STIJL UIT HET DAGBOEK zesde jaargang No. 28 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 12 januari 1951 VAN EEN DUIVEL ZEEUWSE KERKBODE Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047 Abonnementsprijs2,50 per RedacteurenDs P. de Bruyn, Ds D, J, Couvée, Ds S. Greving, Dr C* Stam Berichten en opgaven Predik- halfjaar (bij vooruitbetaling)beurten, tot Dinsdagsmorgens Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers Advertentiën 10 cent per mm Drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg VI We hebben een en andermaal gesproken over de schoonheid van de gereformeerde stijl. Dat was een positieve eigenschap. Negatief uitgedrukt betekent dit dat onze le vensstijl nooit werelds mag worden. Als ik dit zo zeg, dan hoor ik in m'n gedach ten al verschillende reacties. Sommigen en dat zijn vooral de jongeren zullen denken o, wee, nu kómt hetNu zal die dominee eens dapper van leer trekken tegen bios copen en filmactie's en dansen en alles wat er verder aan „verwereldlijking" te koop wordt ge presenteerd. Anderen en dat zijn de ouderen spitsen hun oren, en hopen dat het nu maar eens flink gezegd zal worden, want we hollen achteruit te genwoordig, en het is treurig wat er tegenwoor dig niet allemaal bij door kan. Bij voorbaat wil ik daarom alvast zeggen, dat ik noch naar de eerste, noch naar de tweede groep kijk, omdat ik onder „wereldse" stijl heel iets anders versta dan er gewoonlijk onder ver- i staan wordt. Het is de armzalige logica der gangbare me ning, dat de verwereldlijking uitsluitend zit in het uiterlijk naapen van de vormen en manieren van de wereld. Het woord, dat we er voor gebruiken, geeft daar ook wel enige aanleiding toe. Paulus waarschuwt in Rom. 12 1 „en wordt dezer wereld niet gelijkvormig" en dat woord gelijkvormig doet terstond denken aan gelijkheid van vorm. Voor niet zo weinigen zijn dan ook de film, het negeren van de Zondag en de manieren van de pin-up-girl het summum van wereldgelijkvor migheid. Ik ontken geen ogenblik, dat in bovengenoem de dingen een grote stuk wereld zit. Wie Christus met z'n gehele hart toebehoort, zal er zich wel voor wachten, in uiterlijke ge dragingen, pleziertjes en kleding de wereld na te doen. Maar wie menen mocht, dat de wereldgelijk vormigheid uitsluitend daarin schuilt, begaat een tragische vergissing. Niet het uiterlijke is het voornaamste, maar het innerlijke, en de mogelijkheid is niet uitge sloten, dat de degelijkste puritein het meeste lijdt aan de kwaal der wereldgelijkvormigheid. We moeten maar eens rustig lezen, wat de Bijbel er van zegt. Daar komen we het verst mee. Dat Wóórd is in alle opzichten een licht op ons pad. Herinnerd werd reeds aan Rom. 12:1. Op de woorden: „wordt dezer wereld niet ge lijkvormig", laat Paulus dan terstond volgen „maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds". Op de innerlijke gezindheid valt hier dus alle nadruk. De christen, die een nieuw mens geworden is, en voor wie de wereld gekruisigd is, herkent men allereerst aan de vernieuwing van zijn gemoed» Het hier gebruikte woord betekent zoveel als j inzicht. De gelovige krijgt een heel andere kijk op de dingen, en zijn daaruit voortvloeiende handelin gen stemmen daarmee overeen. De wereld heeft ook haar inzichten. Het zijn haar eigengesmede normen, en ge kent. die wel. Een er van is ieder is zichzelf het naast. Een tweede is betaal met gelijke munt. Men kan deze gemakkelijk vermenigvuldigen. Wie nu de wereld niet gelijkvormig wil zijn, werpt deze wereldse „inzichten" overboord, en ruilt de wijsheid der wereld in voor de dwaas heid van het kruis. Hij vraagt er niet naar, wat iedereen doet, en wat zo de algemene stelregels en spelregels onder de mensen zijn in het onderling verkeer, maar hij vraagt er naar (zoals Paulus in Rom. 12 voort gaat) „welke de goede en welbehagelijke en volmaakte wil Gods zij". Voor de regel„ieder is zichzelf het naast" komt dan in de plaats „hebt uw naaste lief als u zelf". Instee van met gelijke munt betalen, wil het „vernieuwde gemoed" de mantel geven als de rok gevraagd wordt, twee mijlen gaan als men dwingt één mijl te gaan; het wil zegenen die ver vloeken, en bidden voor die geweld aandoen. Dit is de grote „metamorphose", de innerlijke èn uiterlijke gedaanteverwisseling van een ieder die niet naar het model der wereld geknipt is, maar aan het beeld van Christus gelijkvormig wil worden. Er zijn eigenlijk maar twee modellen Christus en de wereld. U kunt op Christus gelijken, óf op de wereld gelijken. Niet wereldgelijkvormig zijn betekent Christus gelijkvormig zijn. Het kan dan ook niet toevallig zijn, dat Paulus voor de „gedaanteverwisseling" van de christen precies hetzelfde woord gebruikt dat ook gebe zigd wordt voor de „verheerlijking" van Christus op de berg, die in „gedaante veranderd" werd. En het is evenmin toevallig, dat deze „ver nieuwing des gemoeds" nader wordt omschreven als een „beproeven, welke de goede wil Gods is" dit was immers Christus' hoogste begeerte, om de wil des Vaders te doen. In dit licht worden de kwesties die in de regel opgeworpen worden als de wereldgelijkvormig heid ter tafel komt, als daar zijn die van mode, haardracht en dergelijke gereduceerd tot kwes ties van de tweede rang. Paulus' eis wordt dezer wereld niet gelijk vormig, komt neer op de geweldige opdracht wordt Christus gelijkvormig. Dat zit niet in uiter lijke dingen, maar hierin Ik draag uw heil'ge wet, Die gij den sterv'ling zet In 't binnenst ingewand. We hebben totnogtoe Paulus aan het woord gelaten over de wereldgelijkvormigheid. Het is eveneens de moeite waard, te luisteren naar de apostel Jacobus. In zijn brief heeft hij het tweemaal over de „wereld" en wijst de verwereldlijking daar aan, waar ze gewoonlijk niet in de eerste plaats wordt gezocht. In hoofdstuk 3 spreekt hij van de tong „de tong is ook een vuur, een wereld van ongerech tigheid". Letterlijk: „Ook de tong is een vuur, de onrechtvaardige wereld". Hier wordt dus de tong kortweg „wereld" ge noemd. Dit is dus de wereld in de huiskamer, de wereld in de crapaud, onder 't genot van kof fie en 'n cigaret, als we „gezellig" zitten te rod delen over ja over wie niet Dat is nu, zegt Jacobus, echt werelds... een wereld van ongerechtigheid Dit is nog sparend uitgedrukt ook u weet, de Catechismus noemt het satanisch alle achterklap en dergelijke zijn de eigen werken des duivels. De tweede maal dat Jacobus over de wereld spreekt is in hoofdstuk 4. Hij stelt daar aan z'n lezers de vraag, of ze niet weten, dat de vriendschap van de wereld vijandschap is tegen God. Uit heel het verband, waarin dit voorkomt blijkt, dat hij het heeft over de „wereld van vij andschappen". Er werd nogal wat ruzie gemaakt, waardoor de gemeente dreigde verscheurd te worden, en dat, zo oordeelt Jacobus nu weer, is echt werelds. De wereld wordt ook verteerd door nijd en haat, en men slaat er met de vuist op tafel. Wie zó handelt, wordt niet door de geest van Christus, maar door de geest van de wereld geregeerd. Wie zó doet, heeft vriend schap met de wereld gesloten, en is dus een vijand van God. De kerk kan dus op en top zuiver op de graad zijn en alle wereldse verma ken mijden, terwijl toch door deze ruzietoon de wereld met vliegende vaandels, en slaande trom de kerk binnengemarcheerd is. H. V. Het spreekt vanzelf, dat wij onze aanvalskracht vooral richten op de dominees en op de ouder lingen. Wij weten maar al te best, wat een strop wij hebben aan een goede dominee zoals onze witte Vijand ze hebben wil en een uitstekend team ouderlingen. Dat kan soms zo sterk wor den, dat wij bijna geen kans krijgen hoewel onze demonen zo vlug als water zijn om ze op de een of andere manier vast te zetten. Maar toch hebben wij af en toe een reuze kans. Als de dominee in z'n pastorie komt, wat loopt die man dan hard. Hij is er zo helemaal bij Z'n eerste preek wat zit-ie-er-in Bij z'n eerste doop schiet z'n gemoed vol. Het eerste Avondmaal is zo diep doorleefd. Moet je hem horen bij een eerste begrafenis en dan de gesprekken, die wij soms afluisteren, als er mensen met moeilijkheden bij hem komen. Dan zeggen mijn ondergeschikte duivels wel eenshier hebben wij geen kans. Dit straalt alles zo'n wit licht uit daar kunnen wij niets doen. Ik heb echter al heel wat ervaring al heel wat eeuwen loop ik mee. Dan zeg ik altijd tot mijn kameraden jongens, neem het niet zo tra gisch Hardlopers komen lang niet altijd in de eindspurt. En dan leer ik ze enkele kunstgrepen en handigheidjes, waarmee ze die dominee te pakken kunnen krijgen. Dat eerste jaar neem ik nooit zo zwaar. Alles nieuw, dominee nieuw, z'n vrouw nieuw, z'n huis nieuw, z'n gemeente nieuw. Maar dat ebt wel wat af. Hij werkt flink. Ik heb werkelijk eerbied voor die mensen, ze hebben twee com plete preken te maken. Wat een opdracht. Hoe kunnen ze er op zitten zweten. Vaak heb ik zo in de studeerkamers gegluurd en dan liepen ze maar te ijsberen het begint soms al met het zoeken naar een tekst. Wat kunnen ze er mee in de knoei zittenen dan de uitwerking. Maar ze doen het dikwijls knap, die eerste tijd. Op zekere dag stuur ik een van mijn duivels op een ouderling of gemeentelid af en die fluis tert zo iemand in het oorhi$ is niet meer zo best als in het begin, vind je niet Hij studeert zeker niet zo hard meer, ofHet is toch allemaal maar uit de boeken. Die man heeft toch maar

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1951 | | pagina 1