DE PLAATS VAN HET KRUIS
JVotifies
zesde jaargang No. 43 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vRIjdAg 27 april 1951
ZEEUWSE KERKBODE
HoofdredacteurDs H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
Abonnementsprijs: 2,50 per Redacteuren: Ds G. Aalbersberg, Ds D. J, Couvée, Dr C. Stam Berichten en opgaven Predik-
halfjaar (bij vooruitbetaling) beurten, tot Dinsdagsmorgens
Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers
Advertentiën 10 cent per mm Drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon -2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg
Het ligt niet in de bedoeling, bij alle gebeur
lijkheden en ontmoetingen van „Christen" op de
weg die naar Sion leidt uitvoerig stil te staan.
Dit zou geheel buiten het kader van deze arti
kelen vallen. Maar een van de hoofdmomenten
mogen we nu toch niet stilzwijgend voorbijgaan.
Dit is namelijk het ogenblik dat „Christen", na
het huis van „Uitlegger" te hebben verlaten, en
na een eindweegs moeizaam te zijn voortgestrom
peld met het zware pak nog altijd op zijn rug,
eindelijk op een heuvel aankomt, op welke heu
vel een kruis staat. Toen „Christen" dit kruis
bereikt had, en er vol bewondering naar opzag,
gleed het pak plotseling van zijn schouders af.
Het viel op de grond. Het rolde al lager en lager
de heuvel af en verdween eindelijk in de duister
nis van het geopende graf.
Een blik op 't kruis der smarte
En 't pak der zonde viel.
Verblijd u nu, mijn harte,
Gij zijt verlost, mijn ziel.
Het exemplaar van Bunyan's Christenreis, dat
in mijn bezit is, heeft op de stofomslag een teke
ning waarop dit alles staat afgebeeld. „Christen"
in aanbiddende bewondering voor de gekruiste
Christus, en het pak dat van hem afgenomen is.
Zij, die deze uitgave verzorgd hebben, zagen
hierin dus blijkbaar ook het hoofdmoment van
heel het boek.
De gedachte, die hierin ligt uitgedrukt is schoon
en Bijbels.
Zoals de Israëlieten, die door de slangen ge
beten waren, moesten opzien naar de koperen
slang op een staak, om zó genezing te vinden,
zó ligt in het kruis van Christus alleen de bevrij
ding. Niet het zien op de wonden, en niet het
zien op de zonden. Niet de blik naar binnen,
maar de blik omhoog ziedaar de weg der
verlossing.
Het is jammer, dat Bunyan in het vervolg van
zijn boek dit pad weer verlaat, en aan allerlei
innerlijke ervaringen en bevindingen blijkbaar
veel meer waarde hecht dan aan het verlossende
uitzicht op het kruis.
Maar dat laten we voor het moment rusten.
Waar ik thans de aandacht op vestigen moet
is, dat dit kruis in het boek van Bunyan veel te
laat verschijnt. „Christen" is al een hele tijd op
weg, hij heeft al heel wat ervaringen opgedaan,
Er is reeds een moeizame strijd door hen gestre
den, hij is zelfs de enge poort al binnengegaan,
en is nu bezig langs de smalle weg naar het he
melse Sion te reizen, en dan passeert hij daar op
een willekeurig punt van de weg het kruis. En
dat kruis is het nu, of liever gezegd, het is Chris
tus nu, die hem voortaan het lopen van de weg
gemakkelijker maakt, want het zware pak (dei-
zonde) is nu immers van hem afgevallen, en dit
maakt, dat hij zich nu heel wat makkelijker kan
bewegen. Hij behoeft niet meer gebogen te lo
pen. Hij wandelt nu kortom „vol moed op ruimer
baan".
Bunyan maakt hier wel een heel kapitale fout.
Hij heeft het natuurlijk uitnemend goed be
doeld; en het is zijn lieve lust geweest om de
zondaar op het volbrachte werk van Christus te
wijzen.
Maar de fout die hij maakt is, dat hij het kruis
van Christus niet centraal stelt.
Bunyan heeft niet begrepen, of laat mij het
zacht zeggen hij heeft het niet voldoende dui
delijk gemaakt, dat Christus de reis van „Chris
ten" niet slechts gemakkelijker maakt, maar dat
Christus die reis alleen mogelijk maakt.
Christus is het die niet alleen het pak van de
schouders doet glijden, maar Hij is het ook, als
ik het zo zeggen mag, die de mens op de aan
wezigheid van dat pak opmerkzaam maakt, en
hem de zwaarte er van doet gevoelen. Een beetje
meer dogmatisch uitgedrukt, wil dat zeggen, dat
de mens aan Christus niét alleen de verlossing,
maar ook het inzicht in de ellende te danken
heeft. Zonder Christus zou bij wijze van spreken,
„Christen" er geen moment aan gedacht hebben,
de „stad des verderfs" te ontvlieden. Zonder
Christus had hij zich niet ongerust gemaakt over
zijn zonde en over het toekomende oordeel. Zon
der Christus had hij zelfs de eerste stap niet eens
gedaan. En daarom had Bunyan dat kruis niet
ergens halverwege op de weg naar Sion mogen
zetten, maar had dat kruis reeds op de eerste
bladzijde zichtbaar moeten zijn, want Christus is
de alfa en de omega, d.w.z. het begin en het
einde.
Men moet niet tegenvoeren, dat het er ten
slotte toch niet zo op aankomt, waar het kruis
staat, als het er maar staat.
Want het is juist deze suggestie van het kruis
ergens halverwege de weg die de vele oprechte
en bekommerde christenen in de war gebracht
heeft, en nog steeds in de war brengt.
Wij krijgen uit Bunyan's Christenreis de in
druk, dat heel dat moeizame begin feitelijk buiten
het kruis van Christus is omgegaan, en dit geeft
voedsel aan de valse gedpchte, dat het mogelijk
is aan z'n zonde ontdekt te zijn, deze wereld te
ontvlieden, begeert te hebben naar het Woord,
zonder dat Christus Zelf in ons leven gekomen is.
Men voelt zich dan eigenlijk nog in het voor
portaal en men begrijpt niet dat om met de Ca
techismus te spreken, een hartelijke droefheid om
de zonde niet is een voorbereiding vóór de be
kering, maar een stuk van de bekering zelf, d.w.z.
een stuk christelijk leven der dankbaarheid.
En zo is Bunyan helaas geen betrouwbare gids
van die velen, die nog niet aan het Avondmaal
durven deelnemen, omdat ze met „Christen" me
nen het kruis tegemoet te moeten lopen en ver
geten dat het kruis er reeds was, toen ze voor
de eerste maal aan hun zonden werden ontdekt.
De velen, die menen nog buiten de genade te
staan, terwijl de genade hen reeds met huid en
haar gegrepen heeft. Die leven in de waan, dat
die eerste schrede op de weg allemaal „eigen
werk" is, vrucht van eigen akker, en maar niet
kunnen geloven, dat dit het genadewerk van
Christus is.
Het is evenzeer aan ernstige bedenking onder
hevig, dat Bunyan „Christen"'s pak van de schou
ders laat glijden, zodra hij het kruis heeft ontdekt.
Men moet hieruit wel de gedachte afleiden,
dat „Christen" dus nu voortaan geen „last" meer
van z'n zonde heeft, en dat komt wel heel erg
in strijd met Paulus' woord na zijn bekering ik
ellendig mens, wie zal mij verlossen van het li
chaam dezes doods.
Bunyan wil ons doen geloven, dat de woorden
uit het evangelisch gezang
een zondaar, die uw voeten kust
en nu geen zondaar meer,
waar zijn, maar die regels zijn niet waar.
„Christen" blijft zondaar tot zijn dood toe.
Het is natuurlijk volkomen waar, dat al onze
zonden door Christus' bloed vergeven zijn, en dat
we dit gelovig hebben te aanvaarden. Maar het
is evenzeer waar, dat de zonde ons leven lang
realiteit blijft, en de strijd tegen de zonde niet
minder. Wie Bunyan's boek leest, zou in de
waan kunnen komen, dat er toch een moment
moet aanbreken, dat hij in 't geheel geen „last"
meer heeft van z'n zonde. En als dat moment niet
aanbreekt, voelt hij er zich misschien weer buiten
staan.
Eén ding is gelukkig, dat Bunyan deze allego
rie allerminst consequent heeft volgehouden. Uit
het vervolg blijkt duidelijk, dat „Christen" ook
na de confrontatie met het kruis nog allerminst
een „heilige" is. H. V.
De volgende week houdt de kerk zich weer
bezig met de herdenking van het wonder van de
hemelvaart des Heren. Veertig dagen na Pasen
wordt die gedachtenis elk jaar gevierd, omdat
de Schrift spreekt van veertig dagen na de ver
rijzenis van Christus uit de doden. Het wordt
daarin voor de discipelen duidelijk, dat de toe
stand van voorheen voorgoed voorbij is, terwijl
zij worden voorbereid op een nieuwe orde van
zaken.
Hemelvaart is een heerlijk feit ter gedachtenis
voor de kerk. Het menselijk vlees bereikt in Je
zus Christus de plaats, die God er voor bestemd
had. Het zal wonen bij de Here.
Nu de breuk in Gods werk, door de zondeval,
wég is, de verzoening met God is tot stand ge
komen, loopt de lijn van Gods werk in de hemel
vaart door naar de voleinding.
Rechte herdenking van het wonder van hemel
vaart is dan ook zich voorbereiden op de vol
einding. Blijmoedig en zeker van de overwinning,
die voleinding inwachten. Zoals de kerk in Je
ruzalem dat heeft gedaan. Met een door geloof
geheiligde activiteit. Nu de Koning op de troon
is verheven, is het voor Zijn gemeente een kwes
tie van tijd geworden. Hoe lang het zal duren,
kan niemand zeggen maar de uitkomst staat
vast. Het hemelvaartsgebeuren zet het leven van
de kerk op aarde in de blijde glans der komende
heerlijkheid. Erfgenamen van de nieuwe aarde
zijn zij, die in geloof hun Koning op de troon
aanbidden. Zoals Jezus als Eersteling overkleed
is met heerlijkheid, zo zullen allen, die van Hem
zijn, de toekomstige heerlijkheid ontvangen.
In die overtuiging gaat de kerk op aarde haar
weg. Het benauwende uitzicht van de tijd, waarin
wij verkeren, mag niet de grootste indruk op
ons maken. En, een moedeloze blik, omdat het
ongeloof groeit, en er meer sprake is van de
rechten van de mens dan van het recht van Je
zus Christus, past ons in geen enkel opzicht. Zijn
wij niet in de wereld door Hem gesteld, als het
leger, dat Hij aanvoert en tot de overwinning
leidt
Daarom is geen enkele arbeid tevergeefs, die
in Zijn kracht gedaan wordt. Of wij nu bezig
zijn de kerk te bewaren bij het Evangelie, dan
wel, dat wij de boodschap der kerk aan anderen
overbrengen, Christus prediken als de Heer van
de arbeid, het heeft alles zijn uitgangspunt in
de zekerheid, dat wij met Christus triomferen.
Waarom worden zoveel Christenen in de ver
warring van de tijd onrustig Dan houden wij
de profetie niet vast, die in de hemelvaart van
Christus ons is gegeven.
Als iets ons aan het werk zet, en... werkzaam
houdt, dan is het wel die blijde overgang uit de
wereld, naar de rechterhand Gods. Zoals een
leger afgericht wordt om de plannen van de ge
nerale staf te kunnen uitvoeren, zo moet de ge
meente van Christus in beweging gebracht wor
den door Zijn troonsbestijging.
Toen begon het laatste tijdperk der geschiede
nis. De laatste ure, waarvan Johannes in zijn
brieven spreekt.
Wij zijn in ieder geval al een heel eind in dat
laatste tijdperk gevorderd. En, als wij in het
leven rondkijken, dan is er nog veel te doen.
Daarom moet de herdenking van de hemelvaart
ons onder de aandacht brengen, hoezeer het no
dig is, dat de triomf van Christus door ons moet
geloofd worden, en worden uitgeroepen. De ro
mantiek van een socialistisch ideaal, de kille
zakelijkheid van een verdwijnend liberalisme,
kunnen alleen overwonnen worden door de be-