NOG 15 MILJOEN J/ofities Mijns NAASTEN EER en GOED GERUCHT Officiële Berichten Nu hij die man daar laat zitten en kermen, en „Christen" afscheept met het praatje „laat zijn aangrijpend einde u tot waarschuwing zijn", loopt Bunyan grote kans, dat er straks twee mensen (onschuldig) in deze afschuwelijke satanische ijzeren kooi opgesloten zitten. Aan ieder, die de „Christenreis naar de eeuwigheid" ter hand neemt, zeg ik daarom met nadruk weest op uw hoede voor „Uitlegger". H. V. In het Huis van Bewaring zit ik tegenover een jonge man. Op de leeftijd dat anderen vrijuit van hun jonge leven genieten, zit hij in de bajes. Ach ter de tralies. Als hij er straks weer uit komt, zullen de mensen hem nawijzen hij heeft gezé ten Op z'n dorp is hij voortaan een geschand vlekte. Nu ja, 't is dan ook z'n eigen schuld. Dat weet de jonge man die nu stil en somber tegen over mij zit ook. Hij heeft een rare schaats ge reden. Niet éénmaal, maar ook andermaal. In de taal van de politie heet datrecidivist. Hij wéét dat, en erkent het voluit. Hij windt er geen doekjes om. Hij doet geen enkele poging om zich zelf vrij te pleiten. Hij is geen beklagenswaardig slachtoffer, die door anderen misleid is. Dat hoor ik allemaal uit z'n eigen mond. In de gevangenis hoor je merkwaardige dingen. Dingen, die je in de vrije maatschappij zelden hoort. Bijvoorbeeld ditpeccaviDat hoor je bijna nergens. We .belijden allemaal vrijmoedig, dat we grote zon daren zijn. Maar zodra het op een concreet punt aan onszelf toekomt, hebben we ineens geen schuld meer. De schuld ligt dan altijd bij de an der. In de gevangenis hoor je schuldbelijdenissen persoonlijk en concreet. Het is daarom weieens een verkwikking, als je uit de vrije wereld eens terecht komt tussen de vier muren van een kleine cel. De jonge man van daareven heeft me ook z'n levensgeschiedenis verteld. De beschermende kracht van een christelijke opvoeding heeft hij gemist. Er is in dit jeugdige leven niet veel zon geweest. Z'n vader heeft hij al vroeg moeten missen. Kwam al vroeg, veel te vroeg, op eigen benen te staan. Er is een moeder die verzorgd moet worden, en er is bijna altijd gebrek. Ik luis ter met aandacht en begin iets te begrijpen. Ik vraag mij af, wat ik zelf gedaan zou hebben on der soortgelijke omstandigheden. Het antwoord dat ik mijzelf moet geven, is niet vleiend voor een dominee. Er zijn, als ik het relaas heb aangehoord, voor mij nog wel tal van tegenstrijdigheden. Een mens is zo'n gecompliceerd wezen. Men vindt in de wereld van de misdaad niet zo gauw de weg, want het is er zo donker. Maar ik heb er iets van menen te begrijpen. Alles be grijpen is nog niet alles vergeven. Daarom bidden we samen de jonge man en ik, om vergeving. Als hij weggaat en de volgende binnenkomt, kan hij nauwelijks dag, dominee, meer zeggen. Dat gaat soms zó, dat je de eenvoudigste woorden niet meer zeggen kunt. De Zondag daarop is er kerkdienst in het Huis van Bewaring, 't Is een wat schamel geval. Een wankele katheder en een stuk of wat banken met een 25 a 30 gedetineerden. Niet op z'n Zondags gekleed, maar zomaar in een „boevenpakje". Ze komen allemaal, elke Zondag. Niet uit heilbe- geerte. Dat doen we in de „vrije maatschappij". Dan is de kerk gevuld met een heilbegerige scha re. Hier is dat zo niet. Het zijn „boeven". En toch kómen ze allemaal, want wie wil er niet eens 'n verzetje op zo'n lange Zondag, waar bijna geen eind aan komt in die ongezellige kleine cel met vier muren en tralies. Er wordt ook gezongen. We zingen af en toe zelfs rythmisch. Eerst ging dat niet zo goed. Maar op de we kelijkse Bijbellezing is daar. eens wat van gezegd. „Mannen, jullie kunt ook zingen van „Sarie Ma rijs" en van „De bajes is zo groot", dus kun je ook hardop meezingen in de kerk." Sindsdien is het veel beter geworden. „Misdadigers" zijn volg zame mensen. Ze willen wat aannemen. Wij, op passende mensen, begrijpen dat zo niet, maar 't is zo. We zingen die Zondag Gezang 168. Zo oppervlakkig zijn we wel, daar in het Huis van Bewaring, dat we buiten ons boekje van de 29 „gereformeerde" gezangen gaan. We zongen Jezus neemt de zondaars aan, Mij ook heeft Hij aangenomen. 'k Zie de hemel opengaan, 'k Mag vertrouwend tot Hem komen. Ik keek eens in de richting van mijn „recidi vist". Hij kon weer praten, ja zelfs weer zingen, merkte ik. In de week daarop lees ik de krant. In die krant staat een echt-gezellige, griezel rubriek, die handelt over de rechtzaal. De sensationele koppen „gevaarlijk recidivist" en „een „liefhebbend" zoon van z'n moeder", of „een veelbelovende dievegge", doen mij direct al vermoeden met welke gevaarlijke individuen ik nu geconfronteerd wordt. Ik herken de meesten van mijn gedetineerden, voorzover ze „Protes tant" zijn. Ik herken mijn jonge man ook. Zijn naam staat er niet bij. Hij is alleen maar X te Y. Zo is dat listig gecamoufleerd. De journalist weet natuurlijk best, dat ik X te Y er direct uit her ken. En alle dorpsgenoten in Y weten ook direct wie X is. Ze kennen hem. Ze wisten wel, dat 't niet veel bijzonders was, maar na de grote kop er boven en de gedetailleerde beschrijving van het misdrijf, vallen alle Y-bewoners van ver bazing achterover. Die X toch Wat een pat jakker Wat een schobbejak. Wij worden ineens allemaal tot ons groot ge noegen uit de krant gewaar, hoe torenhoog wij brave burgers boven X te Y uitsteken. We ge ven ons zelf een goedkeurend klopje op de schou der. We kunnen nu weer verder. We keuvelen nog wat na over die booswicht X en vinden dat hij eigenlijk nog wel zwaarder straf verdiend had. We hebben wel gelezen in de Bijbel, dat de liefde alle dingen bedekt en we leren uit onze Catechismus, dat ik mijns naasten eer en goed gerucht naar mijn vermogen moet voorstaan en bevorderen, maar we zijn tevens van oordeel, dat deze geboden niet gelden voor schrijvers van kranten en lezers van kranten. Waar bleef anders de sensatie H. V. Het kan vreemd lopen in de wereld Nog voor kort was de naam van Mac Arthur op aller lippen. De held en strateeg uit het verre Oosten, die de Jappen-dynastie dodelijk trof, en daarna in het interne bestuur van dat rijk waakte tegen communistische infiltratie. Die het avontuur Korea met de wisselende kansen heeft geleid. Een man, wiens militaire bekwaamheid eigen lijk onaanvechtbaar was, en die zich daarom ook wat meer kon veroorloven dan een ander. Een kenner van het verre Oosten als weinige, en ze ker meer dan velen, die over de problemen al daar redeneren. Wie zou het voor enige maanden gedacht heb ben, dat een man van zóveel grote daden zo maar ineens van alle functies zich beroofd zou zien. Het moest, zegt de hogere politiek, en won derlijk eenstemmig klinkt het als in koor, voor namelijk vanuit West-Europa. Het heeft me, eerlijk gezegd, toch wel wat verwonderd, dat de bladen, die tot hiertoe Mac Arthur's roem bezongen hebben, nu toch wel erg gemakkelijk als overtuiging uitspreken, dat dit ontslag moest komen, opdat de wereld, en aller eerst Europa, voor erger dingen zou bewaard blijven. Toch zal men moeilijk kunnen staande houden, dat deze veldheer maar met een dolle kop voort holde, zonder zich rekenschap te geven van zijn daden. Als één z'n kansen eerst overwoog, dan is het wel Mac Arthur geweest. Enal riep hij aan 't einde van een vorig jaar té vroeg tri omf, hij was geen „waaghals", maar een man van overleg. We moeten afwachten, wat dit alles tot ge volg zal hebben in Amerika. Geruisloos zal het niet verlopen, en of Amerika's positie er toch niet door verzwakt, zal de tijd wel leren. Maar, voor 't ogenblik heeft Mac Arthur uitgespeeld... Is dit nu enkel door het feit, dat hij niet alleen militaire-, maar ook politieke beslissingen ging nemen Ongetwijfeld een fout voor een veldheer. Echter, om billijk te blijven, zal men zich moeten afvragen, hoe hij daartoe gekomen is. Toch niet, om op z'n eentje „de heerser" uit te hangen in het Oosten van de wereld. Het zal wel hiertoe moeten herleid worden, dat tweeërlei inzicht zich niet langer verdragen kon. Heeft Mac Arthur, die reeds vóór 1940 in het Oosten vertoefde, de nadruk soms daarom op het Oosten gelegd, om dat hij de grote verschuivingen in dat deel der wereld van nabij heeft meegemaakt En, zou hij soms van oordeel zijn, dat het Oosten in een toekomstige verwikkeling toch belangrijker zal blijken, dan wij hier in het Westen denken Zag hij de stoomwals met het hamer en sikkel-em bleem soms klaar staan, om de weg in het Oosten te plaveien, waarlangs de grote en gevaarlijke ideologie van het Communisme haar zegetocht wil maken onder die volken, die in hun zelf- bewustzijnsdrang toch de kracht nog niet kunnen opbrengen voor een nationale opstanding Tot deze vragen moet dit conflict ons wel brengen. Hier is meer aan de hand dan de ver vanging van een bekwame legeraanvoerder. De meerdere of mindere waardering van Oost tegen over West kan hier moeilijk los van staan. Mo gelijk ziet en taxeert Mac Arthur het Westen anders dan wij zelf doen. Wij kunnen ons im mers niet losmaken van de historie, waarin het Westen tegenover het Oosten in de meerderheid was. De grote vraag is echter, of dit nog klopt op de werkelijkheid van vandaag. Terwijl daar naast staat de andere kwestie, dat het Westen nog steeds te veel redeneert, en mogelijk zag Mac Arthur, dat niet de rede, maar de daad tegen over het Communisme de enige vorm van ge sprek kan zijn. Het zal uit de verdere ontwikkeling wel dui delijk worden, of hij in de practijk gelijk krijgt. Het „heet" nu, dat er één spanning minder is, en dat de goede kansen zijn Ofzou het ook kunnen zijn, dat we juist door de gang van zaken in nog ingewikkelder toestand zullen komen In ieder geval, tegenover het Communisme is de daad van betekenis. Niet het minst in de gees telijke strijd. De daad van getuigenis en verweer. En al zegt Karl Barth, dat de Sovjet-Unie geen oorlog wil, het zal toch wel beter zijn, om op deze uitspraak maar niet in te slapen. Boven al les geestelijk paraat zijn. En de volksgeest be- invloeden voor het ideaal van het Koninkrijk, waarvoor het heerlijk is te leven en te strijden. Het Koninkrijk Gods De geestelijke weerbaar heid gaat van een volk uit, dat in de Opstanding van Christus gelooft, en dat de blijheid van het leven met Christus uitdraagt. Zulk een volk of kerk stelt een kracht, die ook in de laatste ves ting niet kan vernietigd worden. De kracht van het geloof, dat wij met Christus alles zullen be- erven. Hierin worden oudere én jonge garde beide opgeroepen, de Here te dienen. Want, wij heb ben de taak, door geloof en gebed zó te leven én te werken, dat niet de angstkreet uit 't Westen roeptonze lampen gaan uitDit zou de ergste nederlaag zijn, die ooit lean geleden wor den. G. C. St. CURSUS PSALMZINGEN. De Generale Synode van onze kerken verzocht aan de Stichting Psalmgezang hulp te blijven verlenen bij de oefening in het reformatorisch psalmzingen. De Stichting wil nu overal in het land cursussen organiseren voor zangleiders (sters). Zo mogelijk in iedere Classis. Dit is ook nodig. Vooral om de eenheid in het psalmgezang te bevorderen, 't Moet niet zo zijn, dat men in de ene gemeente weer anders zingt, dan in een andere. Allen, die op de een of andere manier leiding geven bij het psalmzingen, worden dus uitgenodigd deze cur sus te volgen. In de eerste plaats wel organisten, onderwijzers, jeugdleiders (sters) en verder belangstellenden. In de Classis Middelburg kan men zich voor deel name opgeven bij de heer I. van Noppen, Molenwater 21, Middelburg. In de Classis Goes bij dhr. J. C. Keim, Hoofd Chr. School, Kapelle. Aan het volgen van de cursus zijn geen kosten ver bonden. Alleen wordt verwacht, dat de cursisten trouw de zes lessen zullen volgen. Bij voldoende deelname zal de cursus in Middelburg gehouden worden des Zaterdags. Namens de Commissie benoemd door de Classis Middelburg, I. VAN NOPPEN. llllll

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1951 | | pagina 2