Ons attu ambt jfotiiies Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland ZEEUWSE KERKBODE ZESDE JAARGANG No. 34 Abonnementsprijs2,50 per halfjaar (bij vooruitbetaling) Afzonderlijke nummers 10 cent Advertentiën 10 cent per mm Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047 Redacteuren: Ds P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Dr C. Stam DrukkersLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 23 FEBR. 1951 Berichten en opgaven Predik beurten, tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Middelburg III. Met dankbaarheid mag geconstateerd, dat de roeping tot evangelisatie meer en meer wordt ge voeld. Dat was vroeger niet zo. We stemden ge redelijk toe, dat de Kerk een roeping had om' Zending te drijven, maar dat de kerk het evan gelie evengoed moest brengen aan het „heiden dom" vlak om ons heen, vond, wonderlijk ge noeg, weinig instemming. De kerkdeuren stonden wel open, vond men, en bij hen die de evangeli satiegedachte voorstonden, was toch eigenlijk het gereformeerde steekje los. Zoals gezegd, wórdt het beter, hoewel we er helaas nog lang niet zijn. Er zijn er genoeg, die van de evangelisatie niets moeten hebben, en die nog nooit hebben gelezen blijkbaar, dat onze belijdenis in de uitlegging van de bede Uw koninkrijk kome, het bewaren en vermeerderen van de kerk als volkomen gelijk waardig naast elkaar stelt, en terecht van oor deel is, dat bewaren en vermeerderen de twee benen zijn waarop de kerk alleen kan lopen, de twee ogen, waardoor ze moet zien. Zij voelen alleen voor het bewaren, het con serveren, en vinden dat die „vermeerdering" de kerk maar bederfthet verloren schaap zou de makke schapen maar wild kunnen maken. Er is bovendien nog veel te veel in eigen kring recht te zetten. En't is waar, men kan vermeer deren ten koste van de bewaring, maar als de zorg voor de bewaring de vermeerdering stop zet, is dit de dood voor de kerk. Vervolgens, ook al wordt de noodzakelijkheid van evangelisatie toegestemd, ziet men haar nog te veel als particuliere liefhebberij, die aan enke len kan worden overgelaten, in plaats van taak der kerk, en dus inhaerent aan het ambt der ge lovigen. Een krachtige prikkel om ook dat deel van ons aller ambt uit te oefenen, zal er dan alleen komen, als we een duidelijk antwoord hebben op de vraag hoe zie ik de kerk Wat we daarover in 't algemeen gezegd heb ben, kan nu, toegepast op het profetisch ambt, aldus gesteld Zie ik de kerk als een instituut, dat mij wat geeft, of dat wat van mij vraagt en verwacht. In het eerste geval beschouw ik haar als een ziekenhuis, waar mijn kranke ziel genees middelen ontvangt. De verlangens der patiënten zijn daarbij dan weer zeer gevarieerd. De een verkiest veel zon, maar de ander verlangt scha duw. Deze begeert, dat de dominé-dokter z'n pa tiënten geregeld moed inspreekt, zeggende dat het allemaal best lijkt, terwijl gene liever de sombere toon beluistert, dat het wel spoedig af zal lopen. Weer anderen liggen 't liefst op de operatietafel, om de ziel tot de laatste vezels te laten ontleden, terwijl een vierde groep daar weer spookbang voor is. Deze ziekenhuisgedachte wordt soms afgewis seld met de winkel-gedachte men gunt z'n clan- disie waar de beste artikelen te krijgen zijn, en waar men bovendien voordelig terecht kan. Biedt de ene kerk of de ene prediker geen voldoende voedsel voor m'n ziel, dan ga ik eenvoudig naar een ander. In al deze gevallen gaat men uit van de ge dachte wat baat mij de kerk, terwijl verzuimd wordt de vraag ook om te keren wat heeft de kerk aan mij 1 Alleen deze laatste gedachte is vruchtbaar, en 't meest met de Schrift in over eenstemming, want Christus heeft Zijn kerk niet in deze wereld geplaatst als een soort sanatorium, maar als een leger, dat tot taak heeft, de verloren provincie van het koninkrijk der hemelen die wingewest van de hel geworden is, weer te an nexeren voor Hem. In dit leger behoort elke ge lovige z'n plaats en taak te kennen en wie dat gezien heeft, verstaat ook z'n ambt als evangelist. Maar in de tweede plaats is ook nodig een juiste beschouwing van de „wereld". Hoewel niet geheel juist, vat ik nu onder het begrip „wereld" samen al degenen, die als object van evangelisatie moeten worden beschouwd. Ook hier is weer velerlei beschouwing mogelijk. Daar is de geestelijke bourgeois satisfait, die zich veilig binnen waant, en hoe anderen binnen komen, moeten zij zelf maar weten, een „gerefor meerd" liberalisme van het slechtste soort. Daar is de Farizeër, die zich en zijn kerkgenoten als de enige rechtmatige eigenaars van Gods ver- bondsweldaden beschouwt, het „verbond" bij de muren van zijn kerk ziet ophouden, en met hau taine minachting op de „wereld" neerkijkt. Daar is de lijdelijke mens, die vindt dat er toch geen zalf aan te strijken is, en er is een vierde, die alleen de verdedigingshouding kent, bang om door de wereld te worden geïnfecteerd zonder te we ten wat vreselijke honger er in de wereld geleden wordt. Uiterst zeldzaam is die beschouwing, welke degenen, die nog buiten zijn ziet als het ontbre kende deel, dat smartelijk gemist wordt en zonder hetwelk de „kerk" zelf niet volmaakt kan worden. De kerk is namelijk het ganse getal der uit verkorenen, dat van lieverlede gecornpleteerd moet worden. Is het compleet, dan komt Jezus terug. De kerk is dus nog niet compleet. Het is mogelijk, dat het ontbrekende deel nog geboren moet worden, dat het nog in het heidendom weg schuilt of vlak in onze omgeving in de wereld ronddoolt. Met alle drie mogelijkheden moet re kening gehouden worden, dus óók met de laatste. Zien we de „verloren zonen" zó, als het ontbre kend deel, dat de kerk nog incompleet houdt, dan zullen we ze zeer gaan missen, zoals het nu volgende beeld van het huisgezin moge duidelijk maken. De kerk van Christus is te vergelijken met een huisgezin, dat echter nog niet compleet is. Er ontbreken nog enkele leden, en de wederkomst des Heren toeft zolang tot éllen er zijn. Denk u nu eens een gezin, waar op de late avond kin- derkens het is de laatste ure een van de kin deren nog niet thuis is. Het wordt later en later en de kleine blijft maar weg. Blijven vader en moeder dan maar rustig zitten Men zou het ouderhart niet kennen, om dat te onderstellen Neen, er groeit onrust. En ze gaan er met z'n allen op uit, om het kind te zoeken. Bovendien wordt de politie gewaarschuwd, en als 't nijpt een extra radiobericht. Niet anders ih het in de kerk des Heren. Geen zelfvoldane rust, maar heilige onrust en bezorgdheid over de verdwaalden, die nog ont breken. We gaan er allen op uit, en .volstaan er niet mee iemand er op uit te sturen om eens te gaan kijken. Bovendien is ons geen offer te grootwat heeft de radeloze vader er niet voor over, om z'n kind levend weer te zien Ook worden alle hulpmiddelen gemobiliseerd voor dit opsporingswerkis het dan niet be droevend, dat sommigen zó weinig hun profetisch ambt verstaan, dat ze zich van het ontbrekende deel weinig of niets aantrekken en even rustig gaan slapen als altijd Er moet in het leven der- zulken óók wel een ontbrekend deel zijn, name lijk de liefde We kunnen ons dan wel beroe men op heel wat dingen, die we hébben in ons kerkelijk leven, maar als de zoekende liefde ont breekt, ontbreekt alles. Evenals een kostbaar snoer waardeloos geworden is, als een schakel ontbreekt. Dit zegt de Schrift zelfal ware het, dat ik dit en dat had, maar de liefde niet ik ware niets. Wat is een profeet zonder liefde Het zal nuttig zijn, het volgende gedicht uit „Ontmoeting" van C. J. Nobel eens aandachtig te lezen MIJN BUURMAN EN DE DOOD. Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven, hij had een maagkwaal en is doodgebloed. Hij had zich hier een goed bestaan verworven, ik vraag mij af, hoe hij het boven doet. Hij was een trouw genoot en zorgzaam vader, zijn doodsbericht laat daar geen twijfel aan. Een boos gezwel zat op een hoofdslagader, geen zorg of trouw maakt zoiets ongedaan. Hij heeft gedacht aan hen die achterbleven, een joch van drie en een nog jonge vrouw een assurantiepolis op zijn leven, dat was dan voor 't geval hij sterven zou. En dat is zo gebeurder was geen vechten tegen, het flitsend mes van de chirurg ten spijt. Hoe zwaar zal nu zijn zorg en trouw gaan wegen, gewogen in de waag der eeuwigheid Ik vrees voor hem, dat hij zijn goede zorgen slechts tot en met de dood heeft uitgestrekt, het brood voor heden en de huur voor morgen en dat verzekering niet alle schaden dekt. Ik vrees, dat spijts deskundig overleggen, hij déze schade zelfs niet heeft begroot. Ik had ook, toen 't nog kon, hem moeten zeggen zich te verzekeren voor na de dood. Want 'k vrees, dat hij alleen en zeer verlaten het goddelijk gericht moest ondergaan. Wat kan, in dit gericht, een mens nog baten als Jezus zélf niet voor hem in wil staan Doch, wat ook 't deel zij, dat hij heeft verworven, het is voorbij, voor hem is 't pleit beslecht. Mijn rechterbuur man is vannacht gestorven, en ik heb nooit één woord tot zijn behoud gezegd. H. V. De bedoeling van de catechisatie is nog altijd, om de Doopleden der gemeente te vormen tot mondige leden der kerk. Zij hebben het Sacra ment van de inlijving in de gemeente ontvangen. Zij moeten zover komen, dat zij als mondige le den zich de rijkdom van het lidmaat-van-het- lichaam-van-Christus zijn gelovig voorstellen, en hun rechten als leden der kerk uitoefenen. Daaruit vloeit voort, dat de Doopleden op de catechisatie feitelijk met alles van het kerkelijk leven bekend moeten worden. Vanzelf in hoofd zaak met de inhoud van het belijden der kerk. Maar dat toch niet alleen. Begrijpen zij zo maar vanzelf de betekenis van een eredienst Zou het niet nodig zijn, hen in al de bijzonderheden van de eredienst in te lei den Dan leren zij de rijke zin verstaan van de verschillende handelingen, die in een kerkdienst voorkomen. En dan geeft dat weer aanleiding om het wezenlijke van een Geref. eredienst tegenover een dienst in de R.K. Kerk te bespreken. Hieraan wordt naar ik meen nog niet zoveel aandacht geschonken. Een korte handleiding daartoe geeft wel een boekje van Delleman en Gerritsma. Maar, het komt mij voor, dat hun „Catechisatieboek" meer in gebruik is, dan juist dat andere werkje. Het bevreemdt mij, eerlijk ge zegd, dat hier zo weinig op wordt gewezen. Het zou een grote verbetering zijn, wanneer algemeen in de kerken hiermee rekening werd gehouden. Dan mag een behandeling van d; geschiedenis

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1951 | | pagina 1