1 n c t a-t m eet de STIJL
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Horen en spreken.
ZEEUWSE KERKBODE
ZESDE JAARGANG No. 31
Abonnementsprijs2,50 per
halfjaar (bij vooruitbetaling)
Afzonderlijke nummers 10 cent
Advertentiën 10 cent per mm
Hoofdredacteurs Ds H, Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
Redacteuren s Ds P. de Bruyn, Ds D. J, Couvée, Ds S. Greving, Dr G Stam
DrukkersLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 2 FEBRUARI 1951
Berichten en opgaven Predik
beurten, tot Dinsdagsmorgens
te zenden aan de drukkers
Littooij Olthoff, Middelburg
(Slot)
We hebben de laatste maal samen over het
beginsel gesproken dat iedereen tenslotte een
beginsel heeft, ook al is het dat van de beginsel
loosheid, en dat het de beginselen zijn, die de
wereld regeren.
Niemand zal mij er wel van verdenken, dat ik
een goed woord zou spreken voor het communis
me, maar één ding moet ik de communist toch
nageven, dat hij een doelbewuste beginselpolitiek
voert. Het is afschuwelijk, het is duivels, maar
er zit in elk geval lijn in, en daaruit is ook alleen
de wassende stroom van de rode vloed in vele
landen te verklaren.
Het zal tenslotte dan ook zo worden, dat in
de wereldpolitiek zij triumferen, die een beginsel
hebben, en die dat beginsel daadwerkelijk in prac-
tijk brengen. De vraag, of het beginsel der duis
ternis of het beginsel van het licht uiteindelijk
de zege zal wegdragen, kunnen we thans buiten
beschouwing laten. Maar wat niet buiten be
schouwing mag gelaten, en wat alle halven wel
eens heel ernstig mag verontrusten is het feit,
dat alle beginsellozen, en kwakzalvers en scharre
laars tenslotte het onderspit zullen moeten delven
tegen de beginseldragers. Zij die waggelend over
de straat gaan, of niet geheel nuchter achter het
stuur zitten, worden ingerekend. Zó gaat het ook
in de strijd der geesten. We zullen, om iets te
noemen, goed moeien begrijpen, dat de strijd
tussen Partij van de Arbeid en de Communisten
een broederstrijd is. Daarom is die strijd zo hef
tig en verbitterd. Een broedertwist is altijd de
meest onverkwikkelijke geschiedenis. Maar het
is en blijft een broederstrijd. De socialist en de
communist zijn van één en dezelfde familie. Ze
hebben beide het revolutiebloed in de aderen.
Een beginselstrijd is dat niet. Er ligt geen on
overbrugbare kloof tussen. Daarom móét er on
herroepelijk een tijd komen, dat deze twee elkaar
vinden, want het bloed kruipt, waar het niet
gaan kan. De rose kleur zal langzamerhand over
vloeien in rood, en het rood in vuurrood. In de
eindfase van de wereldstrijd worden alle tussen
groepen de een na de andere uitgeschakeld, en
wordt er alleen maar meer gevochten en het
is een strijd op leven en dood tussen de twee
overgebleven beginselgroepende dragers van
het licht en de dienaren van de duisternis.
We moeten dus maar oppassen, dat we niet
laatdunkend of nonchalant over beginselen gaan
spreken. Alsof dat verouderde begrippen zijn,
waar men tegenwoordig niet meer mee werken
kan.
Er komt in onze tijd een zekere losheid en
achteloosheid, die verbijsterend is. De ouderen
weten er nauwelijks meer van en de jongeren
geven er weinig meer om. Als men mij vraagt,
wat in onze tijd het eerst-nodige is, dan zou ik
willen antwoorden bestudering van de begin
selen. En als iemand dan vraagt, wat daar in de
tweede plaats op moet volgen, dan zou ik ant
woorden bestudering van de beginselen. En
wat dan in de derde plaats Bestudering van de
beginselen.
Dat is het a.b.c. om te leren bouwen in gere
formeerde stijl.
Tenslotte zou ik willen opmerken, dat bouwen
in gereformeerde stijl ook dit insluit, dat men
voortdurend een open oog heeft voor verbetering
en vernieuwing,
We zullen zelfs de moed behoren te hebben,
die vernieuwingen af en toe op radicale wijze
aan te brengen.
Stilstand is altijd achteruiagang.
Het uit gemakzucht of uit andere motieven met
hand en tand vasthouden aan het oude, enkel en
alleen omdat het oud is, en altijd zo geweest, is
geen gereformeerd, maar een conservatief stand
punt.
Dat is een lelijke ouderdomskwaal.
Zo iets van geestelijke aderverkalking.
Het is bekend genoeg, dat wij gereformeerde
mensen over 't algemeen ietwat wantrouwend
staan tegenover nieuwe dingen.
Dat nieuwe is bij voorbaat al verdacht.
Dit laatste is vooral het geval, wanneer het
vernieuwingen betreft, die aangebracht dienen te
worden in de kerkelijke sector.
Prof. Anema heeft eens opgemerkt, dat ons
gereformeerde volk Dr A. Kuyper gaarne ge
volgd is op het terrein van de politieke en so
ciale hervormingen, maar dat het Dr Kuyper ten
aanzien van de reformatie in de eredienst in z'n
hemd heeft laten staan.
Wij zijn al gauw geneigd in deze vernieuwin
gen even zovele afwijkingen te zien inplaats van
nieuwe loten op de oude gereformeerde stam.
Dit oog hebben voor verbetering en vernieu
wing betekent natuurlijk niet, dat we voortdu
rend alles overhoop halen, of er steeds maar op
uit willen zijn allerlei nieuwe dingetjes met ap
plaus te begroeten. Dat juist niet.
Maar het betekent wel, dat er in de gerefor
meerde bodem ontzaglijk irijke schatten verbor
gen zijn, en dat we geen ogenblik moeten denken,
dat wij die er alle reeds uit opgegraven hebben.
Er schuilt juist in het gereformeerd beginsel
een rijkdom als nergens elders, en deze rijkdom
is bij lange na nog niet ten volle geëxploiteerd.
Men kan slap zijn op het stuk van principes
door met alle wind van leer mee te gaan, maac
het kan ook bewijs van slapheid zijn als men de
moed mist allerlei heilige huisjes, die het verkeer
belemmeren, op te ruimen.
We mogen er voor bewaard blijven, te den
ken, dat wij nu zo ongeveer het best-denkbare
bereikt hebben.
We zullen integendeel moeten willen luisteren
naar allen die nieuwe wegen wijzen, als ze maar
gereformeerd zijn.
Ik durf gerust zeggen, dat „gereformeerd" in
de ware zin van het woord de vijand is van alle
starheid en conservatisme en dat goedbeschouwd
de gereformeerde mens de meest vooruitstreven
de mens is.
Wij durven als gereformeerden werkelijk nog
wel het een en ander aan.
We zijn wel eens met verschillende dingen
achteraan gekomen, maar het is anderzijds niet
te ontkennen, dat wij bij nieuwe situaties ook
aanstonds klaar stonden om nieuwe wegen te
gaan.
Nu velen naar Australië emigreren, staan er
aanstonds een drietal gereformeerde predikanten
klaar, om daar pionierswerk te verrichten. In
Canada staat het een beetje anders. Het is daar
momenteel zó, dat onze emigranten terecht ko
men in kerken, die al vrijwel ver-Engelst zijn,
zodat zij de prediking in hun eigen taal niet of
sporadisch kunnen horen. Jammer, dat er met
die emigranten ook niet aanstonds een aantal
predikantsgezinnen mee verhuisd zijn, zoals dat
destijds ging met Ds v. Raalte.
Maar ook dat zal wel terecht komen.
Het is, om iets geheel anders te noemen ook
helemaal niet vreemd, dat onze gereformeerde
kerken thans vooraangaan inzake- een nieuwe
psalmberijming.
Dit is namelijk niet een hunkeren naar iets
anders, omdat het oude verveelt. Maar het is
de gelovige poging om ons volk weer te leren
zingen naar de Schriften. En teruggrijpen naar
de Schrift is ten allen tijde het echte gerefor
meerde beginsel geweest.
Zoals de energieke zakenman bereid is de
nieuwste vindingen in z'n fabriek toe te passen,
om daardoor z'n bedrijf te doen floreren, zo staat
de gereformeerde mens niet kopschuw tegenover
het nieuwe, maar zal hij geen ogenblik aarzelen
nieuwe wegen in te slaan, mits hij er van over
tuigd is, dat het dienen kan tot bevordering van
het koninkrijk Gods.
Ik ben hiermee gekomen tot wat men de „toe
passing" zou kunnen noemen.
Als er een voetbalwedstrijd gehouden wordt,
dan overtreft het getal toeschouwers dat van de
spelers zeer ver.
En dit moeten we in het koninkrijk Gods nu
juist niet hebben. We kunnen zelfs in 't geheel
geen toeschouwers gebruiken. We hebben vóór
alle dingen harde werkers nodig, zwoegers mag
ik wel zeggen.
Maar daar zijn we er nog niet mee
Dat zwoegen is namelijk nog niet veel anders
dan een vorm van „christelijke" slavernij als het
hart er niet in is, en als het niet gebeurt met
blijdschap.
Al ware het, dat ik het geloof had, dat ik
bergen verzette en de liefde niet had, ik ware
niets.
De bouw van het koninkrijk Gods begint bij
de persoonlijke godsvrucht.
Deze mensen van de persoonlijke godsvrucht
zijn tegelijk de lieden van grote moed en durf.
Zij sluiten zich niet aan bij de vijfde colonne
van de angst, die tot wapenspreuk heeft„het
geeft toch allemaal niets".
Wie gereformeerd is, is verlost van de angst.
Hij is om zo te zeggen een geestelijke waag
hals.
Persoonlijk geloofsleven en krachtige activiteit
sluiten elkaar niet uit, maar in.
De mystieke vroomheid des harten en de moed
om alle gevaren onder de ogen te zien, en alle
hinderpalen uit de weg te ruimen, reiken elkaar
de hand in het aloude
Dat ik toch vroom mag blijven,
Uw dienaar 't aller stond.
De tirannie verdrijven,
Die mij mijn hart doorwondt.
H. V.
Er staat hier met opzet niet boven horen óf
spreken, maar horen én spreken. Het betreft na
melijk niet een dilemma het een óf het ander,
maar het gaat om zowel het een als het ander.
Voorzover ik nog in raadselen spreek, wil ik
terstond ophelderen wat er bedoeld wordt. Het
gaat over de kerk.
.De kerk moet zowel horen als spreken.
Dit zijn de beide pilaren, waarop zij rust.
Zodra een van beide verwaarloosd wordt,
komt het bestaan van de kerk zelf in gevaar. Als
zij niet meer luistert naar het Woord van God,
dan ontaardt haar godsdienst (op z'n best) in
eigenwillige godsdienst en dat betekent reeds het
einde van elke godsdienst.
En als de kerk niet meer spreekt, dan verloo
chent zij haar opdrachtgijlieden zult Mijne ge
tuigen zijn. Dan is de kerk, als ze alleen maar
horen wil, heilsinstituut geworden, een vereniging
tot bevordering van religieuze behoeften. Maar
dan is zij geen kerk meer.
Het kan helaas niet ontkend worden, dat onze
kerk al meer bezig is uitsluitend hoor-kerk te
worden.
Nu is dat horen van uitnemend groot belang.
Als God onder Israël Zijn profeten toerustte,
dan was de allereerste opdracht die ze kregen,
goed te luisteren naar wat de Here zeide.
Ik denk aan het Woord Gods tot Ezecheël
gij nu, o mensenkind, zult het Woord uit Mijn
mond horen, en hen van Mijnentwege waarschu-