„MET AL DE HEILIGEN" zesde jaargang No. 20Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vr„Dag 17 nov. 1950 ZEEUWSE KERKBODE HoofdredacteurDs H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047 Abonnementsprijs2,50 per Redacteuren t Ds P. de Bruyn, Ds D, J, Couvée, Ds S. Greving, Dr C, Stam Berichten en opgaven Predik- halfjaar (bij vooruitbetaling) beurten, tot Dinsdagsmorgens Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers Advertentiën 10 cent per mm Drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littoolj Olthoff, Middelburg Het gebed roept gedachten van eenzaamheid op. Als wij de gemeenschap met God zoeken, trek ken we ons terug in de stilte, en ofschoon het gebed tot de heilige verrichtingen behoort, wor den we er toch niet graag op „betrapt". De aan wezigheid van derden werkt storend op ons bid den in. Dit wil intussen (gelukkig niet zeggen, dat wij geheel alleen de strijd moeten voeren. Het is een hoogst gelukkige, hoewel niet altijd gewaardeerde omstandigheid, dat de gelovigen in deze wereld niet als losse individuen naast el kaar staan, maar als kerk vergaderd worden. Het is dus niet zó, dat ieder maar op eigen ge legenheid moet zien hoe hij er komt, maar wij staan van meetaf in relatie met anderen, met onze mede-gelovigen, de kerk of de gemeenschap der heiligen. Het schreiend gemis, dat door menig „enigst kind" gevoeld wordt, behoeft in het ko ninkrijk Gods niet bestaan, want er zijn vele kin deren Gods, met wie wij in gemeenschap staan. De gloeiende kool die uit de haard genomen wordt, dooft onmiddellijk uit, maar tezamen ge ven ze een milde gloed. Het is van ontzaglijk grote betekenis, dat wij deze gemeenschap der heiligen ook metterdaad beoefenen, anderen steunen en door anderen ge steund willen worden. Wij komen daarbij soms tot de verrassende ontdekking, dat die anderen met precies dezelfde moeilijkheden worstelen als wij, en de uitwisseling van gedachten kan op deze bijzondere wijze vertroosten en verlichten. Een van de vormen van beoefening van de gemeenschap der heiligen is de wekelijkse kerk gang. Wij komen daar heus niet alleen om een preek te horen. In onze Catechismus wordt van die dominé niet eens gerept, noch van de kerk, maar wel dat wij „tot de gemeente Gods naarstig zullen komen. Wij komen niet naar een kille kerk, maar naar een levende gemeente, en dat geeft direct al een weldadig warm gevoelmet al Gods kinderen mogen wij daar samen jubelen en kla gen, bidden en luisteren, offeren en Avondmaal vieren, en zo God ontmoeten, die tot Zijn ge meente komt 'k Zal met d' oprechten onderling Vereend in hun vergadering En raad Hem plechtig eer bewijzen. Het is een geweldig voorrecht, dat wij daar aan deel mogen nemen. Duizenden nemen niet eens de moeite op de Zondag hun Schepper te groeten. Dat wij dat wèl doen, ligt heus niet aan ons. We hebben geen enkele reden om ons op een voetstukje te plaatsen, dat wij zo vroom zijn, om 's Zondags naar de kerk te gaan. Wij hebben integendeel alle reden om ons te schamen. De schoonste geheimen worden ons in de kerk ver teld en de rijkste schatten onder ons uitgedeeld, maar wij doen vaak niet de minste moeite, deze door te geven en te beantwoorden aan de roe ping gij zult Mijn getuigen zijn. Wij zouden met de diepste afschuw vervuld zijn voor iemand, die een middel had gevonden tegen de kanker, en anderen daarvan niet wilde laten profiteren. We zullen nu maar zwijgen. Wij weten hét mid del tegen de kanker van de zonde, en hoeveel laten wij er van profiteren Er schuilt in de geregelde kerkgang een ont zaglijke zegen, ook al omdat daar ons geloof regelmatig gevoed wordt door de bediening van het Woord. Wij kunnen op de wijze, waarop dat laatste gebeurt veel en soms rechtmatige cri- tiek hebben, maar we moeten niet vergeten, dat we daar ook veel aan af of toe kunnen doen door ons gebed. Bovendien loopt de slordige kerkganger gevaar een slordig christen te wor den, en dat is lévensgevaarlijk. Het is ons niet bekend in welke situaties we nog kunnen komen. De perspectieven die de Bijbel opent zijn niet zo bijster moedgevend. Er zullen tijden komen, dat van een geregelde rus tige kerkgang geen sprake meer kan zijn en wij in die tijd van nood vurig zullen verlangen naar een honderdste deel van de „lichte spijs" die we eertijds hadden veracht. Het wordt hoog tijd, dat we de wijsheid leren van de mieren, die in de zomer spijs vergaderen, om klaar te zijn, als er niets meer te vergaderen valt. Eens in de drie maanden in sommige ge meenten eens in de twee maanden gebeurt er in de kerk iets ongewoons. De aandacht is dan niet gericht zoals gewoonlijk, op de kansel, maar op de tafel vóór de kanselhet Avondmaal des Heren In onze Kerkenorde staat dat zo, dat het Avondmaal des Heren tenminste elke drie of elke twee maanden moet gehouden worden. Bedoeld is dus niet een maximum het mag niet vaker, maar een minimum tenminste. Zesmaal per jaar, doch viermaal is wel het allerminste. De meeste kerken hebben dat minimum gekozen. Jammer. En niet minder jammer is, dat er ner gens eens een verzoek komt bij de kerkeraacl om deze minimumrantsoenen eens te verhogen. Door dit alles weten wij niet beter of het hóórt zo, terwijl het in feite niet zó hoort. Als de Cate chismus een normale kerkdienst beschrijft, dan worden er geen drie, maar vier diensten in ge noemd de dienst des Woords, de dienst der gebeden, de dienst der barmhartigheid én de dienst der Sacramenten. In de oudste christelijke kerk werd het Avondmaal elke Zondag gehou den, en indien de Avondmaalsbediening onder ons minder een artikel werd aan de lopende band, waarbij af en toe de stemming zelfs merk baar wordt van is het alweer zo ver en meer op haar waarde werd geschat, dan zouden we geen moeite sparen om dit festijn vaker te zien aangericht. Waarlijk een festijn. Want hier wordt nu tastbaar en voelbaar wat als critiek was be doeld, maar waarin de Heiland Zijn hoogste eer stelde. Deze eet en drinkt met tollenaren en zon daren. En aan deze Avondmaalstafel is te zien wat nergens elders in de wereld te zien is dat armen en rijken, geleerden en ongeleerden, pa troons en arbeiders, autobezitters en chauffeurs, mevrouwen en dienstboden, uit één beker drin ken en van één schotel eten. Maar dat is nog het schoonste niet. Wat gebeurt er toch aan het Avondmaal en wat is het, dat ons zozeer naar deze maaltijd moet dan verlangen Daar wordt ons geloof versterkt. Wij moeten ons daar vooral geen verkeerde voorstelling van vormen. Niet weinigen koesteren het valse denkbeeld, dat ons geloof toch eigenlijk maar een armetierig plantje blijft. We weten eigenlijk niet goed, óf we wel het eigendom van Christus zijn. Soms menen we van wel, maar even later schemert het weer, en zo blijven we tussen hoop en vrees heen en weer slingeren. En om ons arme tobbers en twijfelaars weer wat stevigheid te geven zo menen zij is nu het Avondmaal ingesteld. Dit is natuurlijk helemaal fout. In de eerste plaats omdat twijfel zonde is en niet maar een lagere trap van geloof. Dus hoort bij de zelfbeproeving vóór het Avondmaal ook, dat wij deze zonde van twijfel uit ons hart weg bannen. En in de tweede plaats, wat moeten in deze gedachtengang de niet-twijfelaars dan aan het Avondmaal doen Daar komen we dus niet uit. De zaak ligt echter ook heel anders. We weten allemaal dat het geloof een taak heeft opgekregen en dat is werken Geloof dat niet werkt, is dood. Het geloof heeft ontzaglijk veel te doen. Wij moeten door het geloof ten bloede toe strijden tegen de zonde, en worstelen in de gebeden. We moeten door het geloof ons zelf verloochenen en anderen dienen. We moeten bouwen aan het koninkrijk Gods en lijden om Zijn naam. Kortom het terrein der geloofswerk zaamheid is niet te overzien. Geen werker houdt het uit zonder te eten. En zo is het nu hier precies. Aan de Avond maalstafel komen de uitgeputte werkers en de vermoeide strijders. Zij denken nietis het al weer zover, maar hoelang zou het nog duren. Zij verlangen naar brood en wijn, waardoor Christus Zijn levenskracht in hun zwakheid doet overvloeien. Zij bidden Laat m' in U blijven groeien, bloeien O Christus, die de wijnstok zijt. LIw kracht moet in mij overvloeien Of 'k ben een wis verderf bereid. Doorstroom, beziel en zegen mij, Opdat ik waarlijk vruchtbaar zij. Als wij werkelijk ernst maken met ons geloof, en er mee werken gelijk het behoort, zal de pe riode tussen de ene en de andere Avondmaals bediening ons nooit te kort, maar altijd te lang vallen. Dan zegenen we de Zondag, waarop weer het Avondmaal wordt bediend, waar Christus ons moede hoofd zalft met olie en de beker doet overvloeien. Zo hebben we dan nagedacht over de midde len, die ons ter beschikking zijn gesteld om tot geestelijke wasdom te komen. We hebben het Woord en het gebed, de kerk en het Sacrament en ieder heeft gevoeld, dat dit alles maar even vluchtig kon aangestipt. Maar zóveel hebben we er wel uit begrepen, dat we niet onbeschermd de strijd zijn ingezonden. Dat kan ook niet, want de strijd is zwaar. We hebben maar niet met vijanden, maar met doodsvijanden te doen, die niet ophouden ons aan te vechten, en er geen ogenblik over denken, het vuren te staken. Vijanden die bovendien lang niet altijd met eerlijke wapenen strijden, maar als sluip schutters voortdurend de wegen die wij gaan onveilig maken. Wij hebben de strijd te voeren met tegenstanders buiten ons, en met de zonde in ons. Met grote zonden en kleine zonden, maar wij ervaren, dat er maar één kleine hand voor het oog nodig is, om het zonlicht te onderschep pen. Wij zullen ondanks de vele maatregelen die de Here genomen heeft, om ons in deze strijd niet te doen onderliggen, nog dikwijls genoeg struikelen en vallen. Maar daarin ligt in het minst geen aanleiding om de moed te laten zinken. Dit zou wel het geval zijn, als alles hing aan ons „Ja". Maar zo is het niet. Wij liggen tenslotte verankerd in het „ja" van God, waarvan ons „Ja" maar een zwakke echo is. En dat „Ja" wordt nooit tot „nee", omdat het het Woord is van de God des Verbonds, Die gezegd heeft „Want bergen zullen wijken, en heuvelen „wankelen, maar Mijn goedertierenheid zal „van u niet wijken, en het Verbond mijns „vredes zal niet wankelen, zegt de Here uw „Ontfermer". H. V.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1950 | | pagina 1