Niet ganselijk
JYotities
Van de Evangelist.
gezocht, maar ze hebben geen ogenblik begrepen,
dat ze een roeping hadden om zelf mee te „stich
ten", dat is te bouwen, want dat is de eigenlijke
betekenis van „stichten".
Als er in het Doopformulier staat „dat wij deze
heilige handeling verrichten tot „stichting" der
gemeente", dan betekent dit, dat er door dat ge
doopte lid weer een lid aan Christus' lichaam,
een steen aan Jeruzalems muur wordt toegevoegd,
en dat zó dus de kerk wordt gebouwd of „ge
sticht".
Wie alle kerken en dominees afloopt, bouwt
de kerk niet, maar breekt haar af. En de „stich
ting" die hij ontvangt bij de dominé van zijn keus,
heeft 'n heel lelijke .bijsmaak.
Maar dit tussen haakjes.
Wij gaan dus 's Zondags niet langer naar de
kerk, maar naar de gemeente Gods. En die ge
meente Gods is daar waar wij horen, en waar
we krachtens doop en belijdenis thuis horen. En
wij zoeken in die gemeente de gemeenschap der
heiligen.
Kerkgang is geen persoonlijk zaakje alleen en
geen individualistische willekeur, maar een zaak
van gemeenschap.
Wij komen met de gemeente en als gemeente,
als volk Gods, om de God van het volk te ont
moeten.
Dat volk wordt gevormd uit gezinnen.
En het is daarom ook zaak, dat wij als gezin
naar en met de gemeente Gods opgaan.
Dat doet niet ieder op z'n eigen houtje.
We bereiden er ons als gezin op voor, en na
de dienst gaan we daar als gezin nog eens op
door.
Het mooiste zou zijn, als wij in de kerk ook
als gezinnen bij elkaar zaten.
Hoe vrolijk gaan de stammen op
Het is helaas in vele kerken om practische re
denen niet mogelijk, gezinsbanken te hebben.
Maar principieel en ideëel gezien zou dit de
schoonste vorm van kerkgang zijn, en zou ook
daarin uitkomen, dat de wekelijkse kerkgang is
een ontmoeting tussen God en Zijn volk.
H. V.
Een broeder uit Terneuzen stelt de vraag, hoe
wij de uitdrukking in art. 15 van de Nederl.
Geloofsbelijdenis, dat de erfzonde zelfs door de
Doop „niet ganselijk" teniet gedaan wordt, moe
ten verstaan.
Er is over deze kwestie al heel wat geschre
ven, en het zou mij niet moeilijk vallen, daar een
kerkbode mee te vullen. Maar dat hoeft niet. Ik
wil proberen, het zo kort en zo duidelijk moge
lijk te zeggen.
In de oorspronkelijke tekst zijn de woorden
„niet ganselijk" niet te vinden. Het is een latere
aanvulling en metterdaad een verbetering.
Het zal de vrager duidelijk zijn, dat met deze
woorden in de eerste plaats positie wordt geko
zen tegen Rome, dat leerde, dat de erfzonde door
de doop wel ganselijk werd teniet gedaan.
Het concilie van Trente sprak uit
„Zo iemand beweert, dat door de genade van
onze Here Jezus Christus, die in de doop verleend
wordt, niet volkomen wordt weggenomen wat
tot de zonde in enige betrekking staat, die zij
vervloekt".
De belijdenis had dus kunnen volstaan met deze
Roomse dwaling af te wijzen, dat de doop de erf
zonde geheel wegneemt, door te zeggen de erf
zonde wordt door de doop niet teniet gedaan.
Thans staat er niet ganselijk.
Men heeft daarmee willen ontkomen aan de
gedachte, alsof de doop t.a.v. de erfzonde in
't geheel geen betekenis had.
En dat is wel zo.
De doop is de goddelijke proclamatie van de
vergeving der zonde inclusief de erfzonde.
Indien wij ons de oude en goede onderschei
ding van erfschuld en erfsmet herinneren, dan is
duidelijk, dat de gelovige ook zijn erfschuld niet
wordt toegerekend, zodat men zeggen kan, dat
deze „door de doop wordt uitgedelgd of wegge
nomen". De schuld, het verdoemenswaardige van
de erfzonde wordt hem niet meer toegerekend,
maar daarmee is de erfzonde als zodanig niet op
geheven, gelijk de belijdenis in art. 15 aldus on
der woorden brengt„aangezien de zonde daar
uit altijd, als opwellend water ontspringt, gelijk
uit een onzalige fontein".
Het kortst en het duidelijkst drukt Ursinus zich
uit, als hij zegt„de erfzonde wordt in de doop
niet eenvoudig opgeheven, maar (alleen) wat de
schuld betreft". H. V.
VERANTWOORDING GIFTEN
AVONDMAALSSTEL.
Van N.N. 5,—, van N.N. 25,—, van N.N.
2,50, van 2 zusters via Dr O. 10,van
N.N. 1,van br. B. 2,50, van „een zuster"
2,50, van br. K. 1,65, van fam. Z. 10,
Samen 60,15. Totaal 210,15.
Men ziet, N.N. is nogal royaal geweest. Toch
moet ik weten, wie al deze N.N.'s zijn, voor de
goede gang van zaken. De anomyniteit blijft ver
der wel veilig. Vooral met N.N. die 25,
voor de Zaaiweek zond en 2,50 voor bovenge
noemd doel, wil ik graag even praten.
Het prettige van dit hele geval is, dat al deze
giften regelmatig in mijn brievenbus afdalen zon
der dat er enige drang wordt geoefend. Men
weet, dat er nodig een tweede Avondmaalsstel
moet komen, en die wetenschap acht men vol
doende. Prachtig Als het zó doorgaat, is binnen
deze 3 maanden de 1000,volgeboekt.
Graag tot de volgende week. H. V.
Het wordt toch wel duidelijk, dat we sterke
behoefte hebben aan gezonde volkskracht. Niet
alleen in die zin, dat de mensen goed gezond zijn
en flinke spieren hebben. Daar wordt trouwens
wel aandacht aan besteed. Als je die foto's ziet
van vrouwen in de horden-wedloop, dan kun je
als man wel even beducht zijn of je zulke „po
tige dametjes" in de levensloop zult kunnen bij
houden. Ik geloof, dat er naast ontwikkelde spier
kracht ook behoefte is aan gezonde, logische
denkkracht, aan geestelijke weerbaarheid, anders
nog dan de Nationale Reserve geven kan. En
dan mag daarbij met name ook gedacht worden
aan de jongeren.
Velen hebben na de oorlog zich moeten inzet
ten, door het Vaderland opgeroepen ter verdedi
ging in Indonesië, vanjawaarvan eigen
lijk De regering heeft dat onze soldaten helaas
nimmer duidelijk gemaakt. En de ervaring, door
hen opgedaan, heeft velen doen terugkeren met
gemengde gevoelens. Het is wel verklaarbaar,
om eens een volksgezegde te gebruiken, dat ze
„tabak" hebben van politiek en wat er mee sa
menhangt. We konden zelf ook nimmer wijs wor
den uit wat we van de regerings-voorlichtings-
dienst voor „licht" ontvingen. Als nu deze jonge
mannen in het maatschappelijk gareel weer zijn
opgenomen, dan kan het gebeuren, dat zij tot
de conclusie komen werken maaren verder
de boel maar laten gaan. Heeft het Nederlandse
volk in de laatste jaren eigenlijk anders gedaan V
De grootste veranderingen hebben zich voltrok
ken, en het volk reageerde althans zó weinig,
dat de politiek van na de oorlog, hoe fel ook
becritiseerd, toch alles heeft klaar gemaakt, zo
als het werd uitgebroed.
Dat de „bondgenoten van voorheen" nu niet
bepaald hun bijdrage zullen leveren om ons weer
fit te maken, leerden de „vriendelijke" praatjes
over onze vloot. Die moest maar verdwijnen,
herinnering aan Neerland's glorie en kracht
Ja, als je in de inter-nationale zóne terecht
komt, dan weet je niet wat er zoal valt te ont
moeten.
Dit zal nu allemaal niet zoveel kwaad doen,
wanneer er voldoende geestelijke volkskracht is.
Zeker zullen we in de inter-nationale verhoudin
gen ons moeten aanpassen en ons betrokken we
ten bij de grote vragen van het vaste-land en
van de wereld. Maar, wij stappen toch „als
volk" in dat volkerengezelschap, en moeten ons
bewust zijn, dat men ons als volk heeft te res
pecteren.
Dit respect dwingt een gemeenschap af, wan
neer zij zelve wéét, welke roeping zij moet ver
vullen. En, daar zou ik nu zo graag ons allen
„bezield" voor willen zien.
Vragen wij ons af, welk een taak Nederland
kan volbrengen in het volksgeheel, en hoe God
ons land en volk kan gebruiken tussen de andere
volken Daarbij zou zelfs een samengaan van
mensen uit onderscheiden kring mogelijk zijn, als
maar een ideaal voor ogen staat en roepingsbesef
ons dringt. Misschien heeft toch „Vrij Neder
land" meer invloed uitgeoefend, dan we opper
vlakkig denken. Naar mijn overtuiging zullen zij,
die in deze richting zich voortbewegen, geen
ideaal overhouden, waarvoor zij zich zullen in
zetten. Of, het moet zijn voor de „internatio
nale".
Er wordt in deze tijden in Nederland veel be
dorven, waarvan veel onherstelbaar zal blijken.
En het laat zich aanzien, dat door allerlei facto
ren we tijden tegemoet gaan van ingezonken
volkskracht, prestatie en vertoon ten spijt.
De critiek op Kuyper is mode gewórden. Des
ondanks kan niemand ontkennen, dat vriend en
vijand naar hem luisterden. Kuyper had een ideaal
voor kerk en volk, en hij wist het te benaderen.
Door zijn „heersersprincipe", zeggen fanatici van
thans. Ik geloof, dat we daarvoor in de plaats
moeten stellen door zijn overtuiging, en de over
gave van zijn begaafd leven voor kerk en volk.
Het wil mij voorkomen, dat de idealistische cri
tici van thans het in de kunst van afbreken verder
zullen brengen dan in die van bouwen. En het is
niet onmogelijk, dat we straks, als het nieuwere
idealisme teleurstelling heeft gebracht, weer ge
dwongen worden om te luisteren naar de ideeën
van Kuyper. Het zou al een grote sprong vooruit
zijn, wanneer we begonnen, hem weer te lezen.
Zowel uit zijn geschriften als zijn werkzaam le
ven is het naar voren gekomen, dat Kuyper
streefde naar het doel, waarvan hij eens reken
schap gaf in deze woorden
Om die ord'ningen des Heren,
waar Woord en Schepping van getuigt,
in 't volk zó helder te graveren,
tot weer dat volk voor God zich buigt.
Kuyper wilde vanuit zijn overtuiging het volks
leven dienen. Ik geloof, dat we voor het Gere
formeerde leven geen heerlijker roeping ons kun
nen denken. Daar moeten we om bidden, en
daar moeten we voor werken en studeren, dat
we als volksgroep het volksgeheel mogen dienen.
Zó, dat Gods Wet in Kerk en Staat en Maat
schappij zal worden gehoord. Dat is de weg,
waarin gezonde volkskracht kan ontstaan. Daar
kan de kerk, en de jeugd der kerk, veel toe bij
dragen. Daarom mogen wij elkander opwekken
tot het idealisme des geloofs, dat met Gods hulp
Hem op aarde, in de gewone levensverhoudin
gen, wil dienen, in de verwachting van de nieuwe
aarde, waarop gerechtigheid zal wonen.
Als wij zó geestelijk weerbaar mogen zijn, dan
kan door ons toedoen Gods zegen land en volk
vruchtbaar maken.
We houden tegenwoordig van slagzinnen.
Dan zij de slagzin voor dit seizoen bij oud en
jong, als wij de betekenis van het Geref. belijden
universeel zien„Op voor geestelijke volks
kracht
G. C. St.
De Zaaiweek is achter de rug. Op het ogen
blik, dat ik dit schrijf is het nog te vroeg, om
mede te delen, hoe deze Zaaiweek is verlopen.
Ik zal het zeer op prijs stellen, wanneer ik van
alle commissies een rapportje mag ontvangen, om
daaruit weer een rapport voor de Evangelisatie-
deputaten te kunnen samenstellen.
Wat ik er van gehoord en gezien heb, geeft
reden tot grote dankbaarheid jegens God, die
ons weer voor dit werk wilde gebruiken en het
ook kennelijk heeft willen zegenen," die ons ook
in de natuur zulke prachtig stille dagen heeft ge
schonken, die uitlokten om naar de vergaderin
gen te gaan en waardoor ook de straatprediking,
niettegenstaande de late tijd van het jaar, overal
kon doorgaan.
Nu had ik behoefte U direct na het beëindigen
van de Zaaiweek te schrijven, omdat nu voor
velen het kritieke punt is aangebroken.
„Ziezo", zegt de natuurlijke mens in ons, „dat
„hebben we achter de rug, dat is een inspannende
„week geweest, nu gaan we weer over tot de
„gewone arbeid van ons dagelijks bestaan. Hier
„en daar hebben we wel wat achterstand gekre
gen." Ja, broeders en zusters, dat is wel zo, en
ik vind het hard U en mezelf die rust niet te
gunnen, maar nu juist moet ik U oproepen, om
niet te verslappen. Nu moet U nauwkeurig en
op tijd uw rapporten over het huisbezoek indie
nen. Ik hoop eigenlijk, dat het al gebeurd is, als
U dit leest. Nu mag U de vergadering van de
commissie voor huisbezoek niet verzuimen en nu
mag U niet „nee" zeggen, wanneer de kerkeraad
ook LI uitnodigt óm mee te arbeiden in het huis-
bezoekwerk. Wat nu komt, is naar mijn over
tuiging het belangrijkste.
Boven deze komende wintercampagne wil ik
schrijven „En zij leidden hen tot Jezus". Dat is
persoonlijk, vaak moeilijk werk van zielszorg,
dat vereist veel trouw en veel liefde. Laten er
velen aan meedoen, opdat ieder een kleine aan
vaardbare taak krijge, die hij of zij aan kan en
die in trouwe plichtsbetrachting volbracht wordt.
Ik heb in de afgelopen periode huisbezoeken
gebracht, waar bereidheid was om te luisteren
en te leren, maar waar met eindeloos geduld
moet gearbeid worden, om de mensen over hun
schroom en het onwennige heen te helpen, voor
dat ze zover zijn, dat ze naar kerk of catechi
satie gaan.