KERK en JEUGD Jehova-Getuigen ZEEUWSE KERKBODE zesde jaargang No. 29 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 19 januari 1951 HoofdredacteurDs H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047 Abonnementsprijs2,50 per Redacteuren Ds P, de Bruyn, Ds D, j. Couvée, Ds S, Greving, Dr C, Stam Berichten en opgaven Predik- halfjaar (bij vooruitbetaling) beurten, tot Dinsdagsmorgens Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers Advertentiën 10 cent per mm Drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg: Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg Aanleiding tot dit artikel is de verschijning van een werk van Thijs Booy onder hetzelfde op schrift. Vergis ik me niet, dan zal dit boek veel ge lezen worden. En de reactie, welke het zal brengen Ik vermoed tweeledig. Storm en stilte. Storm in vele kerkelijke gelederen, in verschil lende pastorieën mogelijk ook, omdat ook de do minees nogal onder handen genomen worden. Verder worden de dingen zo „totaal andérs dan anders" gezegd, dat het menigeen niet zal liggen. Gegriefd zal dan het boek uit de hand worden gelegd, met een ernstig hoofdschudden over de jeugd van tegenwoordig, die toch zo „tegen de draad" is. Maarals dit de reactie is, dan is het boek toch niet begrepen. Hier en daar zal het ook enige stilte brengen. Bij de pastor, die zich even voelt opgetild, maar die toch door het boek heen een hartstocht be merkt naar een kerk, die aan de jeugd van van daag geven kan die steun en dat uitzicht, waar op de jongeren in het donkere heden recht heb ben. De tekening van het leven der jeugd zal stil maken. Er ontstaat een drang, om het gesprek met de jongeren op te vatten, om met dit boek als uitgangspunt hen de concrete vraag voor te leggengaan deze dingen inderdaad bij jullie rond, en sta je zó ontredderd, laat alles je zó leeg, en geeft de conventie en het traditionele in christelijke kringen je werkelijk die ergernis, zoals het hier rauw en naakt wordt opgediend V Ik heb een poging in deze richting gedaan. Uit het hoofdstukter kennismaking, waarin ruim 500 vragen staan afgedrukt, die onder jonge kerk gangers en jonge heidenen thans leven, heb ik er verschillende aan jongeren voorgelegd, opdat zij mij zouden zeggen, of dit werkelijk een uitbeel ding was van de storm in hun gemoed; Verder gaf ik het ter lezing aan enkele belangstellende jongeren en intellectuelen, die in kerkelijk èn buiten-kerkelijke kringen niet helemaal onbe kend zijn. Want, het is voor mij van groot be lang, of hier in dit boek de getrouwe copie ligt van wat het jongerenleven van thans beroert. In sommige opzichten trof mij „verbazing", omdat hier vragen naar voren komen, waarover de door mij geïnterpelleerden in hun omgeving weinig of niets vernemen. Verder kreeg ik het boek na lezing terug met de opmerking, dat hier van „een beetje doordraven" kan gesproken worden, en naar het oordeel van deze jongeren de grens van het normale en abnormale soms be denkelijk dicht wordt benaderd. Maarafgedacht van dat vreemde en over- drevene werd toch geconstateerd, dat er in dit boek wel een kern schuilt, die zeker een weer gave is van wat de jeugd van heden bezig houdt en treft. Meer in de stad, dan op het land. Meer in de centra onzer samenleving, dan in de streken aan de omtrek. Ik geloof dat zelf ook. En daarom hoop ik, dat het onderwerp van dit boek de kerkelijke kringen en de kerkelijke pers en de jeugdbladen zal bezig houden. Er zal op de methode, die Thijs Booy volgt, wel aanmerking worden gemaakt. Daar is ook aanmerking op te maken. Ook wordt niet altijd de billijkheid betracht, als het over de beoefende zielszorg gaat. 'ik durf de schrijver verzekeren, dat er in stilte meer om het leven der kerkleden geworsteld is èn wordt, dan aan de oppervlakte zichtbaar wordt. En dat er meer zweetdroppels vallen, om in de bediening van het Evangelie het Woord Gods voor deze tijd te verklaren en toe te passen, dan buitenstaan ders kunnen vermoeden. En dat de ontevreden heid over eigen werk en „de angst van God in de weg te staan", bij menige pastor een groter rol speelt dan hij mogelijk zal denken. Wij kijken immers bij elkaar altijd maar tegen de buiten kant aan Daarom is er zoveel onbillijk oordeel en vooroordeel en veroordeling, waaronder het Christelijk leven maar al te veel lijdt. Maar, dat alles nu daargelaten. Ik neem deze dingen nu graag op de koop toe, en het is mij alleen te doen om hét onderwerp de jeugd van thans, en haar vragen aan de kerk. Dan zullen wij goed doen, om de tekening van de jeugd, hier gegeven, niet na een vluchtig bekijken naast ons neer te leggen. Wij zullen die schets op haar betrouwbaarheid moeten keuren. En wel het liefst, door er de jeugd zelf naar te vragen. Mis schien dat een brede enquête hier veel aan het licht kan brengen. Dan krijgen we de stem van de jeugd zelf, en die moeten we hebben. Als een getrouw lezer onzer jeugdbladen valt het mij op, dat deze pers in hoofdzaak door ouderen wordt gevuld, die met hun artikelen ze ker voortreffelijke voorlichting geven, maar we krijgen op die wijze toch niet de indruk van wat er onder de jeugd zelf omgaat. Ik denk wel, als ik het boek van Thijs Booy naga, dat hij voor namelijk het portret geeft van jeugd, die in onze jeugdbeweging óf in 't geheel niet, of slechts spo radisch voorkomt. Des te ernstiger moet m.i. het boek dan ge nomen worden. Want dan zou de vraag opko men, waarom dan zo'n percentage buiten het ka der valt, waar wij ze graag in zagen. En, als werkelijk, al is het maar voor een gedeelte, dit de opening is van het jeugdleven van thans, dan zijn ze meer gewond door de gang der gebeurte nissen, door het soms ongelukkige voorbeeld dei- ouderen, en door het uitzichtsloze van deze tijd, dan wij dachten. Daartegen helpen geen tirades, dat we toch zo vreselijk achteruitgaan, maar dan moet er po sitieve bezinning komen, hoe wij dan helpend weer binnen de gelederen, bepaald van die jon geren, kunnen komen. Thijs Booy noemt drie categorieën le. Geref. jongeren met een brandend oecumenisch verlan gen, bij wie tegelijk veel protest is tegen de gang van zaken onder ons 2e. jongeren, bij wie nog wel de opvoeding binnen de kring der kerk na werkt, maar die er zelf, meer of minder bewust of onbewust, van komen af te staan 3e. jonge ren, die verwijderd van de kerk opgroeiden, en daarin de gevolgen dragen van de levenshouding van hun voorgeslacht, en bij wie de vraag over terugkeer naar de kerk begint op te komen. Voor deze drie groepen vraagt hij dringend de aandacht der kerk. Hij wil, dat het kerkelijk le ven van Zendingsdrang zal zijn doortrokken, dat de verantwoordelijkheid voor de naaste ons allen zwaar op de ziel zal wegen, en dat vooral het priesterlijk ambt zal bediend worden. Als men zijn krasse terminologie hier en daar even over 't hoofd ziet, dan zegt hij vele dingen, die ons allen behoren aan te grijpen. We zijn na de laatste oorlog in een andere wereld en in andere verhoudingen terecht gekomen. We zijn nu heel anders dan na de oorlog van 1914'18, gelijk onze Hoofdredacteur dit onlangs in ons blad zeer markant heeft beschreven. En, nu moet dit de kwestie bij ons allen wor den, of wij er mee klaar zijn, door altijd maar te blijven roepen in het- oude spoor vooruitof, dat wij ons bezinnen, hoe wij vandaag winst kun nen doen, met wat het oude spoor verkregen wordt, door het op andere wijze toe te passen, zó dat het de mens van heden „pakt" en helpt. Want, we staan in een levenscrisis, en dan gaat het er om, of wij onze taak zien, en in de onrust samen de wegen vinden, waarlangs wij elkaar brengen tot het doel. Zeer positief spreekt Booy over de wijze, waarop hij zich de zielszorg denkt, en hoe naar zijn mening de pastor moet worden toegerust. Ik geloof haast, dat zijn idealen over het gebouw voor de jeugd practisch niet uitvoerbaar zullen blijken. Dat wij het altijd op een eenvoudiger voet moeten doen, omdat de middelen niet toe reikend zijn. Maar, het bewijst, dat hij zich de zaak heeft ingedacht, en dat hij er naar verlangt, dat de kerk in het leven der jongeren weer meer zal terugkeren. Ook in het leven der onkerkelijke jeugd. Dit boek roept wakker het bewustzijn, dat wij Christen behoren te zijn tot zegen van anderen. Dat de kerk lichtcentrale behoort te wezen in een donkere tijd. Ik dacht hierbij aan een gedicht van C. J. Nobel, uit „Ontmoeting" van Maart 1950, overgenomen in „Witte Velden" Mijn buurman en de dood. Het is te lang om geheel op te nemen. Er sterft een mens, die voor dit leven zijn best deed, maar die de grote vraag van het leven voorbijging. Het eindigt aldus Doch, wat ook 't deel zij, dat hij heeft verworven, Het is voorbij, voor hem is 't pleit beslecht. Mijn rechterbuurman is vannacht gestorven, En ik heb nooit één woord tot zijn behoud gezegd. Tegenover alle bewustzijns-verenging, die het kijken alléén binnen de eigen muren brengt, wordt hier op aangrijpende wijze de verantwoordelijk heid van de Christen ten opzichte van een ander verkondigd. En, dat doet Thijs Booy ten op zichte van de jeugd. Hij roept om de priesterlijke houding der kerk tegenover allen, die in dit leven gewond zijn, om de kerk als plaats, waar herstei geboden wordt, om de houding der kerk, waarbij de uitgebreide armen van de Vader opvallen, die in de verte zijn verloren gewaande zoon in zijn sjofele plunje ziet wederkeren. En ik wil daarin zeker naar hem luisteren, en met alles wat hij zegt, te rade gaan bij het Woord Gods, om na te gaan, welke de opdracht des Heren is voor de kerk in deze tijd. We moeten afwachten, wat er over dit boek zal te doen zijn. Eén ding hoop ik dat het niet om zijn vreemde opmerkingen bij voorbaat zal worden afgewezen. Misschien dat de schrijver zich op dit punt voor de toekomst ook wat kan veranderen. Daarom behoeft hij nog niet conven tioneel te worden. Gekuiste taal kan ook bran den van passie. Maar, laat het onderwerp over dacht en besproken worden. Als dit een bijdrage is tot de kennis van de jeugd van deze tijd, dan is het een bijdrage, die véél werk aan de winkel brengt, en over héél de linie tot nadenken be weegt. En, dat is altijd winst. Want, het gaat er om, hoe wij heden bouwers van het huis des Heren kunnen zijn, en hoe de indringende Evan- gelietaal zal bereiken, die zich gedesillusioneerd voelen, en voor wie het voorbeeld van velen al lerminst een aansporing was. Deze schuld rust zeker op ons geslacht. Denk alleen maar aan veler gedraging in bezettingstijd. Hoe moet de storm van de Geest de gemeente beroeren, dat zij in het levensdonker hoopvol en blijmoedig zelf haar weg gaat, en anderen de weg wijst 7 Als dit boek naar deze vraag ons drijft, dan heeft het zeker iets goeds gedaan. G. C. St. Uitgegeven bij W. ten Have N.V., Amsterdam. III Alvorens op verschillende dwalingen van de Jehova-getuigen in te gaan, moet ik hier eerst nog een paar opmerkingen in 't algemeen maken. De eerste is, dat deze Jehova-getuigen niet eer lijk zijn. Zij varen bijna geregeld onder valse vlag. Zij weten heel goed, dat ze geen toegang in uw woning krijgen, wanneer ze zeggen hier zijn

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1951 | | pagina 1