de WAARHEID
JYotiïies
J7xelaria
Gij herinnert u wellicht uit uw schooljaren nog
wel, het onderscheid tussen een bijvoegelijk en
een zelfstandig naamwoord.
Wanneer men spreekt van een hoge toren, dan
is die toren het eigenlijke, waar het op aan komt,
het zelfstandige, en het „hoge" is het bijkomstige,
het bijvoegelijk naamwoord. De toren zou er niet
minder toren om zijn, ook al was hij wat minder
hoog.
Ik zeg dit niet om een taailesje te geven, want
daarvoor mis ik ten enenmale de bevoegdheid,
maar om daarmee aan te geven het kenmerkende
van de tijd, waarin wij leven. Wij leven in een
tijd, waarin al de nadruk valt op het bijkomstige,
terwijl de grote hoofdzaak, het eigenlijke op de
achtergrond komt te staan. Onze tijd staat in het
teken van bijvoegelijk naamwoord.
Het eigenlijke, de pit, de kern, het zelfstandige
is er uit.
Wat op de eerste rang moest staan, wordt naar
de tweede rang verschoven, en omgekeerd.
Het zou mij niet moeilijk vallen, dit tweede-
rangse onzer dagen aan te wijzen op allerlei ge
bied, maar ik wil mij beperken van het gods
dienstig kerkelijk leven.
Daar zijn de bijvoegelijke naamwoorden sche
ring en inslag.
Ik zette hierbovenDe Waarheid.
Dat is een zelfstandig naamwoord.
Maar tegenwoordig hoort ge redenaars van
allerlei slag en vogels van diverse pluimage bij
allerlei gelegenheid een loflied zingen op de
Gereformeerde waarheid, of op de oude, beproef
de waarheid, of op een bevindelijke waarheid,
en nog tal van andere „waarheden" meer.
U ziet dus, de bijvoegelijke naamwoorden zijn
zeer in trek.
Zozeer, dat het schijnt of alle nadruk en klem
toon valt op dat oude, en gereformeerde, en be
vindelijke, terwijl men het met de waarheid zelf
al minder nauw schijnt te nemen.
Ook hier dus een afdolen van de hoofdzaak
naar de omtrek.
Laten we met die Onzin niet meedoen,,
Want onzin is het om te spreken van de ge
reformeerde en andere' waarheden.
Is er soms nog een andere waarheid, dan de
gereformeerde
Of nog een andere dan de oude, en beproefde,
en bevindelijke
We doen aan de waarheid waarlijk geen dienst
door haar te willen versieren met allerlei mooie
bijnamen.
De waarheid is in zichzelf mooi genoeg, en
heeft onze sieraden niet nodig.
De waarheid is beproefd, en is bevindelijk, en
is gereformeerd.
Was ze dat niet, ze was geen waarheid meer.
Elk bijvoegsel is een slag in het gelaat der
waarheid zelve.
Ik word daarom altijd wat kriebelig, als ik zo
van bevindelijke en beproefde waarheid hoor
spreken.
Men wil door die bijvoegelijke naamwoorden
blijkbaar iets bij de waarheid voegen.
Maar alles wat bij de waarheid gevoegd wordt,
is leugen.
Men krijgt dan ook sterk de indruk, dat de
man die met „bevindelijke waarheid" dweept,
meer bevindelijk is dan waar, en onder de vlag
der waarheid een valse bevindelijkheid wil bin
nensmokkelen.
De waarheid is naar mijn beste weten altijd
waarheid geweest zonder meer.
Zij wil geen mooi pakje.
En zodra men haar een mooi pakje wil aan
trekken, hetzij dan een oud of nieuw, en beproefd
of bevindelijk of gereformeerd, loopt men ge
vaar meer het pakje te bewonderen, dan de
waarheid lief te hebben.
Ook hierin is de Schrift zo sober, en is Jezus
zonder gedaante of heerlijkheid.
Jezus zei zo eenvoudig weg Ik ben de waar
heid.
De waarheid zonder meer.
En alle mooimakerij van de waarheid is in
wezen niets anders dan verdoezeling en ver
krachting van de waarheid. H. V.
Er speelt zich helaas een scène af, waardoor
een goedbedoelde actie dreigt af te lopen in een
tragedie. De kwestie van het Bureau Zuid-Mo-
lukken en van de stichting „Door de eeuwen
trouw". Ze hebben eerst in ons land het volk
trachten wakker te maken, om te getuigen voor
het recht van Ambon. Daarbij uitgaande van het
zelfbeschikkingsrecht der onderdelen van de re
publiek Indonesië. Intussen is er, na dat Indone
sië van Nederland is afgehaakt, van dat zelf
beschikkingsrecht niet veel terecht gekomen. Am-
bon en de Zuid-Molukken hebben daar mogelijk
het meest mee te stellen, omdat men zich daar
nauw verbonden voelde met ons land.
Dat er voor het recht van Ambon gesproken
wordt en dat daar propaganda voor werd ge
voerd, met name bij de grote mogendheden, was
een eerlijke zaak. Zoals tegelijk de steun-actie
voor levensmiddelen en medicijnen viel toe te
juichen. Maarer is nu één en ander aan het
licht gekomen, dat te betreuren valt. Eerst al de
enkele personen, met wie men te kwader uur in
contact kwam. Vervolgens de opzet, om naar
Ambon iets anders te brengen, dan voedsel en
medicijn. Hier blijken onverantwoordelijke din
gen te zijn gebeurd, waarin meer de zucht naar
het avontuur spreekt, dan dat men zich heeft
afgevraagd, of zulke gestes de kwestie niet eer
der verergeren dan verbeteren.
Het is te meer jammer, omdat in het Comité
van aanbeveling verschillende namen voorkomen
van invloedrijke personen in ons land. Vermoe
delijk hebben deze nimmer geweten, wat zich
afspeelde, zomin als het bestuur heeft ingezien,
welke wagen zij van de helling lieten lopen.
Daarin ligt juist iets, waar wij op willen wijzen.
Wanneer men zich dekken wil met het gezag
van namen, die als zodanig van invloed zijn, dan
behoort men zich bij al zijn daden af te vragen,
of onder dergelijke aanbeveling een voorgeno
men plan geoorloofd is. Men krijgt de indruk,
dat dit heeft ontbroken.
Daarbij doet zich een verschijnsel voor, waar
op we elkaar toch moeten wijzen. Het komt nogal
eens voor, dat tegenwoordig in kringen, waar
dat voor 20 jaar niet zou bestaan hebben, dat
men een illegale actie tegenover Overheidsbe
moeiing niet zo heel erg vindt, en dat men zich
daar te gemakkelijk van afmaakt. De Overheid
heeft zóveel klaargemaakt, dat we graag anders
hadden gezien, dat we ons op een afstand plaat
sen en de critiek van het woord vrij spel geven,
zelfs de critiek van de daad niet veroordelen. Is
dat nu juist Is dat voortvloeiende uit een goede
verklaring van Rom. 13
Dat er protest is, waar het een koers uitgaat,
die men gevaarlijk acht, is volkomen geoorloofd.
Maar, bij dat protest behoort toch onze hande
ling naar geldig recht en wet te zijnAnders
weet ik niet meer, wat of de afwijzing van het
principe der revolutie in de practijk betekent.
Ofwil men zeggen, dat heden het koning
schap en het koninkrijk van Overheidswege ge
vaar lopen Dan zou men tot een algemene op
roep moeten komen ter bescherming van het ko
ningschap en het koninkrijk. Maar, dan zou men
toch op legale wijze de ogen van het volk daar
voor moeten openen.
Het maakt sinds 1945 op mij vaak de indruk,
dat we met deze tijd en met de veranderde om
standigheden niet goed raad weten. En dat we
té gemakkelijk omgaan met het woordje „ille
gaal", wanneer 's lands zaken onder andere lei
ding komen. Er kunnen tijden komen, dat er voor
de Christen véél gevraagd wordt in zijn belijden
van het koningschap. Maar, het zal er dan op
aankomen, in hoever wij het principe daarbij
vasthouden, hoezeer de gedaante der aarde zich
ook wijzigt.
Dat de kwesties tussen Oost en West heel
moeilijk liggen, is nu toch wel tot iedereen door
gedrongen. En vooral voor de Christen liggen
hier allerlei vragen. Elke geestelijke strijd lijdt
onberekenbare schade, wanneer deze verstrikt
raakt in zuiver aardse methoden, waarbij wet en
recht een rol spelen. De wapenen tot de krijg
zijn niet vleselijk, maar geestelijk, zegt Paulus.
Het is dan ook te hopen, dat in het bedoelde
geval er klaarheid komt. Daar zal het belang van
Ambon het meest mee gediend zijn.
G. C. St.
PAULUS (II).
ZIJN JEUGD.
„Toen ik 'n kind was, sprak ik als 'n kind."
In dit woord, als toevallig verscholen in dat
reeds genoemde hooglied der liefde, ligt meer
dan anderen ons van zijn jeugd te Tarsen had
den kunnen verhalen.
Het openbaart ons zo heel natuurlijk, zo vol
komen zeker: de geniale Paulus is 'n echt kind
geweesthij sprak als 'n kind, hij was gezind
als 'n kind, hij overlegde als 'n kind Heel zijn
kinderhart gaat hier voor ons open.
Hoe menig groot man is nooit echt kind ge
weest.
Van Bilderdijk, van prins Willem III, het
„kind van State", van Anna Maria Schuurman
vertelt men ons veel droeve en onkinderlijke
dingen. Zij hebben nauwelijks 'n jeugd gehad.
Men behoeft nog niet te denken aan die wonder
kinderen, die nu en vroeger, soms door eigen
ouders geëxploiteerd, reeds als kleine hummels
ten tonele worden gevoerd.
De grote beheerser van alle latere eeuwen,
Saulus, is niet ontijdig „opgetreden", kón niet
als 'n vroeg-rijp, al te rijp kind, voor oud man
neke spelen. Hij zegt het zelf. Hij gedenkt het
met blijdschap hij heeft 'n echte kindertijd ge
kend gebabbeld als 'n kind, gespeeld en begeerd
als 'n kind en met allerlei kinderlijke voorstellin
gen en overleggingen heeft hij bij zijn ouders
thuis en op de straten van Tarsen zich vermaakt.
Hij mag nog zo vlug hebben geleerd aan de
hand van de moeilijke regels voor lezen en re
kenen in die dagen, hij mag heel braaf aan de
hand van de paedagopg, de knapenleider, de
slaaf-tuchtmeester naar school zijn gebracht, maar
hij is jong geweestecht jong, blij, vrolijk, le
vendig, moedig. „Jeugd overwint legers van pijn
en neemt de sterke stad der toekomst hopend in."
God heeft hem de volle zon gegund vóórdat de
lange, donkere lijdensnacht voor hem aanbrak,
waarin hij zijn kruis kreeg te dragen, de wijde
wereld door, achter de eens door hem gevloekte
Kruiseling aan, in Diens voetstappen.
Maar hij zelf vertelt ons meer bijzonderheden
van zijn jeugd.
Hij, de Joodse jongen, uit het geslacht van
Benjamin, een Hebreër uit de Hebreën, is kind
geweest in de heidense stad Tarsen, metropolis,
vrije stad, sterk bevolkt, welvarend, gelegen in
de vruchtbare vlakke streek van Cilicia, door
stroomd van de rivier de Cydnos. Het kind Sau
lus zal reeds vroeg in gedachten meegetrokken
zijn met de duizenden trekvogels, die elk jaar
naar of uit Egypte hun ruisende tocht namen
hoog over zijn hen nastarend jongensoog. Echte
winters met sneeuw zal hij nooit hebben gekend
in de zelfs dan vruchtgevende vlakte, uit de
zwoelte waarvan de verraderlijke moeraskoortsen
zijn stad beslopen, die periodiek de mensen bij
honderden tegelijk velden. Als ware die massa-
dood nog niet voldoende, dreef diezelfde zwoelte
de gemoederen der Cyliciërs soms op tot 'n woes
te hartstocht, die zich nu en dan in één of an
dere moordpartij ontlaadde, getuige ook de zo
veel later razzia's van Turken op Armenische
Christenen in diezelfde omgeving. Ja, met drei
ging en moord zal Saulus reeds vroeg vertrouwd
zijn geweest.
Niet minder duidelijk is de invloed op hem
tastbaar in het feit, dat zijn geboortestad de
poort was tussen twee zó verschillende werelden,
als de Oosters-Semietische en de Grieks Ro
meinse in het Westen, die elkander op straten
en pleinen, in de handelshuizen en in de gehoor
zaal van Athenodoros ontmoetten. Wie de on
gewisse zee mijdend, over land wilde reizen te
voet of per kameel, van Jeruzalem of Damascus
naar Efeze of Sardes, passeerde Tarsen, zoals
Engelsen en Duitsers elkaar in Rotterdam krui
sen op weg naar het andere land.
Dat de apostel der heidenen, trekvogel boven
alle anderen, zijn jeugd heeft doorgebracht in het
heidense Tarsen met zijn trekkende reizigers op
straat en in de lucht, heeft onmiskenbaar 'n stem
pel op hem gezet. In de kleine wereld van zijn
vaderstad is zijn oog, zijn hoofd, zijn hart, zijn
bruisend bloed gevoed met indrukken en beel
den, die hem later in de grote wereld van pas
zullen komen. God rust zijn instrument tijdig toe.
Dit alles treft ons nog meer, wanneer wij ho
ren hóé onvrijwillig zijn ouders hun oorspron
kelijke woonplaats hebben verlaten.
Als krijgsgevangenen door Romeinse soldaten