Jfoiifies
Jeugdrubriek
Jubileum Dr C* Stam
is niet alleen troosteloos, maar ook noodlottig.
Geen ledige ruimte kan er op de duur leeg blij
ven. Ze wordt gevuld... Ja waarmee Mocht het
lezen van dit artikeltje u er toe gebracht hebben
met uw ledigheid en onverzadigdheid tot Chris
tus te gaan, dan zal Hij u vervullen met een
vrede, zo diep en zo schoon, als ge nooit ver
moed had dat bestaan kon. En dan gaat u de
grens van 1950 toch anders over dan u oorspron
kelijk gedacht had. U begraaft tegelijk met het
oude jaar uw „oude mens" die alleen naar deze
aarde keek, en u zegt hem vaarwel, rust zacht,
ik laat om u geen enkele traan, omdat ik nu wer
kelijk, echt lachen kan. H. V.
Bij het zilveren ambtsjubileum van Dr Stam
heeft de Zeeuwse Kerkbode temeer reden tot en
recht van spreken, omdat de jubilaris een harer
redacteuren is. Wij kennen hem daarin vooral uit
z'n „Notities" en deskundige boekbesprekingen.
En uit de vrij grote regelmaat waarmee deze
verschijnen. De doorsnee-lezer weet waarschijn
lijk niet, hoezeer dit laatste vooral gewaardeerd
wordt ter plaatse waar elke week de krant in
mekaar moet worden gezet. Iedere week is in
zekere zin een scheppingswerk, en als op Dins
dagmorgen alles nog toehoewabohoe (woest en
ledig) is, dan kost het soms heel wat hoofdbre
kens om orde te scheppen. Onze jubilaris laat
niet dikwijls verstek gaan. En zijn notities zijn
duidelijk. Dr Stam is in 1900 geboren, werd in
1925 predikant, en viert in 1950 zijn jubileum.
Dat is allemaal duidelijk en doorzichtig. Zoiets
kan een gewoon mens onthouden, en dezelfde
klaarheid is het kenmerk van zijn pennevruchten.
Onze lezers zijn door de band gewone mensen,
die er geen behoefte aan hebben dat de meest
gewone dingen ondoorzichtig gemaakt worden,
maar dat integendeel ingewikkelde dingen een
voudig worden gemaakt en gezegd. Toen ik een
20 jaar geleden mijn eerste wankele schreden
zette op het journalistieke pad, zei mijn onver
getelijke voorganger Ds Dethmers van Sneek
denk er aan, dat je niet voor dominees gaat
schrijven. Dat onze kerkelijke pers in 't generaal
genomen niet zo bijster populair is komt voor
een- deel geloof ik daarvandaan, dat er veel te
veel voor dominees in geschreven wordt. Ik heb
een zwakke poging gedaan deze klip te ontzeilen
en Dr Stam deed dit intuïtief zónder deze voor
afgaande waarschuwing. We zijn hem daar dank
baar voor. We willen van deze plaats namens
al onze lezers Dr Stam hartelijk gelukwensen
met zijn ambtsjubileum, dat met z'n redacteur
schap slechts in zijdelings verband staat. En we
spreken de hoop uit, dat hij nog vele jaren ons
Zeeuwse gereformeerde volk met z'n persarbeid
zal dienen, ons volk ten baat. Het is bij het
veelomvattend predikantswerk een heel ding, om
ook nog wekelijks een periodiek mee te helpen
verzorgen, maar Dr Stam heeft dat wel onder
die knie. Moge het feit, dat hij redacteur is, ook
de rechte waardering vinden bij die vele gerefor
meerde gezinnen in Goes, die onze Kerkbode
slechts bij name kennen. H. V.
VERANTWOORDING GIFTEN
AVONDMAALSTEL
Van br. J. 5,Totaal 627,08.
De laatste dankoffers voor het Oudejaar ver
wacht ik nog gaarne in m'n brievenbus. H. V.
II.
De vorige week wees ik op enkele punten uit
de brochure van Prof. Diepenhorst, waarom het
voor ons allen van betekenis is, zijn ^Hernieuw
de Bezinning" te lezen. Want, het kan ons daar
door duidelijk worden, hoe weinig wij van de
kerk in de wereld van vandaag weten, en hoe
nodig het toch is, om daarvan op de hoogte te
zijn.
Voor Prof. Diepenhorst staat het vast, dat
onze kerken een taak hebben in de Wereldraad
als gespreksgemeenschap. Hij wil daarvan ande
ren overtuigen, en doet dit met grote kennis van
zaken. Het gebrekkige en afkeurenswaardige in
veler critiek stelt hij met de feiten in het licht.
Omdat de Wereldraad geen „Kerk boven de
kerken" wil zijn, maar een samenkomst van ker
ken is met behoud van ieders zelfstandigheid.
daarom acht hij, dat .de Geref. Kerken daar te
midden van de anderen ook kunnen plaats ne
men, om daar haar belijdenis en schriftuurlijk in
zicht te stellen tot een getuigenis. De Geref.
Kerken kunnen daar een dienende taak verrich
ten, anderen tot zegen zijn, en invloed uitoefenen
ten gunste van het Gereformeerd levensinzicht.
Verder wijst hij op belangrijke arbeid, door de
Wereldraad reeds Verricht, op de zeer anti
thetische houding van de International Council
of Christian Churches (I.C.C.C.) ten opzichte
van de Wereldraad, en het z.i. betere standpunt
van de National Association of Evangelicals
(N.A.E.), die van de kringen, welke tot haar
toetreden, niet vraagt, dat zij zich van de We
reldraad zullen onthouden, wat de I.C.C.C. wél
doet.
't Is al weer geruime tijd geleden, dat we over
deze twee verbanden geschreven hebben, daarom
blijft bespreking daarvan achterwege. Het gaat
trouwens ook over de brochure van Prof. Die
penhorst. i
Of deze de sterke tegenstand in Geref. kring
tegen de Wereldraad zal wegnemen Ik waag
het te betwijfelen. Om een paar punten te noe
men. Er ligt moeilijkheid bij de erkenning van
de verschillende kerkelijke kringen. De Wereld
raad, gelijk hij tot heden werkte, kan niet anders
doen, dan alle kerken in gelijke zin te erkennen.
Hij kan geen critiek oefenen over het interne
kerkelijke leven, en laat dat voor rekening van
de kerken zelve.
Dit is op zichzelf juist. Maar, dat neemt dan
toch het feit niet weg, dat er moeilijkheden aan
verbonden zijn, wanneer de kerken dan toch zo
maar allen aan de conferentietafel gaan zitten.
Nu wijst Prof. Diepenhorst wel op het feit, dat
de kerken toch wel de Doop erkennen, als die
in de onderscheiden instituten naar de instelling
van Christus is bediend. Dit betekent toch, dat
de kerken elkaar dan niet alle idee van „Kerk"
ontzeggen.
Geheel mee eens. Maar, wanneer de Doop er
kend wordt, zo die naar de inzetting des Heren
is bediend, dan hangt dat toch ook samen met
het wezen van dit Sacrament. Naast deze erken
ning staat toch tegelijk de scheiding bij het an
dere Sacrament Daarom geloof ik, dat deze
argumentatie niet afdoende is.
Voor Prof. Diepenhorst is de Wereldraad in
hoofdzaak „gespreksgemeenschap". Wat hij in
sommige opzichten „piéér" is, valt wel te ver
antwoorden;
Hier zal voorlopig rjiog wel een groot bezwaar
blijven. Als het metterdaad om gespreksgemeen
schap gaat, dan geloof ik niet, dat de bezwaren
in onze kring zó zijn, dat de Geref. Kerken zich
daarin niet willen begeven. Dat heeft onze hou
ding ten opzichte van de Zendingsraad toch ook
wel bewezen.
Maar, juist in „hetgeen daarboven" is, ligt het
struikelblok. Het blijkt uit de brochure, dat Prof.
D. dit zelf ook wel gevoelt. Hij ziet echter in
terug blijven groter bezwaar dan in toetreden.
Dan heeft de kwestie van de basisformule nog
geen oplossing gevonden. Zoals het nu is, dat
de kerken de formule naar eigen inzicht hebben
te interpreteren, kan dit niet bevredigen. Hier
heeft de Wereldraad m.i. de taak, om zich te
verdiepen in de vraag, hoe de belijdenis van
Jezus Christus als God en Zaligmaker in de his
torie is bedoeld. Dan .grijpt hij, in oecumenische
bewogenheid, terug naar de kerk in het verleden,
en sluit aan bij het belijden der eeuwen. Is dit
niet de enige weg, om ten opzichte van de Vrij
zinnigheid tot een verantwoorde houding te ko
men En, het is zeker geen onnodig zich isoleren,
wanneer daarom geroepen wordt.
Juist deze dingen hadden naar mijn bescheiden
mening bredere bespreking nodig gehad. Want,
daarbij zijn we in hethart van de zaak. En het
kan toch ook zijn, dat degenen, die hierop staan,
juist een zaak als de Wereldraad der kerken,
ernstig nemen. Het zou toch grote gevolgen kun
nen hebben, wanneer ive als deelgenoten aan de
Wereldraad, consequenties zagen, die we niet
konden dragen.
Overigens is het van belang, dat we allen ons
bezinnen op de kwestie, welke houding wij ten
opzichte van gedeformeerde kerken hebben, en
wat wij te denken hebben van de kerken in het
buitenland. Dan zal deze brochure om te begin
nen ons kunnen helpen, dat wij het allen zien,
dat onze kerkelijke gezichtskring zich moet uit
breiden. En dat we, in de geestelijke worsteling
van vandaag, niet met een goedkope oplossing
van het vraagstuk der kerk „klaar" zijn. Daarin
heeft dit schrijven van Prof. Diepenhorst beteke
nis. Op de puntep, door ons genoemd, wilden
we graag van hem nog eens een nadere en bre
dere bespreking lezen.
G. C. St.
DE GROTE VERJAARDAG
Aanstonds zijn we allemaal tegelijk jarig. Im
mers, wat de herdenking van onze geboortedag
voor een ieder van ons persoonlijk is, beleven
we op de Nieuwjaarsdag allen gelijk. Dat is ook
te merken. De groten der aarde geven hun
Nieuwjaarsboodschappen. Zij zetten daarin uit
een wat hun toekomst-verwachtingen zijn. En die
zullen; dit jaar wel niet erg optimistisch getint
zijn. De stemmingen in het wereldgebeuren doen
ons tenminste niet direct denken aan rozegeur
en maneschijn. De koude oorlog, die hier en daar
al aardig op temperatuur gekomen is, om niet te
zeggen het kookpunt nadert, woedt nog onver
minderd voort.
Zo is het te begrijpen, dat deze verjaardag van
ons allen nu niet direct een blijde feestdag zal
kunnen zijn. Tenminste niet, als we alleen blijven
staan bij wat het wereldleven in onze dagen weet
te presteren.
Vooral als je nog bent en je leven vol idealen
zit, moet er tegelijk ook wel eens de gedachte
opkomen wat zou er van verwerkelijkt worden?
Is er nog een blijde toekomst of zou de zon van
de vrede voorgoed zijn ondergegaan Met dat
al is de wereld, net als wijzelf, weer een jaartje
ouder geworden. En zoals wij daardoor een jaar
dichter bij het einde van ons leven gekomen zijn,
is dat ook het geval met de wereld. Van dat
wereldeinde spreken ons vele dingen. We voelen
als het ware dat de wereld aftands wordt.
Als we nu maar niet denken, dat wij het dus
ook worden. Want dan loopt het verkeerd.
Wanneer de Bijbel ons van dat wereldeinde
spreekt, krijgen we helemaal niet de indruk, dat
wij daarbij als oude mensen de toeschouwers zul
len zijn. Integendeel, de Bijbel spreekt daarbij
van Gods volk als van mensen, die in de volle
kracht van hun leven staan niet uitgeput, maar
vol energie, vol blijde toekomst-verwachtingen.
Want wij zijn immers het volk van de toekomst 7
Dikwijls beseffen we dat niet. We kunnen zo
ondergaan in de dingen van deze aarde, dat het
lijkt alsof dat het een en het al is.
Wanneer we echter op de drempel van het
nieuwejaar staan, zoekt onze ziel toch meer
houvast, dan er alleen in dit aardse bestaan ge
legen is.
Trouwens, juist op die drempel worden we ons
bewust wat God voor ons leven betekent, wie
Hij voor ons is.
Zien we terug, dan blijkt, dat Hij ons geen
ogenblik heeft laten staan in de kou, die uit het
aardebestaan ons dikwijls tegenslaat. Het duide
lijkst heeft ons daarvan Kerstfeest gesproken,
omdat we toen zagen, hoe God in Jezus Chris
tus, Zijn Zoon ons in de kou heeft opgezocht,
om ons te verwarmen met Zijn liefde. En die
God was er het hele jaar door. Hebben wij wel
eens gevreesd, was er in onze harten wel eens
de bezorgdheid of ook de twijfel, die ons inner
lijk verteerde, God, de Here, bleek altijd weer
de trouwe, Die ons doorhielp en soms op won
derlijke wijze Zijn uitredding ons bracht.
En het is diezelfde God, Die ook in 1951 ons
aan Zijn Vaderhand zal leiden. Hij zal er ook
voor zorgen, dat bij het klimmen van de jaren
van onze aardbol Zijn volk de energie behoudt,
die het nodig heeft.
In dat opzicht heeft de gelovige geweldig veel
voor boven hem, die niet gelooft. Waar moet
die mens zijn steun zoeken Wat biedt hier op
aarde ook maar enige garantie voor een rust, die
ons verheft boven de zorgen van deze tijd Maar
wij hebben het profetische woord, dat zeer vast
is en ons predikt een stralende toekomst vol licht,
blijdschap en vrede.
Daarom staan we niet ontmoedigd op de drem
pel van 1951. Is er ook geen sentimentele week
hartigheid bij het afscheid van 1950. We kunnen
alleen maar danken, omdat de Here ons dit jaar
van Zijn welbehagen weer gaf en Hij ons om
ringde met Zijn liefdevolle trouw. Daarom kun
nen we ook ons hoofd blijmoedig opheffen bij
het binnentreden van de nieuwe jaarkring.
Of onze aardse idealen in vervulling zullen
gaan we weten het niet. Maar als ons oog
daaroverheen reikt naar het ideaal, dat Jezus
Christus, onze Heiland, in zo bloedige strijd voor
ons verwierf, weten we het komt.
Het komt, omdat Hij komt. Naar Hem is heel
de wereld op weg. Als we daarvan ons bewust
zijn, weten we ook, dat de weg, waarlangs wij
zullen gaan in 1951 ons de vrede niet zal roven,
maar juist meer zal schenken. Zo geve onze God
jullie allemaal een gezegende verjaardag
Z. G.