JYofiïies
Jeugdrubriek
Officiële
Berichten
De schrijver in „De Poortyrake" wist dat
ook wel.
Als bedoelde schrijver nu zijn lezeressen van
deze dingen niets vertelt, maar slechts kla
gelijk weent, dat het in de „gebonden" ker
ken toch zo jammerlijk geschapen staat, dat
zelfs de Reformatiestijl daar wordt afgewe
zen, en men daar de oren dichtstopt voor
wat „door Gods genade nog over onze ker
ken gehóórd mag worden", dan heb ik voor
dit soort voorlichting geen woorden meer.
2°. De schrijver vertelt z'n meisjes, dat ik het
boek van Schilder recenseerde, met een
zuur-zoet gezicht. Dat kan hij niet weten,
want hij heeft m'n gezicht toen niet gezien.
Voorzover ik mij herinner stond mijn gezicht
toen heel normaal. Ik kon, aldus „De Poort-
wake" moeilijk anders doen dan het boek
prijzen „maar natuurlijk is er volop critiek".
Dat „natuurlijk" begrijp ik niet goed.
Waarschijnlijk zal bedoeld zijn dat ik Schil-
der's boek becritiseerde, omdat hij nu een
maal Art. 31 is.
Nu, dan heeft de schrijver het óók al weer
mis.
Want toen het woord „vrijmaking" nog
niet bekend was op het kerkelijk erf, heb ik
reeds soortgelijke bezwaren tegen het werk
van Schilder kenbaar gemaakt als nu.
Mij dunkt, deze weerlegging van het stukje uit
„De Poortwake" is duidelijk en afdoende voor
ieder die eerlijk luisteren wil.
Nu wacht ik af, wat de schrijver in „De Poort-
wake" er mee doen zal. H. V.
In deze week valt de datum van 5 Mei, de
gedenkdag van Neerland's bevrijding in 1945.
Wel wordt dit in Zeeland wat anders gevoeld
dan „boven de rivieren", omdat onze provincie
reeds de bevrijding kende in najaar 1944.
Maar, we denken toch ook in verband met het
overig deel van ons vaderland. Daarom spreekt
ook tot ons de datum van 5 Mei als de dag,
waarop God wat groots aan Neerland deed. De
onderdrukker moest wijken, en met onze bevrij
ders samen hebben we toen gejuicht.
In de verwarde politieke toestand van heden
is het best mogelijk, dat de gedachte aan wat nu
al weer 6 jaar geleden is, naar de achtergrond
wordt geschoven. Er zijn immers al weer zoveel
nieuwe „spanningen". U kunt de voortgang van
het leven haast vergelijken met een tocht over
een veld, waar overal klemmen staan. Je stapt
onzeker, en vraagt je afzou ik er wel door
komen zonder „in de klem" te geraken Dat
stempelt zo'n beetje de mens van 1951. Hoe lang
wandelen we nog zonder nieuwe catastrophe
Gevolg van deze onzekerheid is minder inte
resse voor wat er gebeurde, en minder energie
tot de levenstaak Beide valt af te keuren.
In de eerste week van Mei moeten de gedach
ten terug gaan naar die ontroerende omkeer van
1945. Voor het diepste leed kwam de mogelijk
heid van herleving. Zelfs voor hen, die met rouw
in 't hart overstapten naar de bevrijding, gaf
deze gunstige keer toch herademing. Het was
tenminste voorbij, en verdere slachtoffers zou
de Duitse tyrannie niet maken
Levendig herinner ik mij nog de kerkdiensten
na 5 Mei 1945. In de daarop volgende dagen.
Wat is er toen gezongen, en geluisterd Sinds
houden we telkens op 4 Mei 's avonds korte
diensten tot herdenking, voorafgaande aan een
stille omgangZijn ze nog zo „vol" als in
die dagen.
Het is verwonderlijk, hoe snel in de gang van
het leven iets kan afslijten. Zelfs de 2 minuten
stilte om 8 uur 's avonds op 4 Mei schijnen voor
het drukke leven nogal véél te zijn. Laat ons
toch appassen, dat er van de vele soldatenkerk-
hoven geen stille klacht naar ons uitgaatZij
liggen daar, gesneuveld, opdat wij de begeerde
vrijheid zouden krijgen. Moet dan hun levens
offer ons niet altijd bij blijven
Het teruggrijpen naar de jongste historie is
heel belangrijk. Dan komen grote daden weer
yoor onze aandacht. En 't besluit zal zijn een
uit ons hart gewelde belijdenis God was won
derlijk goed
Daar had Nederland sinds de bevrijding meer
van doordrongen moeten zijn. En de kerk moet
daarin tot een lichtend voorbeeld wezen. Om
Hem te verhogen, Wiens sterke rechterhand door
haar daden de wereld deed beven.
Meer onder de indruk van het werk Gods.
Dan zijn we ook gewapend tegen een geest van
lauwheid en inzinking. We hebben veel te veel
de mond vol over wat „mensen" doen. En, dan
„ligt" het ons helemaal niet, zoals het sinds 1945
gaat. Niet alleen in ons land, maar feitelijk over
heel de wereld. We hebben geen van allen de
grote wendingen in het leven tot in hun diepte
gepeild. En, we zullen toch allen voortdurend
meer tot het inzicht komen, dat we onder een
andere orde van zaken zijn geraakt.
Hier zal het negatieve standpunt van wij doen
niet meein feite niet zoveel betekenen. Maar,
nodiger is het, dat wij ons bezinnen, hoe wij
vanuit het Christelijk geloof, in de wereld van
vandaag, voor Nederland in de bevrijding weg
wijzers kunnen zijn. Hoe wij onze geestelijke in
vloeden, ons aan de Schrift ontleend ideaal voor
maatschappij-vormen, onze kijk op de opbouw
van gezin en jeugd, en zoveel meer, kunnen la
ten spreken, zodat anderen daarnaar zullen luis
teren. In het land, dat God voor ons allen vrij
maakte van de vijand, ligt voor ons de taak, dat
wij de samenleving ten zegen zijn, omdat wij God
dienen.
Zo moet de herdenking van de bevrijding ons
doen bezig zijn met de vraag, hoe of God wil,
dat wij Zijn mede-arbeiders zijn in het leven.
Wij gedenken in deze weken ook Gods grote
daden in de openbaring van Zijn kerk. Hemel
vaart vierden wij, en we gaan Pinksteren tege
moet.
De blijvende inwoning van de Geest is de
voortdurende inspiratie tot een leven in geloof.
En, geloof ontwikkelt zijn kracht in practisch
handelen naar het Woord des Heren.
Juist, waar wij merken, dat in de Westerse-
volkeren-vereniging dat Woord des Heren al te
weinig gekend wordt, ligt voor ons de roeping,
in dit land te werken aan de opdracht, waardoor
een klein volk „groot" kan zijn. In Nederland
het Bijbels getuigenis boven alle menselijke ge
luiden.
Als de herdenking der bevrijding dit mocht
brengen, dat de Christenen zich meer met elkaar
gaan afvragen, wat zij gezamenlijk voor de volks
geest ten goede kunnen doen, dan zal zulk een
herdenking de kracht vernieuwen.
Ik las in het blad der Ned. Jeugd Gemeensch.
iets over het organiseren van nationale feesten,
ter herdenking van de bevrijding. Zelfs wordt
het Carnaval ter sprake gebracht, omdat er „me
thodisch" iets uit valt te leren, om allen te laten
meedoen aan het festijn.
We zullen dat nu maar zo laten. Vermoedelijk
zal de bevolking uit „Carnavalssteden", en zeker
voorzover zij niet Rooms-Katholiek is, daar wel
heel anders over denken. Maar, wat mij wel
trof is ditkan men de Nederl. Jeugd niet beter
oproepen, om zich „van harte" toe te leggen op
de ontzaggelijke taak, dat Nederland door een
drachtig werken énbidden, aan de moeiten
van de tijd het hoofd leert bieden. Door in ar
beid en plichtsbesef vreugde te vinden, kan een
geslacht tonen, de vrijheid waard te zijn. Zo
wordt tegelijk een geslacht gestaald, om voor
de komende tijden paraat te zijn.
Levensroeping moet het wachtwoord zijn.
G. G. St.
Ik geloof toch van wél
Ik zou ze niet hebben willen missen. Elke week
zag je elkaar op de J.V. aan het werk. Dat was
fijn Maar dan eens zo'n dag er tussendoor met
elkaar uit daar kon je weer weken op teren.
Er zat altijd wel een ras-humorist onder het ge
zelschap. Vaak een, die op de vereniging niet
veel zei, maar die op zo'n Bondsdag bewees, dat
er ook nog andere talenten zijn dan studie-zin
en welsprekendheid. Onmisbare vrienden, die
soms na zo'n dag plotseling een heel andere
plaats op de vereniging innamen. Ik denk aan
die vaak spannende huishoudelijke vergaderingen!
Aan ons ongeduldig voetgetrappel, wanneer een
of andere langdradige afgevaardigde zijn eind
niet vinden kon. Aan ons gesputter, wanneer Dijk
(vergeef mij, professor!) juist ónze man afklop
te, voor hij uitgesproken was.
Ik denk aan alle applausjes, die we weggaven.
We waren er heus niet karig mee we klap
ten overal voor. Desnoods voor postbode, die
een telegram kwam brengen. We vonden het alle
maal even mooi en goed. Het referaat kon zó
lang en zó taai niet geweest zijn, of wij betuig
den enthousiast onze instemming. Het kunstje was
overigens gemakkelijk te leren elke Bondsvoor
zitter en Bondspresidente houdt er, geloof ik,
een speciale stembuiging op na, waaraan je ogen
blikkelijk kunt horen, dat er geklapt moet worden.
En zo kwamen we binnen Haarlem en binnen
Dordt, in Middelburg op het Abdij-plein, waar
twee van mijn beste J.V.-vrienden prompt hun
hart verloren aan twee Zeeuwse meisjes. We
kwamen in '38 in Amsterdam om de vijftigste
Bondsdag te vieren. Nog één keer in Utrecht en
toen, in 1940, één week voor Nederland de oor
log inging, nog eens in Amsterdam. Neen ik
zou ze niet hebben willen missen, onze toogda-
gen. En jullie moet ze ook niet willen missen.
Misschien zit je maar met een paar mensen elke
week te vergaderen misschien merk je ook
op je eigen vereniging iets van de sfeer van onze
dagen wat heb ik er eigenlijk aan en wat doet
het er allemaal toe. VooruitDoorgaan en aan
pakken En breek er eens samen uit voor een
Bondsdag. Dan zie je wel, dat je niet alleen staat.
Dan zie je, dat er nog duizenden zijn zoals jij
gewone jongens en meisjes, die de Naam van
Christus willen belijden en dragen. Dan kun je
weer verder, dan heb je weer moed Na elke
Bondsdag beginnen te sparen voor de volgende.
Ik hoop, dat het mooie dagen zullen zijn in Rot
terdam en Zwolle. Ik hoop, dat God jullie en
ons nog veel van zulke dagen wil geven. En
denk vooral niet, dat het zo na de Bondsdag tijd
begint te worden, het verenigingswerk tot Sep
tember of October stil te leggen. Er kan nog best
een week of zes bij Minstens AZ.
TOOGDAGEN
Ze zijn weer in zicht onze toogdagen
Als jullie dit leest, zijn de jongens al naar Rot
terdam geweest en maken de meisjes zich klaar
voor de verre reis naar Zwolle.
Ik heb mijn oude Bondsdag-programma's weer
eens voor de dag gehaald. Opnieuw hebben ze
een schoonmaak overleefd ik kom er niet toe,
om ze weg te doen. Er zitten nogal wat herin
neringen aan vast. Mijn eerste Bondsdag was die
van Utrecht in 1930. Zijlstra was nog Bonds
voorzitter. We wilden ook naar de huishoude
lijke vergadering en hadden dus met een hele club
logies besproken voor één nacht in een niet on
vermaard Utrechts hotel. Ik kan niet zeggen, dat
het een rustige nacht was. Dat wreekte zich
's middags op de Bondsdag in die snikhete, vol
gepropte Oosterkerk. Gerbrandy sprak over het
„Wezen van het Communisme". Het was mach
tig, mooi en leerzaamnou Maar ze hebben
me even goed moeten wakker maken. Bij mijn
weten is dat heus de enige keer geweest, dat ik
in de kerk geslapen heb.
Ik blader nog eens verder, herinner me de
gezichten van sprekers en soms ook nog wel eens
iets van wat ze ons voorhielden. Maar veel is
het toch niet, dat in het geheugen achterbleef.
Is zo'n toogdag dan eigenlijk wel de moeite
waard
KORT VERSLAG van de vergadering der
Classis Zierikzee der Geref. Kerken, gehouden
te Zierikzee op Woensdag 25 April 1951.
Art. 1. Namens de roepende kerk van Brouwers
haven opent Ds G. Aalbersberg van Zonnemaire de
vergadering. Hij laat zingen Ps. 103: 1, leest Ps. 133
en gaat voor in gebed.
Art. 2. De credentiebrieven worden nagezien door
de afgevaardigden van de kerk van Bruinisse. Alle
kerken zijn wettig vertegenwoordigd. Brouwershaven,
Oosterland en Wissekerke hebben een diaken afge
vaardigd. Hun wordt keurstem verleend. Nieuwerkerk
en Oosterland hebben een instructie.
Art. 3. Het moderamen wordt geconstitueerd:
Praeses Ds Kuitert, Assessor Ds Bremmer, Scriba Ds
van Aller.
Art. 4. De begroting wordt op voorstel van br.
Davidse vastgesteld op 300,
Art. 5. De Praeses vermeldt de personalia. Ds
Bremmer wordt gelukgewenst met zijn verjaardag. Ds
Retel wordt gelukgewenst met de terugkeer van zijn
vrouw uit het ziekenhuis naar eigen woning. De kerk
van Haamstede wordt gelukgewenst met het feit, dat
Ds van Swigchem bedankt heeft voor het beroep naar
de kerk van Ysselmuiden.
Art. 6. De notulen van de vorige vergadering wor
den door Ds Aalbersberg gelezen, door de Classis
goedgekeurd en door Praeses en Scriba getekend.
Art. 7. Ingekomen stukken
a. een verzoek van br. A. Vingerling van Goes,
om verlenging van zijn preekconsent te mogen ont
vangen. Dit consent wordt hem verleend voor de tijd
van één jaar.
b. Een schrijven van de Classis 's-Gravenhage,
waarin wordt meegedeeld, dat Cand. O. de Jager prae-
paratoir is geëxamineerd. Hiervan wordt kennis ge
nomen.
c. Een schrijven van de Deputaten voor gescheurde
kerken, waarin mededeling wordt gedaan van de be
dragen, die door de kerken in onze Classis voor dit
doel alsnog moeten worden gestort.