Jfoiities Jeugdrubriek zijn opgenomen over het Kerstfeest, die de an ders zo bezadigde steller der driesterren doet ken nen als een vermetel prozaïst. Bijna niemand slaagt er in deze vaak met citaten doorschoten bijdragen geheel ten einde te lezen en de bittere waarheid is, dat nog geen enkele dagbladlezer daar later ooit spijt van heeft gehad. Misschien was het wel met de gedachte aan dit ervarings feit, dat een Amsterdams hoofdredacteur, aan het begin van deze eeuw, zijn Kerstartikel van het vorige jaar uitknipte en ter zetterij gaf, met het beroemd geworden onderschrift„Op veler verzoek drukken wij hierbij onze, bij het vorige Kerstfeest gepubliceerde beschouwing andermaal ten gerieve van onze lezers af". Gij hebt in Kersttijd volledig recht op een Kerstverhaal maar de vraag is nu alleen maar: welk wilt ge hebben Er is zo'n verbijsterende schat van mogelijkheden, dat de keuze moeilijk wordt. Laat ons tezamen in alle rust enige gen res bekijken. Hier is, om te beginnen, de kleine Kees. Zijn moeder, een weduwe, verdient haar karig brood met nederig verstelwerk, aangezien de familie- bankier met het versterf van haar man naar Ame rika vluchtte. Kees heeft een heldere kop om te leren. Er zou een bekwaam ingenieur uit hem kunnen groeien, maar de financiële status van het gezin veroordeelt hem tot vernederend loop werk, in dienst van een apotheek, dat hij echter ferm het hoofd biedt. Het is de avond voor Kerstmis en bitter koud. De sneeuwvlokken (daar heb u ze) dwarrelen neer. Terwijl moeder in het onverwarmd vertrek de jaegers van de wrede Baron van Puivelde verstelt, fietst Kees in de snijdende wind naar hotel De Kroon tegenover het station om genees middelen te brengen voor een zieke gast. „O denkt Kees, „kon ik maar ingenieur worden Maar het gèld, hè." Hij komt in het hotel en moet het pillendoosje maar meteen op kamer 17 brengen. Daar ligt een man te bed en steunt„Mevrouw Heuvel mans Mevrouw Heuvelmans „Dat is mijn moeder roept Kees. „Kom hier, jongen", fluistert de man. En dan bekent hij de bankier te zijn, rijk doch vol be rouw op de plaats van het misdrijf weergekeerd. „Pak aan zegt hij en geeft Kees een doosje tot de rand gevuld met riante waardepapieren. Terwijl de Kerstklokken beieren, spoedt de flinke jongen zich huiswaarts en warme feestvreugde straalt in de kamer als hij zijn schat op tafel werpt. „Nou kan ik ingenieur worden, moedertje", roept hij uit. En mevrouw Heuvelmans werpt de vernederende jaegers opzij en snikt„O jongen, dat alles nu toch nog zó goed terecht komt". En hier is een ander genre Fie Heisman liep peinzend de donkere trap op, die naar haar huurkamer op de derde verdieping leidde. Zij knipte de gezellige lamp boven de ronde, goed met was gewreven tafel aan en zette haar boodschappentas voorzichtig neer. Met grote, lege ogen staarde zij in het licht. „Wim", dacht zij en haar hart kromp ineen. „Waarom kwam het nü juist weer over haar nu, met Kerstmis De goedbedoelde uitnodi ging van mevrouw Taartvader, bij haar het Kerst diner te komen gebruiken, had ze van de hand gewezen, want ze kón niet babbelen met het vriendelijke oudje, terwijl haar gedachten telkens wéér terugvloeiden naar dat eene Wim. „Nou ga ik het hier gezellig maken zei Fie harop tegen de kamer, want ze móést er zich tegen inzetten, de feiten onder ogen zien Wim was weg. Naar Chili gegaan, twee jaar geleden voor de boorwerken. En sindsdien geen brief. Geen enkele. Het was duidelijk, hoe hij over haar dacht Fie ging bij de haard zitten. Daar stonden haar lieve boeken. Het waren vrienden geweest, in moeilijke uren maar nüHaar hand greep een deel uit de Nobelreeks, maar het lezen wilde niet vlotten. Bim bam, bim bam „Kerstmis", zei Fie. En opeens kwamen de waterlanders aangetrippeld over haar wang een voor een eerst, maar alras in een dichte stroom. De deur piepte open. „Ja, mevrouw Taartvader vroeg Fie, de zak doek voor de ogen. Even was het stil. Toen zei een diepe stem „Dag Fieke". Was dat een droom Neen, neen door haar tranen heen zag ze hem staan Wim, haar Wim gebruind terug uit Chili, van de boringen. „O meiske, er was een misverstand bij de pos terijen. Je begrijpt een primitieve boel daar. Ze dachten, dat ze de brieven voor Holland in zéé moesten gooien. Natuurlijk kwamen ze niet terecht Fie's hoofdje rustte tegen zijn borst. „Ik ben benoemd tot hoofdingenieur", sprak hij zachtjes. „Nu kunnen we trouwen, kind." Buiten viel de sneeuw zó dicht, dat de hele wereld overdekt scheen door een immens witte, glinsterende bruidssluier I. Kerstmis en de Oecumenische beweging. Hoe ik aan die combinatie kom Ten eerste, omdat bij het verschijnen dezer kerkbode de Kerstdagen bijna zijn aangebroken. Weer zal het oude Evangelie van de openbaring van God in het vlees uitgaan. En de Engelen zang zal weer worden gezongen. Vrede op aarde Er is onder de volken helaas weinig van die vrede te zien. Evenmin van de behoefte, om die vrede in Bethlehem te zoeken. De engelenzang zegt ook, dat die vrede wordt uitgeroepen over mensen van het welbehagen. God sticht een kring van vrede, en vandaaruit laat Hij het aanbod van de vrede des hemels komen tot anderen. Met deze taak moet de kerk in onze tijd wel druk bezig zijn. Maar ook, met het geloven, dat zij vrede heeft ontvangen. Was nu in de kerkelijke wereld de begeerte naar onderlinge vrede maar sterker. Maar we zien op dit terrein een al te gemakkelijk uiteen gaan en van elkaar vervreemden. In dat opzicht schijnt de ernst van de tijd nog lang niet voldoende in Christelijke kringen te zijn doorgedrongen. Er is wél angst voor een moge lijke nieuwe catastrophe. Maar, er blijkt weinig bereidheid, om tot elkaar te komen, de werkelijke én vermeende geschillen tot de juiste proporties terug te brengen en een diep ontzag te tonen voor het Woord des Heren, dat tot vereniging roept. Is het dan zo onbegrijpelijk, dat er stemmen opgaan, die enthousiast zijn voor de oecumeni sche beweging Dat men, temidden van de teleurstellingen, die het kerkelijk erf in ons vaderland geeft, zich des te meer wil inleven in wat er kerkelijk in andere landen plaats vindt, waar de kerk onder heel wat benauwender omstandigheden dan hier vaak moet leven Het zij openlijk gezegd, dat dergelijke stemmen dikwijls meer sympathiek aandoen dan het ge brom dergenen, die overal reden tot verdeeldheid en tot afkeuring van anderen ontdekken. Daarom heb ik met de grootste belangstelling gelezen de pas verschenen brochure van Prof. Mr. I. A. Diepenhorst van Amsterdam, getiteld Hernieuw de bezinning. Dat deze Hoogleraar een warm voorstander is van de oecumenische beweging, en aansluiting bepleit bij de Wereldraad der ker ken, is bekend. Daarom is er nog in het minst geen reden, waarom wij niet naar hem zouden luisteren. Ik kan iets begrijpen van de opmer king, waarmee hij zijn brochure begint, n.l. dat iemand, die zulk een aansluiting bepleit, meteen als beginselvast man heeft afgedaan. Dat is in enig gesprek wel te merken, dat zulke woord voerders „aan de slappe kant" genomen worden. Wij zijn nu eenmaal gemakkelijk bezig om elkan der te rubriceren. En, hoewel ik zelf tot heden nimmer gepleit heb in dezelfde geest als Prof. Diepenhorst, durf ik wel schrijven, dat het te bejammeren is, wanneer deze voorstanders door een bepaalde bril worden bekeken. De geleerde schrijver komt weer op de bekende zaak terug. Men kan verbaasd zijn, hoe hij als jurist, een dergelijke belangstelling aan de dag legt, met een kennis van zaken, die een theoloog hem kan be nijden. Zijn theologische studie is door zijn juri dische arbeid waarlijk niet op non-actief gesteld. Dan nog een algemene opmerking. Mij treft de keurige wijze, waarop Prof. Diepenhorst de za ken behandelt. Ook waar hij van mening met anderen verschilt, blijft de goede toon bewaart. Hij levert werkelijk een model, hoe onder Chris tenen uitwisseling van gedachten behoort te ge schieden. Daar kan een deel der kerkelijke pers met beschaming wel iets van leren Wanneer ik dan verder aan de hand van deze brochure een en ander wil bespreken, dan meen ik, dat de schrijver recht heeft, wanneer hij van oordeel is, dat een kerk niet binnen de besloten ruimte van eigen kring moet blijven kijken. Zelfs niet eens binnen de landsgrenzen. Er is méér in het Koninkrijk Gods, dan wat we binnen ons bereik hebben. En wij hebben zeker de taak, om van dat meerdere werk Gods op zijn minst ken nis te nemen. Wat weten we weinig van wat er in de buitenlandse kerken gebeurtHoe is de gang van het Lutheranisme, welke kracht doet het Calvinisme, en welke invloed ondergaan de kerken van de stromingen in de nieuwere theolo gie Is hier niet een grote achterstand in vrijwel alle Christelijke kringen in ons land Wanneer we iets minder druk met ons zelf, en met elkaar bezig waren, en we begonnen om van alle kanten ons bezig te houden met de worsteling der kerk in het buitenland, dan zouden we van elkaar kunnen leren, en misschien konden we ook ont dekken, hoezeer we elkander nodig hebben. Op dit punt is het zeker al de moeite waard, deze brochure ter hand te nemen, en ons daar door te laten leiden. Dan wekt de lezing ten minste oecumenische belangstelling en ik geloof, dat daarin de zegen van de Kerstdag moet gaan doorwerken. Een volgende maal hierover meer. G. C. St. WEER KERSTFEEST Men kan het zich indenken, dat, nu het Kerst feest voor de deur staat, iemand het gevoel krijgt van een zekere afmatting. Elk jaar begint de ker kelijke kringloop van de heilsfeiten met het Kerst feest. Daar zit iets in van de ijdelheid van het mensenleven. Het is altijd weer hetzelfde. We voelen ons opgenomen in de wenteling der tijden. De Prediker zegt daarvan Al deze dingen wor den zo moede, dat niemand het zoude kunnen uitspreken het oog wordt niet verzadigd met zien en het oor wordt niet vervuld van horen. Wanneer we dit bij uitstek Christelijke feest al leen van de buitenkant bekijken, is het ook met terdaad om moe te worden. Elk jaar weer het zelfde. De spanning van te voren. De verwach ting van het naar huis gaan met vacantie, of het zelf ontvangen van logé's, de Kerstsfeer, door het versieren van de huiskamer, zoals onder ons hoe langer hoe meer de gewoonte wordt, de speciale Kersttractatie, dat zijn zo de dingen, die er elk jaar weer zijn. En als we eerlijk tegenover onszelf staan, moeten we het dan niet erkennen, dat het ons eigenlijk elk jaar ook weer tegen valt? De mond wordt niet verzadigd van het goede der aarde, het oog niet van zien van al de Kerstver sieringen, het oor niet van de Kerstdeclamatoria. We hebben er misschien nog meer dan vorig jaar ons best op gedaan en toch... als alles weer ach ter de rug is, slaken we een zucht van verlich ting dat hebben we weer gehad. En toch is het weer Kerstfeest. We kunnen er ons niet aan onttrekken en willen dat ook niet. Want we vinden van alle Christelijke feestdagen die van Kerst nog de meest prettige. Dan is er die echt intieme sfeer in de huiselijke kring. Voor al de sneeuw, die er nu althans nog ligt, verhoogt die sfeer in niet geringe mate. Niettemin weten we als het ware vooruit, dat het weer tegenvalt. Een enkel bakvisje moge met een hoog uithalende stem beweren, dat het toch zo enig was, dat het zulke „vreselijk" gezellige dagen waren, juist de toon, waarop dit gezegd wordt, doet al vermoeden, dat hierbij niet weinig zelfsuggestie tot uiting wordt gebracht en dat ze het heus niet zo gezellig heeft gehad als ze het wil laten voorkomen. Ja, weer Kerstfeest. Maar als we er niet verder mee kunnen komen dan de sfeer, de stemming, waar ik het hierboven over had, zou ik zeggen laten we het Kerstfeest rustig afschaffen. Dan heeft het zijn zin en waarde voor ons leven ver loren. Want God heeft het ons niet gegeven om eens rustig bij elkaar te kunnen zitten, zo tegen het eind van het jaar. God heeft het ons gegeven, omdat Hij ons wakker wilde schudden uit de droom van zelfgenoegzaamheid. Immers, zonder het Kerstfeest zou de wereld er veel gunstiger voorstaan dan nu het geval is. Dan waren er niet twee kampen, die elkaar bestrijden op leven en dood. Dan was er alleen maar de Gode-vijandige wereld, die niet hoefde te strijden, omdat de sa tan de zaak wel met rust kon laten, 't Was toch alles voor hem bestemd. Maar nu heeft God in deze wereld, die de duisternis liever heeft dan het licht, toch Zijn Licht ontstoken, waardoor het zwarte geweten en hart van de mens ontrust wordt. Want dat zegt ons het Kerstfeest, dat we al zo vaak hebben gevierd, maar misschien nog nooit begrepen Gij mens, jij jongen of meisje, bent zo zwart van zonde, dat je er nooit meer boven uitkomt, 't Is een hopeloos geval met je.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1950 | | pagina 2