JYotities
zesde jaargang No. 49 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland VRIjdag 8 juni 1951
Tot het WOORD
en de GETUIGENIS
ZEEUWSE KERKBODE
HoofdredacteurDs H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
Abonnementsprijs2,50 per RedacteurenDs G. Aalbersberg, Ds D, J. Couvée, Dr C* Stam Berichten en opgaven Predik-
halfjaar (bij vooruitbetaling)beurten, tot Dinsdagsmorgens
Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers
Advertentiën 10 cent per mm DrukkersLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg
Hier volgt dan het laatste wat ik nog op m'n
hart heb over de „Christenreis naar de eeuwig
heid". Het betreft de betekenis die Bunyan toe
kent aan het z.g.n. „inwendige woord" of de
„inwendige openbaringen".
Met een citaat uit het boek is wel het beste
duidelijk te maken, wat hiermee bedoeld wordt.
De pelgrims, die wij op hun reis volgen zijn
geen zwijgende mensen, maar ze voeren nogal
eens gesprekken met elkaar. Ik denk nu speciaal
aan een gesprek, dat gevoerd wordt als „Chris
ten" en „Hoop" een zekere „Onkunde" op hun
weg hebben ontmoet. Met deze „Onkunde" wordt
heel wat afgepraat door „Christen". Het vlot
evenwel niet erg, en men krijgt de indruk, dat
het „Hoop" aardig begint te vervelen. Hij wil er
liever een eind aan maken, en daarom zegt hij
tot „Christen" op een gegeven moment
„Vraag hem eens öf Christus ook van de he
mel in hem geopenbaard werd."
„Wat", antwoordde „Onkunde", „behoort gij
ook tot het soort van mensen, die geloven aan
inwendige openbaringen 7 Het is voor mij een uit
gemaakte zaak, dat allen die aan een onmiddel
lijke openbaring Gods in het hart geloven, aan
zinsbegoocheling lijden".
„Maar mijn vriend", vroeg „Christen", „is
Christus dan niet zó diep voor het natuurlijk
verstand verborgen, dat niemand Hem kan ken
nen, tenzij de Vader zelf Hem aan ons open
baart 7"
„Dat kan uw opvatting wel zijn, maar de
mijne is het nietIk twijfel er niet aan of mijn
geloof is evengoed als het uwe, al moet ik u
ronduit bekennen, dat mijn brein niet zo ver
ward is als dat van u."
Ware ik bij deze discussie tegenwoordig ge
weest, ik zou onvoorwaardelijk de zijde van „On
kunde" gekozen hebben, maar dan valt het voor
mij al even slecht uit als voor „Onkunde". Hij
krijgt namelijk te horen, dat hij een denkbeeldig
en vals geloof heeft, en dat hij verward zit in
de strikken van zelfbedrog. „Helaas, „Onkunde",
ik merk, dat ge van deze werkingen des geloofs
niets afweet. Ontwaak dus."
Men bemerkt, dat deze dingen nogal actueel
zijn.
U zult hier in uw omgeving misschien ook wel
eens iemand ontmoet hebben, die nogal hoog
opgaf van zulke „inwendige openbaringen". Men
heeft dan die of die tekst „gekregen", of het
ging een ander zoals Bunyan op een andere blad
zijde vertelt, dat hij eens zeer bedroefd was, en
gebogen ging onder z'n schuld, Ernaar zie, toen
was het mij plotseling, alsof de ogen des Heren
met onbeschrijfelijke tederheid op mij gericht
werden, en ik hoorde van zijn lippen dit woord
komen „geloof in de Here Jezus en gij zult zalig
worden". En als „Christen" dat dan allemaal
verteld heeft, krijgt hij van „Hoop" te horen
waarlijk, dit was een openbaring van Christus
aan uw ziel".
Als u zelf nooit met zo iemand in aanraking
geweest is, zal het u toch wellicht bekend zijn,
dat dit een zeer geliefd thema* is in de kringen
van piëtisten en dergelijke richtingen, die ook
hier in Zeeland zo welig tieren.
Wanneer u zelf van deze en dergelijke „ge
kregen" teksten niets afweet, en nimmer zulke
ervaringen had, wordt u met zeker medelijden
aangekeken. Het oordeel over uw geestelijke
staat ziet er dan niet zo best uit. Het komt wel
zo ongeveer overeen met wat „Christen" ten
slotte tot „Hoop" zegt„ach, ik beklaag die
arme man toch wel. Gij zult zien, dat het ten
slotte nog slecht met hem afloopt".
Het is om deze en dergelijke bladzijden, die
nogal veelvuldig bij Bunyan voorkomen, dat ik
het lezen van dit boek ronduit funest vind voor
onvaste zielen, en aanleiding dat eenvoudige
zielen er volledig door in de war raken. Zij heb
ben geleerd, dat ze de Here eenvoudig op Zijn
Woord moeten geloven, maar nu komt ook
Bunyan hen vertellen, dat ze zich deerlijk ver
gissen, dat er nog iets anders bij moet komen, dat
een innerlijke openbaring een en ander nog moet
komen bevestigen, en dat als dit niet gebeurt,
en zij daar geen ervaring van hebben, zij met een
ingebeelde hemel, zoals dat dan heet, verloren
gaan. Ze hebben dan een „gestolen" Christus,
of hoe men dat ook verder maar belieft te noe
men. Men ziet, dat deze en dergelijke opvattin
gen niet splinternieuw zijn. Ze waren er reeds
ten dage van Bunyan, en de ene herdruk na de
andere van dit boek zal er ook wel het zijne toe
bijgedragen hebben, dat zulke opvattingen zó'n
taai leven hebben.
Ik moge er in de eerste plaats de aandacht op
vestigen, dat deze gedachte van inwendige open
baringen in 't geheel geen steun vinden in de
Heilige Schrift, ja nog sterker, dat ze tegen de
doorgaande gedachtengang van de Bijbel volko
men ingaan. God heeft Zichzelf geopenbaard in
de Schrift, en daar hoeft geen aparte openbaring
meer bij te komen.
De Bijbel is het boek van de Heilige Geest,
en als nu de Heilige Geest buiten de Bijbel om
nog eens aan Jan, Piet of Klaas extra openba
ringen zou geven, dan zou Hij daarmee Zelf ver
klaren, dat Zijn openbaring in de Schrift feitelijk
niet voldoende was.
De Heilige Geest zou daarmee Zelf verklaren,
dat Zijn eigen boek de Bijbel ongenoegzaam en
onvolledig was, en aanvulling behoefde van een
extra-inwendige openbaring. Heel deze theorie
van inwendige openbaringen lijkt zo uitermate
vroom en gewichtig, maar is op de keper be
schouwd, goddeloos, omdat het de Bijbel, het
Woord van God becritiseert. Die Bijbel is in
hun ogen feitelijk niet compleet, en laat u in de
mist. Die Bijbel is duisternis en pas als het „in
wendige licht" in het hart van de mens ontsto
ken is, gaat er van dat licht ook iets afstralen
op de Bijbel.
Een bewijs, hoe fout heel deze gedachtengang
is, levert de Pinksterkerk in Jeruzalem. Toen de
H. Geest pas was uitgestort, zou men toch wel
allerlei bijzondere dingen, gezichten en openba
ringen verwacht hebben, maar het eerste wat de
Schrift ons van deze gemeente meldt is zij wa
ren volhardende in de leer der apostelen. De
Heilige Geest leidde naar het Woord,
In de tweede plaats is deze theorie van het
„inwendige woord" in hoge mate hoogmoedig.
Men vindt dat eenvoudige, kinderlijke geloof in
het Woord, het omhalen van de belofte des He
ren zonder meer eigenlijk veel te simpel. Daar
moet nog iets bij komen. Anders is het veel te
gewóón. Men vindt zichzelf eigenlijk veel te ge
wichtig, om alleen met de „belofte" naar huis
gestuurd te worden, op de manier van Naaman,
die eigenlijk diep teleurgesteld was, toen hij ver
nam, dat hij zich alleen maar wassen moest in
de Jordaan. Hij had gedacht, dat de profeet al
lerlei strijkages zou verrichten en allerlei won
derlijke toverspreuken zou zeggen. Dit was toch
veel te gewoon. Zo zijn er nu ook nog velen,
die geestelijk op de tenen gaan staan. Wij zijn
allemaal burgers van Nederland, maar het zijn
tenslotte maar de enkelingen, die een lintje krij
gen van de koningin. Dit is een bijzondere onder
scheiding. Ik constateer bij de lieden der inwen
dige openbaring deze zucht naar een onderschei
ding. Ze willen een geestelijk lintje op de borst.
Men wil boven de massa uitsteken. Men moest
in deze kringen eens bedenken, dat hoogmoed
de eerste zonde is geweest, die haar intrede in
deze wereld gedaan heeft. En Jezus heeft reeds
gezegd dit boos en overspelig geslacht begeert
een teken
In de derde plaats is heel deze „hang" naar
een extra bericht van de ziel volkomen overbodig.
Wij hoorden Bunyan reeds omstandig vertel
len van de openbaring van Christus uit de hemel
aan zijn ziel.
Wat was het toen, dat Bunyan van Christus
te horen kreeg 7 Was het iets, dat hij nog nooit
tevoren gehoord had. In 't geheel niet. De stem
van de hemel zei hem„geloof in de Here Jezus
Christus, en gij zult zalig worden". Nee, daar
was heel deze omhaal stellig niet voor nodig ge
weest, want dat had Bunyan ook in z'n Bijbel
kunnen lezen. Maar nu komt de zucht naar het
interessante. Een mens wil zelf ook graag inte
ressant schijnen. Vandaar dat het geheel wat
moet worden opgesierd en gedecoreerd met aller
lei franje. Maar de Bijbel staat daar te hoog voor.
De Bijbel is geen spannende roman, maar het
boek der Waarheid. Alles wat naar vertoning
zweemt, is miskenning van de Schrift, en van
de Heilige Geest. De H. Geest werkt nooit met
vertoon. Hij is, zegt de Schrift, als de dauw, en
de dauw doet z'n gezegende werk in de stilte,
als bijna iedereen slaapt.
Laten wij ons door al deze interessant-doenerij
en sterke verhalen niet van de wijs laten brengen.
Als wij de vaste spijs van het Woord genoten
hebben, zullen we aan een extraatje, een apart
dessert van een inwendige openbaring in 't minst
geen behoefte meer hebben. Tot het Woord, en
de getuigenis, zo zij niet spreken naar dit Woord,
het zal zijn dat zij geen dageraad hebben.
H. V.
Het was deze week een bijzondere predikanten
vergadering in Zeeland. Dr A. J. Bronkhorst,
Ned. Herv. predikant in Den Haag, was uitge
nodigd om te komen spreken over de nieuwe
Kerkenorde der Ned. Herv. Kerk.
Daaruit mag toch blijken, dat we ook in Zee
land met grote belangstelling vervuld zijn voor
alles, wat in de Herv. Kerk in beweging is. En
dat we het gesprek tussen de kerken op prijs
stellen. De ervaring leert, als mensen met elkan
der praten, dat zij elkaar allicht beter verstaan
dan wanneer ze, elk vanuit eigen 'burcht, over
elkaar gaan schrijven. Zo is het met kerken even
eens.
Het viel te verwachten van deze spreker, dat
hij een vurig verdediger van de nieuwe Kerken
orde zou zijn. Hij heeft er reeds meerdere malen
over geschreven.
Vlot en boeiend heeft hij uiteengezet, waar het
bij deze Kerkenorde om gaat, en welke belang
rijke stap voorwaarts gedaan is. De kerkelijke
accenten zijn weer gekomen, in plaats van het
vroegere bestuursapparaat.
Het is te begrijpen, dat hierover met de spre
ker nog al van gedachten is gewisseld. Want,
bij alle waardering voor de inderdaad belangrijke
wijzigingen, die er gekomen zijn, blijft toch van
uit de Gereformeerde kerkelijke wereld nog me-
t