imMMËl
J/otifies
Jeugdrubriek
Gods heilswerk kloptDie die geen zonde ge
kend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt
Men kan intussen niet zeggen, dat de lijdens-
prediking, zoals wij die nu in onze kerken ken
nen, regelrecht uit de Reformatie is voortgevloeid.
Men stond er om begrijpelijke redenen eerst wat
afwerend tegenover, en de redenen waarom men
er tenslotte toe overging schijnen niet zozeer
positief dan wel negatief geweest te zijn opdat
het volcke niet zou loopen naar de predicatiën
van de roomsche kercken of tot andere wereltsche
ijdelheden, drincken, spelen etc."
Onze vaderen hebben van meetaf scherp ge
zien, dat de prediking van het borgtochtelijk
lijden en sterven van Christus, hoe noodzakelijk
ook, omringd werd door vele gevaren, en dat
men hier terecht kan spreken van het „waagstuk
der prediking". Hier dreigt niet alleen het gevaar
van de eenzijdigheid, van een als ik het zo eens
noemen mag, in stukken knippen van het ene
grote heilswerk Gods, maar ook het gevaar dat
het sentiment meer gevoed wordt dan het geloof.
De wenende dochters van Jeruzalem die tot tra
nen geroerd worden, maar immuum zijn voor de
prediking van het Woord, bestaan nog altijd.
Bovendien is bij een geschiedenis als van het lij
den van Christus, waarin zoveel mensen een rol
gespeeld hebben, het gevaar niet denkbeeldig, dat
de hoofdzaak achter de bijzaken schuil gaat. Er
gaat een verhaal van een predikant, die de kunst
verstond om de diepste roerselen van het men
senhart in de prediking bloot te leggen, dat hij
eens op de preekstoel een briefje vond, waarop
de woorden stonden„wij wilden Jezus wel
zien". U weet, dat was de vraag van de Grieken,
die graag in contact met Jezus wilden komen. Er
is een tijd geweest (en misschien nog) dat zulke
briefjes niet helemaal ongepast waren. Jezus
Christus mag niet schuil gaan achter de figuren
van Judas, Petrus en het Sanhedrin, en het is
stellig mee de verdienste van Prof. Schilder ge
weest, dat aan de psychologiserende prediking,
waarbij Jezus Christus op de achtergrond kwam,
de nodige teugels zijn aangelegd. Intussen is elke
reactie gewoonlijk eenzijdig, en zo zijn velen er
Ieder kent vrijwel de grote betekenis van de
film in onze tijd. Ook de Christelijke kringen
maken er gebruik van. Denk maar aan Zendings
film, Evangelisatiefilm, en verder de propaganda
films voor allerlei Christelijk werk. Wat tot nog
toe minder goed gelukt schijnt te zijn, dat is
een gewone film te geven, waarop de beelden uit
het leven een getuigenis van zich laten uitgaan.
De film dus als prediking zonder woorden.
Uit een artikel in „Op den uitkijk" wordt de
indruk gewekt, dat Duitsland ons hierin vooruit
is. Daar is in de nood dezer dagen een film ont
staan. „Wachter, wat is er van de nacht?" Daarin
komt het na-oorlogse leven op het doek. Maar
dan niet in de uitzichtsloze sfeer als bij het boek
„het 25e uur". Niet als het drama van een ge
slacht, dat alle hoop heeft laten varen. Daarin
wordt het leven gepredikt, dat temidden van de
chaos op aarde steun en kracht heeft in God.
De tweeërlei uitwerking van de rampen van
deze eeuw op mensenlevens worden hier gete
kend. Daar zijn er, onder de intellectuelen en de
anderen, bij wie de zorgen alles kapot sloegen.
De ontzettende werkelijkheid van het bestaan
zonder fundament. Deze levens worden gecon
fronteerd met dat van anderen, óók getroffen in
hun bezit en hun gezin, maar die in de rampen
bleven geloven in God. Zij voelen het als hun
taak, zoveel mogelijk licht te verspreiden in het
donkere uur van heden.
De figuur van een predikant en het leven in
een Diakonessenhuis staan daarbij in het middel
punt.
Rooms-Katholieken en Protestanten leveren
daarbij hun bijdrage. Het is geen film met een
oplossing. Het is alleen maar uitbeelding van het
leven, zoals het nu op aarde zich afspeelt, waarin
wanhopigen en gelovigen elkander ontmoeten.
Daarin dringt deze film het bestaan binnen van
de mens van vandaag, en roept tot bezinning.
Peter van Campen geeft er een boeiend verslag
van.
Inderdaad ligt hier iets in, dat de mensen nodig
hebben. Mogelijk worden velen hierdoor bereikt,
die het gesproken woord niet raakt, eenvoudig
omdat ze daaronder niet komen. Dan brengt het
beeld hen toch in de sfeer van de overwinning,
die alleen het geloof brengt. Wat zullen wij dan
zeggen De methode „ligt" ons nog niet erg, wij
zijn nog zo „anders" ingesteld. Misschien begrij
pen wij nog té weinig van de verkommering van
het geslacht rondom ons. In het noodgetij, waarin
de aarde gekomen is, zal het niet de hoofdzaak
toe gekomen in een ander uiterste over te slaan.
AI de Schrift is van God ingegeven en nuttig tot
lering en onderwijzing, en als wat sommigen willen
dat de zopas genoemde bijfiguren zoals Judas en
Petrus ons zelfs niet ter waarschuwing (of ver
troosting) mogen worden voorgehouden, dan is
het niet in te zien, waarom de Schrift dan van
hen melding heeft gemaakt. Men kan bij het ho
ren van preken en het lezen van boeken over
„Christus in Zijn lijden" soms de vraag niet on
derdrukken, of de evangelisten zelf niet stomver
baasd zouden staan als ze hoorden of lazen wat
hun allemaal in de mond wordt gegeven. Hier
dreigt het gevaar van het schematische, het „sys
teem", dat aan de eenvoudigheid van het evan
gelie afbreuk doet. Het evangelie, vooral het lij
densevangelie is (bij de ontzaglijke diepte) hoogst
eenvoudig, en wij moeten het niet zo ingewikkeld
maken, dat niemand er meer iets van begrijpt. En
de taal, waarin dat evangelie dan gebracht wordt,
behoort met dat evangelie zelf dan ook in over
eenstemming te zijn. Niemand zal mij er van be
schuldigen, een lans te willen breken voor geijkte
termen of ouderwetse zegswijzen. Het evangelie
moet gebracht worden in de taal van vandaag,
zal het aansluiting vinden, vooral bij de jongeren.
Maa.r dat wil niet zeggen, dat we onze toevlucht
moeten nemen tot het gezochte of het triviale.
Ieder weet, dat Christus Zijn bloed gestort heeft,
om de gemeente van haar zonde te reinigen, maar
als ik dan b.v. in „Christus in Zijn lijden" in dit
Verband iets lees van „gemeentereinigingsdienst"
dan kan ik dat niet alleen niet waarderen, maar
acht ik een dergelijke manier van zeggen een
voudig ongeoorloofd.
Er kan van de prediking en met name van de
lijdensprediking enorm veel zegen uitgaan, doch
de gemeente behoort te weten, dat vooral in deze
weken enorm veel van haar Dienaren des Woords
gevergd wordt. Het is wel altijd moeilijk de
Schrift op de juiste wijze niet alleen uit te leggen,
doch ook toe te passen, maar deze moeilijkheid
is in het onderhavige geval dubbel groot, waar
om de gebeden voor hen dan ook wel verdubbeld
mogen worden. H. V.
zijn, of de methode, waardoor wij anderen grij
pen, wel dezelfde is, waarmee wij vertrouwd ge
worden zijn. Het is van beslissend belang ,dat
de wereld op zich zal voelen afkomen de posi
tieve kracht van kerk en godsdienstDan kan
op een gegeven moment de methode onderge
schikt zijn. Trouwens, de moderne mens moet in
zijn eigen sfeer worden tegemoet getreden. Door
de levende actie, die van het geloof uitgaat. Door
de prediking met de daad, hoe de gelovige zijn
kruis opneemt, zijn smart draagt enaltijd
uitzicht houdtDe bezieling van de overwinnaar
bij de gratie Gods moet spreken. Als dat ook
door middel van het doek kan bereikt worden,
dan kon het wel eens zijn, dat wij ook hier
kansen moeten zien, die overigens niet aanwezig
zijn. Want, het moet ons allen ter harte gaan,
of er mogelijkheden liggen, waardoor wij „de weg
die uitnemender is", kunnen aanprijzen, zodat
het geslacht van heden daarover tot nadenken
komt. Laat ons oppassen, dat wij niet door „on
wennigheid" te gemakkelijk terugvallen op wat
in het verleden goed was. Het is een zaak van
ernstige overweging, hoe wij nu in de wereld
van heden de mens tot stilstand moeten brengen,
en aanwijzingen geven in de richting van het
komende Koninkrijk
In dat opzicht kon deze film wel eens een be
langrijke gebeurtenis zijn. En een vraagstuk op de
tafel leggen, waarmee alle Christelijke kringen
zich moeten bezig houden. Want er is de grote
roeping, dat wij schijnen zullen als lichten in de
wereld. Is dit dan niet heel belangrijk, dat wij
worstelen met de vraag, hoe wij wacht zullen
houden, terwijl het rondom ons zo donker is
G. C. St.
IDEE OF WERKELIJKHEID
De opvoeding in een bepaald milieu brengt ook
met zich een bepaalde geesteswereld, waaruit
onze ziel gevoed wordt. Vooral in de eerste kin
derjaren, waarin we zeer ontvankelijk staan te
genover alles wat er zich rondom ons voordoet,
nem.en we als vanzelf in ons op datgene, waar
we dagelijks mee in aanraking komen.
Het is heel gewoon, wanneer kleine kinderen
over de Here Jezus spreken, als over Iemand, Die
ze heel goed kennen. Het milieu van het Chris
telijk gezin brengt dat als vanzelf mee. Ons kin
derhart staat open voor alles, wat er rondom ons
gezegd wordt. In dat opzicht kunnen we niet
dankbaar genoeg zijn, dat we in een Christelijk
gezin geboren zijn. Daar ligt het eerste contact
met de Heiland der wereld.
Bij het groter worden moet dit contact echter
een persoonlijk contact worden. De praktijk van
het leven wijst uit, dat dat meestal niet zonder
strijd gaat. Er komt een periode, waarin we de
dingen niet maar zonder meer aanvaarden, om
dat het ons altijd is voorgehouden. We geloven
niet meer op gezag van Ouders en Opvoeders,
maar willen het ons tot persoonlijk eigendom
maken. Dat moet ook. Het geloof is een zeer
persoonlijke zaak. In dat opzicht staat het Pro
testantisme lijnrecht tegenover het Rooms-Katho-
licisme, dat al tevreden is als de gelovige dom
weg aanvaardt, wat de kerk leert. De geloofs
zekerheid heeft zich daar verlegd van het indi
vidu naar de kerk. De kerk maakt alles wel in
orde als de gelovige zijn kerkelijke plichten maar
na komt. Toch is er bij ons ook nog een gevaar.
Het is toch niet denkbeeldig, dat we in onze
gedachten wel een plaats voor Jezus hebben ge
reserveerd. Maar dat daarbij heel onze gods
dienst geworden is tot een soort systeem, waarin
alles een plaats heeft ontvangen, terwijl we toch
de levende Heiland missen. Hoe vaak is het al
niet voorgekomen in het leven, dat iemand vocht
voor zijn overtuiging, omdat hij er met hart en
ziel achter stond, terwijl toch naderhand bleek,
dat het eigenlijk allemaal luchtkastelen waren.
Zijn er zo ook geen „gelovigen" geweest
Mensen, die in hun jeugdjaren alles over hadden
voor hun Christelijke overtuiging, er voor door
het vuur zouden willen gaan, en die later opeens
zo maar de brui er aan gaven en nooit meer een
voet in een kerk zetten De vraag rijst daarbij
onwillekeurig hoe is zo iets mogelijk En het
antwoord kan niet anders luiden dan dat hun
„geloof" niet anders is geweest dan een idee, een
hersenschim. Ze hebben zich vermijd in de
schoonheid van hun denkbeelden, maar al hun
denken over Jezus heeft hen niet gebracht tot
het persoonlijk contact met Jezus.
Soms kan de vrees wel eens het hart besluipen,
dat er onder de tegenwoordige Christenen velen
zijn, die zo ook bij de idee van een Jezus leven,
terwijl ze toch niet Hemzelf bezitten. Daartegen
waarschuwt de Bijbel ons ernstig. Het geloofs
leven wordt er beschreven als een blijven in
Hem, een organisch verbonden zijn aan Hem.
Voor de gelovige is Jezus maar niet een idee,
waarover we veel schone dingen kunnen zeggen.
Maar een levende werkelijkheid, die we overal
in ons leven zien en tasten kunnen. Het is een
leven met Hem. Jezus staat er niet naast, maar
heel het leven wordt door Hem beheerst. Hij is
onze geloofswerkelijkheid over wie we maar niet
in ons gebed vroom mijmeren, maar tot wie we
zeer reëel spreken, die we in het geloof aangrij,-
pen, die als een trouwe metgezel met ons mee
trekt heel ons leven door, wiens bestaan zich
verwerkelijkt in ons menselijk bestaan.
Daarom gaat het er niet om wat ik van Jezus
denk of weet te zeggen, maar wie Hij voor mij
is. Is Hij werkelijk voor mij de levende Heiland,
Die niet alleen ten hemel is gevaren, maar nu
ook met Zijn godheid, majesteit, genade en geest
nimmer van mij wijkt, en zo Zijn Persoonlijk be
staan aan het mijne heeft verbonden
Als dat niet zo is, sta ik alleen en blijf ik al
leen staan.
Het geloof is de meest persoonlijke band aan
Hem en daarom ook een werkelijke band. Dat
is juist het wonder van Gods genade, dat Hij
weer is komen neerdalen, niet alleen naar ons
mensenleven, maar in dat leven. Hij is de Imma-
nuël, de God-met-ons.
Pas als we dat gezien hebben, krijgt onze gods
dienst kleur en inhoud, gaat er kracht van uit,
behoeven we ook nooit bang te zijn, dat we ons
blij hebben gemaakt met een idee, met een over
tuiging, die tenslotte buiten de werkelijkheid om
ging. Want we hebben Jezus aanvaard in Zijn
persoonlijk bestaan voor ons. We horen bij Hem,
omdat Hij ons Zichzelf tot een eigendom gekocht
heeft en we daardoor deel hebben aan Hem en
aan al Zijn schatten en gaven.
Z. G.
EVEN STOPPEN door J. Streefkerk. Uitg. W.
ten Have, Amsterdam.
Dit is een „dagboek voor jonge mensen". Naar
wat ik er van las buitengewoon geslaagd. Korte
stukjes en korte zinnen. Recht op de man af en
in de taal van vandaag. Een enthousiast boek van
iemand, die wat te zeggen heeft. H. V.