Ons oilu ambt
Jfotities
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
ZEEUWSE KERKBODE
ZESDE JAARGANG No. 33
Abonnementsprijs2,50 per
halfjaar (bij vooruitbetaling)
Afzonderlijke nummers 10 cent
Advertentiën 10 cent per mm
Hoofdredacteur: Ds H, Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
RedacteurenDs P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Dr C. Stam
DrukkersLittooij 6 Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 16 FEBR. 1951
Berichten en opgaven Predik
beurten, tot Dinsdagsmorgens
te zenden aan de drukkers
Littooij Olthoff, Middelburg
II
Wanneer de vraag gesteld wordt, welk ambt
het belangrijkst is, dat van dominees, ouderlingen
en diakenen, of het ambt waarin elke gelovige
staat, dan moet de erepalm worden uitgereikt
aan het laatste.
Het ambt aller gelovigen, zo vernamen we
vroeger reeds, is in de schepping naar Gods beeld
gegrond, en reikt dus het verst naar achteren,
heeft om zo te zeggen, de oudste rechten. Het
was er al, toen er nog geen kerkelijke ambtsdra
ger bestond, in het paradijs namelijk.
En het reikt ook het verst naar voren.
In de hemel zullen geen dominees, ouderlingen
en diakenen zijn, althans niet in die qualiteit.
Maar „ons aller ambt" komt daar pas tot volle
ontplooiing. Wij kennen nu ten dele maar daar
zal ik volmaakt kennen, gelijk ik gekend ben (als
profeet). En de inhoud van het nieuwe lied
is „Gij hebt ons onze God gemaakt tot konin
gen en priesters, en wij zullen als koningen heer
sen op de aarde".
Terecht schrijft daarvan Dr A. Kuyper in
E Voto (deel I blz. 336): „Het ambt van leraar,
ouderling of diaken is bijkomstig en opgelegd en
vaak slechts tijdelijk, maar het ambt der gelovi
gen wortelt in het kindschap, kleeft in de aan-
horigheid tot de enige wijnstok, en is van eeuwige
duur".
Wie het opzienersambt begeert, begeert wel
een treffelijk ambt, maar treffelijker dan het ambt
der gelovigen, dat men reeds bekleedt, is het stel
lig niet.
Wie dus spreekt van een eventuele „promotie"
van de positie van „gewoon leek" tot ouderling
of diaken, is de gereformeerde kluts helemaal
kwijt.
Stellen wij nu de vraag, wat elke gelovige con
creet te doen heeft krachtens zijn ambt, dan zijn
we niet zo spoedig klaar, want dit terrein is zeer
uitgestrekt. Als we bedenken, dat iedere gelovige
drie ambten in zich verenigt, weten we misschien
wel waar te beginnen, maar niet waar te eindi
gen. Voor sommiger besef is het terrein al heel
spdèdig afgelopen. Hij somt op mijn profetisch
ambt heb ik vervuld, toen ik belijdenis des ge-
loofs deed immers de Catechismus zegtdat ik
Zijn Naam belijde.
Mijn priesterlijk ambt vervul ik, als ik huisva
der ben, door het huiselijk gebed aan tafel, en
in de kerk door mijn gave te offeren, om in de
nooddruft der heiligen te voorzien. En mijn ko
ninklijk ambt neem ik waar door deel te nemen
aan de kerkregering in het uitbrengen van mijn
stem voor de verkiezing van ambtsdragers.
Voorts, door in dagen van deformatie de refor
matie ter hand te nemen „krachtens het ambt der
gelovigen", maar dat gebeurt alleen in dagen van
doleantie en zo, en komt nu niet meer voor.
Voila toutDe dragers van het ambt der gelovi
gen worden dus wel aardig met rust gelaten in
deze gedachtengang. Dat er bij deze zienswijze
voor de vrouw, die ook der zalving van Christus
deelachtig is, en óók profetes, priesteres en ko
ningin moet zijn, al héél weinig overblijft, heeft
men zich dan natuurlijk niet ingedacht.
Vanzelfsprekend is heel deze opvatting van het
ambt der gelovigen fout.
We ontkennen natuurlijk geen ogenblik, dat
bovengenoemde werkzaamheden óók vallen on
der het ambt der gelovigen, maar ze vullen bij
lange na het leven der gelovigen niet. Zij zouden
dan de meeste tijd bui^n functie zijn, en ambte
loze burgers, en dit kan niet. Het christen-zijn is
zulk een veelomvattende levenstaak, dat we geen
ogenblik buiten ambtsdienst kunnen zijn. Het
profetisch ambt beperkt zich niet tot het éénmaal
belijdenis doen in de kerk, maar vraagt het uit
komen voor Zijn Naam overal en altijd. De
priester lean niet volstaan met een offer voor de
armen, maar hij moet priester en offer tegelijk
zijn, om zich ten behoeve van Christus en de
naaste op het altaar te leggen. Dit ambt vraagt
niet alleen het huiselijk gebed maar ook de ze
gen en de voorbede voor degenen die ons geweld
aandoen. En evenmin is het koninklijk ambt uit
geput met het deelnemen aan kerkelijke verkie
zingen e.d., maar omvat óók, om slechts iets te
noemen, de onderlinge tucht.
We gaan thans over elk van deze drie ambten
afzonderlijk iets zeggen.
Eerst 'n enkele opmerking over de pas
sieve en de actieve zijde van het profetisch ambt
der gelovigen.
Een profeet of nabi was een spreker vóór God
en van God. Dit spreken geschiedde echter even
zeer met daden, als met woorden. Men denke
aan een man als Hosea, die op Gods bevel met
een „vrouw der hoererijen" moest trouwen om
in dit kapotgeslagen huwelijk de ontrouw van Is
raël tegenover God als in een spiegel te laten
zien. Of aan Ezechiël, die wederom op Gods be
vel niet eens mag treuren over het plotselinge
verlies van zijn lieve vrouw, om in die dode
vrouw aanschouwelijk te maken, dat Jeruzalem
even plotseling en onbeweend zal ondergaan. De
profeten hadden zich dus met lijf en ziel, met
vrouw en kind eenvoudig ter beschikking te stel
len aan de Here, om werktuig, instrument, lijdend
voorwerp te wezen. Hiermee correspondeert, dat
zij er zich volstrekt van te onthouden hadden,
ook maar iets te doen of te spreken zonder een
bevel des Heren. Éérst luisteren, dan spreken
gij zult het woord uit Mijn mond hóren, en hen
van Mijnentwege waarschuwen (Ezech. 33:7).
Hierin zijn de profeten van het Oude Testa
ment wel in de eerste plaats typen van Christus,
maar in zekere zin geldt het ook voor het profe
tisch ambt der gelovigen, dat het „belijden van
Zijn Naam" niet alleen volstrekte overgave
vraagt, maar niet- minder een scherp luisteren
naar wat de Here zegt in Zijn Woord. Met dit
passieve deel van ons ambt, het onbevangen luis
teren naar God, maken we het ons in de regel
niet zo érg druk, We hebben zelf zo veel te pra
ten en te discussieren, dat de stem des Heren
haast onverstaanbaar wordt, en dwingen liever
anderen naar óns te luisteren dan dat wij naar
Hem luisteren.
Nauwkeurig Schriftonderzoek is dus wel het
eerste, wat voor de juiste uitoefening van het
profetisch ambt nodig is, gepaard met ernstig
gebed.
Ook dit laatste, want is het gebed naar de
schone omschrijving een; „spreken met God",
een gesprek dat uit vraag en antwoord bestaat,
dan is bidden niet slechts hoor Here, uw knecht
spreekt, maar ook en vooral„spreek Here, uw
knecht hoort
Zulk een „stille tijd" is de zenuw van ons pro
fetisch leven, en is noodzakelijk en schriftuurlijk,
zonder natuurlijk daaraan de inhoud te geven,
die de „Oxford Groep" er aan gaf, door zich
bijzondere ingevingen en aanwijzingen te laten
toekomen van de H. Geest, waardoor de Geest
feitelijk losgemaakt wordt van het Woord, waar
van Hij Zelf de Auteur is.
Evenmin als het gebed op de kansel de huise
lijke godsdienstoefening overbodig maakt, kan
deze op haar beurt de „persoonlijke eredienst"
vervangen, indien men althans niet alle andere
„godsdienstoefeningen" het bloed wil aftappen.
Het fut-loze, krachteloze, blijdschap-loze van ons
profetisch, belijdend christendom is stellig voor
een niet gering deel te wijten aan de ontstentenis
van gesloten deuren. Hét vurig, actief „belijden
van Zijn Naam" ontspringt uit het stille horen
naar het Woord uit 's Heren mond, en dit is
dan ook van de heiligen in het Oude- en Nieuwe
Testament recht gebruikt geweest. We zien de
Bijbelheiligen gedurig op de knieën. Jezus Zelf
ging geregeld op de berg om te bidden. En wie
de biografieën leest van de „profeten" in het
koninkrijk Gods, komt steeds weer tot de ont
dekking, dat het groot geheim hunner activiteit
heeft gelegen in hun passiviteit.
Om nu te komen tot het actieve in het profe
tisch ambt we spraken er boven reeds van,
dat het waarlijk wel iets meer inhoudt, dan het
„éénmaal" belijdenis doen in de kerk. Wie pro
feet is, wordt door de ijver voor Gods huis ver
teerd. Hij is altijd en overal belijder, en rust niet
alvorens de eerste bede van het „Onze Vader"
realiteit geworden is, „dat wij U in al Uw deug
den heiligen, roemen en prijzen" en „dat wij ons
ganse leven zo schikken en richten, dat Uw
Naam om onzentwil niet gelasterd, maar geëerd
en geprezen worde".
Het gaat natuurlijk niet aan, het ganse terrein,
dat het profetisch ambt der gelovigen te bestrij
ken heeft, over de lengte en breedte af te wan
delen. We doen daarom 'n min of meer wille
keurige keus, door iets te zeggen over het pro
fetisch ambt naar binnen en naar buiten.
Naar binnen in het gezin, wat het Doopsfor-
mulier noemt het „breder onderwijzen" en naar
buiten in de vorm van de evangelisatie.
We beginnen bij het laatste. H. V.
Daar legt de Uitgever Kok in één week tijds
maar liefst 6 nieuwe Catechisatieboekjes bij mij
op tafel Ik voelde me „lichtelijk verlegen" wor
den, omdat er bij mij nog oudere boekjes gebruikt
worden. Ja, maar niet opgelegd, hoordoch
met volkomen goedvinden van de zijde der jeugd.
Ik vraag maar jongens, meisjes, wie moet het
zijn? Want,-eerlijk gezegd, ik kan het aantal uit
gaven niet meer bijhouden. Dan komt toch heus
wel eens de gedachte op is dat allemaal nu no
dig Hoeveel predikanten-schrijvers van Cate
chisatieboekjes tellen we nu zo langzamerhand
Zou het nu niet beter zijn, om de stroom voor
lopig af te dammen, en het uitgegeven materiaal
eerst eens te gaan beproeven Te hopen dan, dat
dit beproeven vlotter loopt dan bij de Psalm-
bundel-Hasper. Daar wil ik dan ook wel aan
mee doen.
Waarom dat nog niet eerder gebeurde
Ochwaarom moeten we telkens een ander
boekje grijpen, wanneer de stof toch in de grond
op hetzelfde neerkomt. We hebben nu enkele
vereenvoudigde catechismus-uitgaven, boekjes
met vragen en antwoorden, andere met blinde
vragen, maar het gaat toch feitelijk in al die
boekjes om dezelfde leerstof. En, de catechisant,
die nogal eens verhuist, zal nog wel eens van
exemplaar moeten veranderen. Zelfs schijnt het
voor te komen in de grote steden, dat niet eens
in alle wijken dezelfde boekjes worden gebruikt.
M.i. wreekt het zich, dat wij nog steeds niet
gekomen zijn tot een uniforme handleiding voor
het kerkelijk onderwijs. Daarom kan ik tot mijn
spijt geen bewonderaar zijn van al die uitgaven,
hoe goed ze ook op zichzelf mogen zijn. Ze wij
zen „allen tezamen" uit, dat wij ons meer met
het probleem van het kerkelijk onderwijs moeten
bezig houden. Dat ben ik geheel eens met de