J/otiïies Jeugdrubriek Keuring jezelf voortdurend remmen moet, gaat dat ver schrikkelijk in je kuiten zitten. Je wordt er zo moe van als een hond. Inderdaadafdalen is moeilijker dan klimmen. In het geestelijk leven is dat in elk geval zo. Het is niet zo eenvoudig om van een hoog voetstuk af te dalen. Het behoort tot de moei lijkste bezigheden in het christenleven, om de minste te wezen, en een ander uitnemender te achten dan ons zelf. Klimmen gaat beter dan dalen Als tweede voorbeeld geef ik alleen maar een citaat. We hebben in 't voorafgaande al iets ge hoord van een reisgenoot die „Angstvallig" heet, en daarvan merkt nu een ander (Grootmoedig) het volgende op „En nu behoorde onze goede Angstvallig tot degenen, die enkel de baspartij kunnen zingen. Zijn stemgeluid was diep en droefgeestig, en ik heb van kenners wel eens gehoord, dat de bas toon de eigenlijke grond en het uitgangspunt van alle muziek is. Zo geloof ik, dat een oprechte belijdenis altijd in verslagenheid des harten haar oorsprong zal vinden. Het enige gebrek van „Angstvallig" is, dat er bijna tot aan het einde van de reis geen andere dan een droevige muziek aan zijn ziel te ontlokken was". „Angstvallig" is de christen, die van de „el lende" nooit doorstoot naar de „verlossing". H. V. Er zal een nieuwe Zondagswet van stapel lopen. De dagbladen hebben ons gemeld, dat het ontwerp bij de Tweede Kamer is ingediend. We hebben ook iets vernomen van de plannen, die de Overheid heeft met betrekking tot de Zondag. Voorzover daaruit wat kon worden afgeleid, blijkt het wel, dat de nieuwe Zondagswet wat meer zal moeten kloppen op de feitelijke toestand van vandaag. Er wordt een zeer tegemoetkomen de houding aangenomen tegenover de velen, die de Zondag helaas niet zien als een dag, aan God gewijd. Meer als een vrije dag, waarqp de mens er eens uit is, en waarop het vraagstuk van de vrije-tijd-besteding eigenlijk het voornaamste is. Daarom schijnt de Wetgever thans het stand punt in te nemen, dat aan de sportbeoefening op de uren, waarop de kerken haar godsdienstoefe ningen houden, geen moeilijkheden in de weg gelegd moeten worden. Alleen als het met wat rumoer gepaard gaat, en de openbare rust er gevolgen van ondervindt, dan kan de zaak nader bekeken worden. Maarmen mag de Zon dagsgedachte, zoals die door de kerk, op grond van de Heilige Schrift, verdedigd is, n.l. dat dit de dag is, waarop de vreugde over het verlos singswerk in Christus op de voorgrond moet staan, niet opleggen aan een groot deel van het volk, dat het hier niet mee eens is, of dat er aan is ontgroeid. Tenslotte maakt men dan nog enig verschil tussen de Zondagmorgen en het overig deel van de dag. Dat zijn zo enkele trekken, die we van het ontwerp-wet onder de ogen kregen. En, dat geeft ons aanleiding om hier even bij stil te staan. Dan is onze eerste opmerking, dat in dit Wets ontwerp toch al heel weinig invloed van hoger hand uitgaat, om het volksleven tot rechte waar dering van de Zondag te brengen. Het kwam me daarbij in de gedachten, wat van verschillende zijde de laatste jaren over de overheidstaak en roeping is geleraard. Daarbij is het oude Art. 36 der Ned. Gel. Bel. ter sprake gebracht, en velen menen, dat het in onverkorte vorm weer tot gel ding moet komen. Zodat de Overheid een posi tieve roeping heeft tot voorstaan van de gods dienst en tot wering van alle valse godsdienst. Is het nu zijdelings een gevolg van het loslaten van deze zin uit Art. 36, dat we nu van Over heidswege zulk een ontwerp-Zondagswet krijgen? Komt dat hiervandaan, dat de kerk de Overheid haar roeping van Godswege niet meer voldoende voorhoudt Daar geloven we niets van. De Overheidstaak is „andersoortig" dan die van de kerk. Om deze Overheidstaak zo maar te willen onderbrengen onder de regering van Christus en Zijn rijk, gelijk sommigen dat doen, dunkt ons in strijd met de Overheidsroepingi Zij moet zich van Godswege geroepen weten, om de samenleving op aarde te dienen. Dit grenst wel aan de heilige bediening, en oefent daarop wel invloed uit, gelijk omgekeerd de heilige be diening het Overheidswerk draagt en bevordert, maar beide blijven toch onderscheiden. De ge dachte van een theocratische staat is een onjuiste toepassing van het Oude Testament op het leven van vandaag. En de werkelijkheid staat daar wel heel ver van af. Dr K. H. Miskotte zegt in De kern der zaak, bl. 240, dat de Overheid in dienst van het Rijk van Christus staat en zich met haar werk niet op neutraal terrein beweegt. En de Overheden moe ten zich aan de heerschappij Gods in Christus oriënteren. Verder spreekt hij van een meerderheid (in de kring der Ned. Herv. Synode), die als roeping der Overheid ziet, dat zij aan de prediking van het Evangelie de haar toekomende ruimte zal ge ven en in de handhaving der gewetensvrijheid de sfeer zal scheppen, waarin het Woord Gods vrij kan worden gehoord en gehoorzaamd. Daarte genover staat een minderheid, die verder gaan wil, en zegt, dat de Overheid welbewust het Rijk van Jezus Christus moet voorstaan, door de pre diking van het Evangelie te beschermen en te bevorderen (bl. 241). Toen ik dat nog eens nalas, kwam het bij .me op, dat Dr Miskotte c.s. dan toch door het nieu- we-ontwerp-Zondagswet wel heel erg teleurge steld zullen zijn. Want, daarin is van een leiding geven tot horen en gehoorzamen van het Woord geen sprake. Dit is wel zo'n „neutrale" oplossing, als men maar denken kan. Daarin spreekt de Wetgever zich volstrekt niet uit over het prin cipe van de Zondag als Dag des Heren, maar komt zelf tegemoet aan hen, die van dit principe niet willen weten. Feitelijk gaat dit ontwerp ge heel in de richting van een voortgaande devalua tie van de Zondag. Het loopt, om zo te zeggen, achter het publiek aan, en zegtwat maak je van de Zondag En, dan verschaft de Overheid „ruimte", opdat ieder met de Zondag naar believen kan handelen. En, inplaats dat hier iets van de theocratisch gedach te idealen is verwezenlijkt, is het veeleer zo, dat de moderne levensgedachte wordt tegemoet ge komen, tot schade van het volksleven. Als dat volksleven straks in de wetgeving bijna geen rem meer vindt, om van de Zondag een gewoon- menselijke vreugdedag te maken, dan zal daar door het onttrekken van dat leven aan de invloed van Gods Woord en Wet worden bevorderd. Dit wordt dan één der zoveelste, en waarlijk niet de geringste, ontnuchteringen, na de idealistische prediking van de „doorbraakgedachte". Op zichzelf is dit ontwerp een teken van de tijd, ook in Nederland. In de grote centra, de bosstreken en langs de stranden, valt er ook on der de huidige Zondagswet, van de heiliging van die dag niet veel meer te constateren. Maar, de nieuwe Wet zal dit alles eer sanctioneren dan tegengaan. Het ontwerp redeneert vanuit het standpunthet publiek wil dat heden ten dage, enje kunt ze dan toch niet binden. In feite stelt dit ontwerp de opvatting van de Zondag als gewone plezierdag, gelijk met de Bijbels gefun deerde gedachte, dat deze dag de gelegenheid is, om de vreugde van het Koninkrijk Gods in bij zondere zin te beleven. Zelfs heeft de kerkdienst geen voorrang boven het vermaak, maar dat ver maak moet zelfs onder de kerktijden „ruimte" worden gegeven. Hierover zullen zeker uitgebreide debatten in de Kamer worden gehouden, en daarbij zal het voor de religieuze groep in de P. v. d. A. geen gemakkelijke taak worden. Ook van Rome is er voor een juiste opvatting van de Zondagsheili ging en rust weinig steun te verwachten. Mis schien dat hierbij de ogen kunnen opengaan, hoe zeer het nodig is, dat het belijdend "deel van ons volk, ook politiek, bij elkaar moet staan en de belijdenis van het Koningschap van Christus ook in de politieke consequenties heeft te aanvaarden. We wachten dit alles met grote belangstelling af. Voor 't ogenblik is 't ons doel, er opmerkzaam op te maken, dat dit ontwerp Zondagswet geen enkele steun biedt vóór, of leiding geeft aan, de belangrijke taak, om ons volk te leren, de zegen van de Zondag terug te vinden. Des te meer wordt de kerk geroepen door haar woord en voorbeeld dit te doen. Niet in wetti sche, of piëtistische zin, door geboden en ver boden op te leggen, die helemaal geen grond vinden in de Schrift. In dit verband wijs ik op het interessante artikel van Ds H. J. Spier, over Sabbat of Zondag in Bezinning van April j.l. De Zondag als vreugdedag om het genadewerk Gods in Christus, dat is het ideaal, dat door de kerk moet worden gezocht en door haar gepro pageerd. Als dat gebeurt in de kracht van de Geest, Die eens Jeruzalem tot verbazing bracht, dan zal ook in deze tijd de kerk haar kracht kunnen stellen tegenover een volksleven èn een wetgevend apparaat, dat helaas van dit geheim weinig meer blijkt te bezitten. Het wordt tijd, dat wij de grote roeping voor onze dagen zien, ons niet verliezen in bijkomstig heden, maar het getuigen-zijn van Jezus Christus mogen verwerkelijken. Als oud en jong hiertoe om bezieling vraagt, dan zal er op die wijze van uit de kerk een medicijn worden geboden, waar door alleen een volksleven gezond kan zijn. G. C. St. Het schijnt weer zover te zijn. Een nieuwe lichting jongens moet gekeurd voor de militaire dienst. Niets ongewoons we zijn er al jaren aan gewend. Je kijkt een beetje tegen zo'n dag aan, maar het valt erg meer. Met al die lotgenoten om je heen wordt het in de regel een plezierige dag. Je piekert er voorlopig nog niet over, wat daarna komt Je behoeft nog niet eens aan het ergste te denken, om toch wel te begrijpen, dat die keuring in de regel de inleiding vormt van een ingrijpende verandering in je leven. Ze gaan je eens even verplanten en het is maar de vraag, of je wortels aanslaan in de nieuwe grond. Al kun- je regelmatig met verlof komen, je gaat toch een ander leven leiden. Voor korter of langer. En dat andere leven gaat beslist een stempel op je zetten en het komt er maar op aan, dat van te voren in de gaten te hebben. De Staat gaat je keuren. En daarmee zegt de Staat, dat het tijd voor je wordt om moeders pappot te verlaten en het eens te proberen met het etensblikje. Allemaal in de rij en dóórlopen Wie je bent, interesseert de Staat niet zo erg. Voorlopig gaat het erom, of je gezond bent. Je krijgt een cijfer hiervoor en daarvoor en als het allemaal in orde is, krijg je een hele reeks cijfers achter elkaar en dat is dan je legernummer. Het is helemaal niet erg, om zo'n nummer te hébben. Het is wél erg, als je straks in dienst alleen maar een nummer zou zijn Maar dat hangt van jezelf af. Je mag dan bij de hogenou ja, bij je superieuren bekend staan onder nummer zó en zóveel, als je kameraden dan maar precies weten, wie je bent en wat; je bentAls die ten minste je je naam maar teruggeven. Je komt bij de grote hoop Jongens, die Christus kennen en Hem dienen. Nét als jij Jongens, die Hem wel kennen maar, die Hem niet dienen Jongens, die Hem niet kennen, maar met jou toch wel eens over Hem willen praten. Ben je daar klaar voor Jongens, die Hem niet kennen en die je mis schien wel eens even zullen laten merken, dat de discipel niet meer is dan zijn Heer Dan kan het wel eens geducht spannen Je kunt je dan op de vlakte houden. Je kunt opstuiven. Maar er is toch eigenlijk maar één houding, die deugt. Rustig je gang gaan. En, als de gelegenheid zich voordoet, eens rustig met die knaap praten en hem laten merken, dat je toch zijn kameraad bent. Je zult je wel eens niet helemaal plezierig voe len, denk ik. Er moeten in dienst verschrikkelijke dingen geleerd worden. Daar praat je niet over, maar je moet ze dan toch maar verwerken. Heel je hart kan er een keer tegen in opstand komen. Het zal er eigenlijk nooit vrede mee hebben. Ga je alsjeblieft niet aanwennen, je er af te maken met een grap en een hard woord. Daar heeft niemand wat .aan. Praat het maar uit met een kameraad, die er net zo ellendig onder ge worden is en~word je, méér dan thuis misschien, bewust van wat wij samen bezitten mogen in de vrede door Christus. De keuring van de Staat duurt in de regel maar een dag. De keuring van je hart, van je gelóóf, duurt de hele diensttijd door en langer Ben je er klaar voor A—Z.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1951 | | pagina 2