bestaat,
dat er in een volle kerk niemand is, dande
Here.
Hij komt dus wel.
Hij wil Zijn volk weer ontmoeten.
Zijn ze ook allen afgeweken, zijn ze allen on
nut geworden, Hij stelt toch weer prijs op een
ontmoeting.
Om te bestraffen, en om te verzoenen.
Hiermee is dan de betekenis van het kerkgaan
aangeduid. Het is een ontmoeting Gods met Zijn
volk, gelijk de profeet reeds zeide Schik u, o
Israël om uwen God te ontmoeten.
In de kerk komen wij in Gods tegenwoordig
heid ontbindt uw schoenen van uw voeten Nie
mand heeft dit beter gevoeld dan Cornelius, toen
hij Petrus uitnodigde het Woord Gods te bedie
nen, met de woorden Wij zijn hier allen tegen
woordig voor God.
Natuurlijk behoren we altijd in Gods nabijheid
te leven. Wat van Henoch opgetekend staat, dat
hij wandelde met God, van stap tot stap Zijn
Onzienlijke Vriend op zijn levensweg bespeurde,
en in elke gebeurtenis van zijn leven Zijn on
zichtbare hand gewaar werd, moet van ons allen
kunnen gezegd worden. Het schaap is niet rustig
en veilig, als het niet van stap tot stap de leiding
van de goede Herder ontwaart.
Maar hoewel ieder dit toestemt moet ook aan
stonds beleden, dat het zó menigmaal, ook in het
leven van Gods kinderen niet is. Er is zoveel,
dat ons in beslag neemt en afleidt, dat er in het
gewone leven vaak een bedenkelijke scheiding
komt tussen God en de ziel, een scheiding, die
soms blijft ook in de gebeds-ogenblikken, zodat
ge wel uw ogen gesloten, en woorden gepreveld
hebt, maar niet met God gesproken» Niemand,
die hierin grondig z'n hart doorzocht, kan zonder
ernstige zelfaanklacht heengaan,.
Het is daarom zulk een grote genade des He
ren, dat Hij, wetende hoe zwak wij zijn, ons een
tegenwicht komt bieden in de Dienst des Woords,
en ons zo als 't ware tot een ontmoeting dwingt.
Des te droever, dat bij velen het kerkgaan in
sleur ontaardt, en het karakter van ontmoeting
met God niet gevoeld en beseft wordt. Want wij
vragen toch als ge bij deze bijzondere gelegen
heid de tegenwoordigheid van de Heilige niet
ontwaart, wanneer oefent ge dan toch gemeen
schap met de Here
Zonder die gemeenschapsoefening is immers
de zaligheid, die eeuwige ontmoeting met God is,
voor u totaal onmogelijk
Het is voor ons allen van 't hoogste belang, de
kansen, die God ons geeft om Hem te ontmoeten
in de Dienst des Woords, te grijpen, want an
ders komt er van ons christen-zijn, onze geloofs-
rijping, en onze zaligheid niets terecht.
Het is daarom evenzeer nodig, ons kerkgaan
grondig te reformeren, en om te zetten in een
„Schikken om God te ontmoeten".
Tot nog toe is voor meer dan één het kerkgaan
niet veel meer dan een gewoonte, of om de man,
die preken zal, te horen of over de gehoorde
preek genadiglijk onze goedkeuring of afkeuring
uit te spreken. Maar wat het moet zijn een gaan
op audiëntie bij de Koning der Koningen, is het
veelszins niet geweest. Leefde dat hoge besef wel
bij ons allen, dat we bij die Koning op hoog
bezoek gaan, dan zouden ook allerlei onregel
matigheden achterwege blijven.
Moge er bij ons gereformeerden een voort
durende reformatie zijn, ook in ons kerkgaan.
H. V.
Iemand legde mij de volgende vraag ter beant
woording voor „wat is het onderscheid tussen
de Roomse leer van een alleenzaligmakende kerk,
en de Geref. belijdenis van een kerk buiten welke
geen zaligheid is".
Ter opheldering van dit laatste diene, dat onze
Ned. Geloofsbelijdenis in art. 28 van de kerk
belijdt, dat buiten haar geen zaligheid is. Is dat