"Waarheen, S*elgrim
zesde jaargang No. 4i Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland VRijdag b april 1951
ZEEUWSE KERKBODE
HoofdredacteurDs H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
Abonnementsprijs2,50 per RedacteurenDs G. Aalbersberg, Ds D. J. Couvée, Dr C. Stam Berichten en opgaven Predik-
halfjaar (bij vooruitbetaling)beurten, tot Dinsdagsmorgens
Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers
Advertentiën 10 cent per mm Drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg
In het jongste boek van J. van Doorne „het
Kind Hans" blijkt de gevoelige kinderziel van
Hans danig geschokt en in de war gebracht. De
oorzaak daarvan ligt ten dele bij onverstandige
opvoeders, die met een scheefgetrokken dogma
tiek en caricaturen van het christendom opere
ren. Maar voor een niet gering deel wordt dit
ook veroorzaakt doordat deze knaap ter onzali
ger ure de „Christenreis" van Bunyan in handen
kreeg. Daar kan de een tegen, maar de ander
niet. Reeds als kind werd ik ook geboeid door
Bunyan, vooral door de platen zeg ik er eerlijk
bij. Benauwd heeft het me nooit gemaakt. Maar
als J. van Doorne waarheid schrijft, en ik heb
geen enkele reden om daaraan te twijfelen, dan
kan de invloed van Bunyan ook funest wezen
op de zielen van kinderen zowel als volwassenen,
en dit geeft mij aanleiding om uitvoering te ge
ven aan een reeds lang opgevat voornemen hier
iets te zeggen over het zo bekende en veelge
lezen boek van Bunyan, bekend onder „de
christen- en christinnereis naar de eeuwigheid".
Waarheen, pelgrim, waarheen gaat gij is een
vraag van het allergrootste gewicht, maar van
niet minder groot belang is stellig de vraag, wie
de gids van deze pelgrim is. Dat wil hier heel
concreet zeggen, of Bunyan in z'n wereldberoem
de boek een betrouwbare gids is. Hierop meen
ik, wanneer alle voor's en tegen's tegen elkaar
worden afgewogen een ontkennend antwoord te
moeten geven, en daarvan wordt dan nu reken
schap gedaan.
Een paar opmerkingen over de persoon en ar
beid van John Bunyan mogen hier voorafgaan.
Dat Bunyan's jeugd nogal losbandig was, weet
vrijwel iedereen, en eveneens dat hij zo arm
was, dat er op de trouwdag maar één lepel ter
beschikking was, waarmee Bunyan en z'n vrouw
bij afwisseling moesten etendit ter beschaming
en vertroosting van alle trouwlustigen in deze
dure tijd.
Zo was er dus geestelijke en stoffelijke armoe
de, waarvan de eerste althans (en dat is het be
langrijkste) volledig is opgeheven, doordat hij
de Here Jezus heeft leren kennen. En dat ging
heel gewoon toe, n.l. door het lezen van een
christelijk boek.
Bunyan is nooit dominee geweest, maar wel
werd hij van ketellapper (baptistisch) lekepredi-
ker, omdat hij nu eenmaal van overtuiging was,
dat niemand die de Heiland lief had, van zijn
Zaligmaker kon of mocht zwijgen.
Het is om zijn geloofsovertuiging geweest de
omstandigheden brachten dat destijds in Enge
land mee dat deze man niet minder dan 12 y2
jaar van zijn 60-jarig leven in de gevangenis
heeft doorgebracht.
God kan, zoals velen na Bunyan ook uit er
varing weten ook de schijnbaar doelloze ge
vangenschap zegenen. In die periode zijn voor
hem n.l. verschillende boeken geschreven, en
onder deze is nu het meest bekende wel gewor
den zijn „Pilgrims progress", waarin „christen"
de hoofdpersoon is, later aangevuld door de
„christinnereis", waarin Christiana (de vrouw
van christen) de hoofdfiguur is.
Zoals er nu alom Paulusherdenkingen worden
gehouden, zou men over enige jaren een Bunyan-
herdenking kunnen houden, want dan zal het 300
jaar geleden zijn, dat dit boek ^oor het eerst het
licht zag.
Het is wel merkwaardig, dat een boek, dat
bijna 300 jaar oud is, 'tot op heden nog zo grote
invloed heeft. Pasgeleden verscheen er nog weer
een 7e druk in de vertaling van Ds Barkey Wolf
en geïllustreerd door Isings.
En het wil nogal wat zeggen, dat dit boek in
vrijwel alle bekende talen van de wereld ver
taald is.
Het zal misschien vele lezers als mij gegaan
zijn, dat al ontging hun als kind de allegorische
strekking van dit boek, zij toch geboeid werden
door de (ietwat vreemde) platen van de strijd
met reus Wanhoop, Apollyon en dergelijke.
Ik had gedacht, dat dit boek nu zo langzamer
hand uit de mode begon te raken, maar ik heb
ontdekt, dat verscheidene van mijn jongere ca
techisanten het gelezen hebben, terwijl een van
hen zelfs verklaarde, dat dit het meest boeiende
boek was, dat hij gelezen had. Mee door deze
verklaring verliest voor mij het verhaal van „het
kind Hans" van J. v. Doorne (boven aangehaald)
iets van z'n onwaarschijnlijkheid. Bovendien heeft
het me getroffen, dat aan de openbare stadsuni-
versiteit te Amsterdam voor degenen die candi-
daats-examen in de Engelse taal- en letterkunde
willen afleggen, het lezen van Bunyan's boek
de christenreis naar de eeuwigheid (The pil
grims progress) als eis wordt gesteld.
De opzet van de „christenreis" is min of meer
visionair. Dat wil zeggen de voorstelling is deze,
da£ de schrijver optekent wat hij in een droom
heeft zien gebeuren. Men komt gedurig de op
merking tegen „toen zag ik in mijn droom" dit
of dat.
Wat er zich dan afspeelt is dit, dat „Christen"
uit zijn geboorteplaats „Stad des verderfs" weg
vlucht en zich op weg begeeft naar „Sion". Deze
reis is het grote avontuur, met vele wederwaar
digheden. De weg slingert zich grillig door de
„poel Wankelmoedigheid" via de „enge poort"
en het „kruis" over de „heuvel der moeilijkhe
den" en door het „dal der schaduwen des doods"
en langs „de kermis der ijdelheid", terwijl ook
het kasteel „Twijfel", waar reus Wanhoop de
scepter zwaait geen onbelangrijk obstakel is.. Ik
noemde niet alle etappe's op deze weg, wel de
voornaamste.
Vervolgens komt „Christen" op zijn reis nog
in aanraking met diverse personen, die alle een
allegorische naam dragen, maar een dermate dui
delijke naam, dat men precies weet, welk vlees
men in de kuip heeft.
Sommigen zijn „helpers op de weg", zoals
Evangelist en Uitlegger, maar er zijn er ook bij,
die alle pogingen aanwenden om „Christen" van
dé weg af te voeren, zoals „Halsstarig", Plooi
baar, Wereldwijs, Lichthater, Mondchristen,
Atheïst en dergelijke sinistere figuren.
Het is ondoenlijk, in deze artikelen alle details
mee te delen, want daartoe zou ik heel het boek
moeten afschrijven. Het gaat hier alleen maar om
een kort overzicht.
De hoofdpersoon van dit boek „Christen" die
in de „Stad des verderfs" woont, heeft de ver
zekering gekregen, dat deze stad met hemelvuur
zal worden verbrand, hetgeen hem in de grootste
verwarring en onrust brengt, omdat hij voor het
oordeel niet bereid is, terwijl hij bovendien geen
kans ziet om te ontvluchten, omdat hij gedurig
een zwaar pak op z'n rug moet meedragen. Dat
pak is dan het pak van z'n zonde, zoals in 't ver
volg blijken zal.
De angst waarin „Christen" nu verkeert maakt
op z'n vrouw en kinderen de indruk, dat hij
krankzinnig is geworden, en ze zijn dan ook in
't geheel niet bereid, op zijn voorslag in te gaan,
om gezamenlijk deze „Stad des verderfs" te ont
vluchten.
„Christen" besluit dan tenslotte toch te gaan,
en dan maar alleen, een besluit dat niet weinig
beïnvloed is door „Evangelist", die hij op zekere
dag ontmoet. Deze „Evangelist" stelt hem de
nuchtere vraag, waarom „Christen" in deze stad
blijft omhangen, terwijl hij toch weet, dat z'n
toestand zo gevaarlijk is. Als „Christen" dan ge
antwoord heeft, dat hij niet weet, waar hij heen
moet gaan, wijst „Evangelist" hem de weg. Hij
moet een stralend licht (zie Ps 119: 105: Uw
woord is een licht op mijn pad) goed in de gaten
houden, en dan zal hij vanzelf bij de (enge) poort
komen. Daar moet hij dan maar aankloppen, en
dan zal hem wel verder gezegd worden, wat hij
doen moet.
Intussen voert zijn weg naar de poort door een
vreselijk moeras, dat de „Poel Wankelmoedig
heid" heet, waarin „Christen" al dieper wegzinkt,
hetgeen niet het minst te wijten is aanhet zware
pak, dat hij op z'n rug draagt.
Deze ervaring is voor „Plooibaar" die „Chris
ten" een eindweegs vergezeld had, voldoende om
„na zich met enkele forse slagen uit de modder
poel opgewerkt te hebben", naar huis terug te
keren. „Christen" heeft hem niet weer terugge
zien maar blijft intussen alleen door modderen
totdat „Helper" verschijnt, die hem vraagt, waar
om hij niet gelet heeft op het pad van blanke
stenen, die de reiziger voor verdwalen kon be
hoeden. Nu, daarop had „Christen" in z'n haast
niet gelet. Gelukkig, dat „Helper" er is en hem
er uithaalt.
Deze „Helper" geeft ook antwoord op de
vraag van „Christen", waarom dit moeras toch
niet drooggelegd wordt.
Dit antwoord luidt aldus
„Deze modderige poel kan onmogelijk droog
gemaakt worden. In haar diepte lopen voortdu
rend donkere waterstromen uit. Dat zijn de stro
men van spijt en zelfaanklacht, die iemand in
zich op voelt komen, wanneer hij gezondigd heeft.
Zodra de zondaar tot het inzicht van zijn ver
loren toestand ontwaakt, begint een stroom van
vrees en wankelmoedigheid in zijn binnenste los
te breken en al die stromen monden uit in dit
zwarte moeras. Daarom is de grond zo drassig
en kan hij niet drooggelegd worden.
Toch is het niet de wens van de Koning, dat
dit oord zo onherbergzaam en gevaarlijk zou
blijven. IntegendeelAl meer dan 1600
jaar hebben de arbeiders van de Koning onder
het hoge toezicht van Zijne Masjesteit aan deze
vlakte gearbeid. Aan alle kanten werden inlich
tingen ingewonnen om de bodem te verbeteren.
Van de vier hemelstreken kwamen adviezen in
de een oordeelde dit en de andere iets anders.
Maar met dat alles veranderde niets en is hij
tot op deze dag de „Poel Wankelmoedigheid"
gebleven en hij zal er wel altijd zijn. Want al
is er nu, op bevel van de hemelse Wetgever, een
rij blanke stenen als een pad doorheen gelegd,
het geeft alles zo weinig. Als er ogenblikken van
vloed komen en het moeras zijn eigen vuil uit
donkere diepte begint op te werpen, kan het
oog van de reiziger de stenen nauwelijks meer
onderscheiden".
Als men bij het bovenstaande bedenkt, dat
Bunyan zijn boek in zestienhonderd en zoveel
schreef, begrijpt men wat hij bedoelt met de
mededeling dat „arbeiders van de Koning" al
meer dan 1600 jaren aan deze vlakte gearbeid
hebben.
De prediking luidt aldoor „Vrees niet, gelooft
alleenlijk", en werpt uw anker niet in het schip,
maar naar buiten in de vaste bodem van Gods
belofte.
Als de in het begin genoemde J. van Doorne
van oordeel is, dat Bunyan een man is geweest
die „even dom als vroom was", dan heeft hij wel
voor een groot deel gelijk. Want dezelfde „wan
kelmoedigheid", die hij in dit hoofdstuk van de
„Poel Wankelmoedigheid" heftig bestrijdt, gaat
hij in 't vervolg van z'n boek weer op allerlei
manier voeden, hoewel natuurlijk onbedoeld.