Son- en
Seestdaaen
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
ZEEUWSE KERKBODE
ZESDE JAARGANG No. 15
Abonnementsprijs2,50 per
halfjaar (bij vooruitbetaling)
Afzonderlijke nummers 10 cent
Advertentiën 10 cent per mm
HoofdredacteurDs H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
Redacteuren: Ds P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Dr G Stam
DrukkersLittoolj Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 13 OCT. 1950
Berichten en opgaven Predik
beurten, tot Dinsdagsmorgens
te zenden aan de drukkers
Littooij Olthoff, Middelburg
Het nieuwe spoorboekje voor de winterdienst
1950 is weer uitgekomen, en men zal vragen wat
dit te maken heeft met een artikel in de Kerkbode.
Nu, er zijn vele dingen, die aanleiding kunnen
geven tot meditatie, en dat is zélfs met een spoor
boekje het geval. Immers, ook ,,de spoorwegen
spreken". Vroeger was dat altijd een vast punt
in het radioprogramma. Of het tegenwoordig nog
zo is, weet ik niet. Uitgerekend spraken die
spoorwegen dan altijd op Zondag, zoals verschil
lende regeringspersonen net de Zondag uitkiezen
als de meest geschikte dag om op reis te gaan.
Men kon dan op de dag des Heren precies ver
nemen welke verbeteringen er alzo aangebracht
waren in het verkeer, hoe deze trein uitviel en
die was ingelegd, kortom het Nederlandse pu
bliek werd op de rustdag tot en met gedompeld
in het razende tempo van diesels en electrische
treinen.
Men ziet dus, dat de spoorwegen ook enige
aandacht wijden aan de ,,Zon- en feestdagen"
zoals dat officieel heet. De treinen die op werk
dagen rijden zijn met twee gekruiste hamers ge
merkt men hóórt er het geklop van de drukke
werkdag in. Voor de treinen die wel op Zon
en feestdagen" rijden staat niets. Daar is de .grote
stilte. Of men ziet de treinen die uitsluitend op
die dagen rijden met een kruisteken aangeduid.
En op die dagen van stilte en rust, waarop het
hamergeklop zwijgt en de kerk des Heren zich
rondom het kruis schaart, razen met volle vaart
vele treinen al of niet met een kruisteken gemerkt
over onze lage landen. Hoeveel precies, heb ik
niet uitgerekend. Maar heel veel. Alleen op de
lijn VlissingenRoosendaal heb ik wel gezien,
kan men tienmaal op één Zondag heen en terug.
Dat achten de spoorwegen blijkbaar nodig. Dat
tienmaal op één Zondag het „reizend publiek"
in de gelegenheid gesteld wordt van Vlissingen
naar Middelburg of naar Goes of verder te rei
zen. En dat voor die twintig treinen op één Zon
dag al het personeel daarvoor nodig, van z'n
Zondagsrust wordt beroofd. Met minder kan het
niet toe, oordelen de spoorwegen. In de dagen
van bezetting reden de treinen helemaal niet, ge
durende enige tijd. Op werkdagen niet en op
Zondagen niet. Een tijd die we niet terugwensen.
Maar het ging en we redden ons. Maar nu gaat
het beslist niet meer beneden het minimum van
twintig treinen op één lijntje volgens de mensen
die het te zeggen hebben. Men voelt hoe scheef
dit loopt. Hoe achter dit alles zit een totaal ne
geren van de Zondag. Wij kunnen ondanks alle
armoede der na-oorlogse jaren onze „weelde"
weer niet op, en het geacht publiek moet ver
wend worden met minstens tienmaal op één Zon
dag heen en terug.
„Bezoekt de voetbalwedstrijden per spoor"
propageren de spoorwegen per stationsreclame.
Natuurlijk, hoe moesten anders de tribune's vol
stromen voor het Zondagse kijkspel (dit heeft
met „sport" niets meer te maken als de spoor
wegen niet zorgden voor de service. Dit kan dan
allemaal onder de auspiciën onzer regering, waar
van het socialistische deel niets om de Zondag
geeft en het Roomse deel nog minder dan niets.
In de overwegend Roomse provincies Brabant en
Limburg staat heel de Zondag in het teken van
„brood en spelen" en is het verkeer intenser dan
op één werkdag. Het sausje van de vroegmis
maakt dit alles alleen nog maar erger. Als
iemand hier tegen opmerkt, dat het vroeger onder
een „christelijke" regering niet beter was, moet
ik ootmoedig zwijgen. Het blijft een ernstige aan
klacht, dat ook toen het Zondagsverkeer niet
drastisch werd ingeperkt. In de rond ons liggende
landen Duitsland, België, Frankrijk, is de Zon
dag reeds van overlang als rustdag volkomen in
onbruik. Men stemt bij voorkeur op die dagen
en houdt ministeriële besprekingen. Men organi
seert bijeenkomsten en wedstrijden en de winkels
zijn open. Wij gaan langzaam maar zeker dezelf
de kant uit. En ook hiervan moet zeker gelden
„Tot het Woord en de getuigenis Als zij niet
spreken naar dit Woord, het zal zijn, dat zij geen
dageraad zullen hebben".
Over de officiële term „Zon- en feestdagen"
die u zo veelvuldig in het spoorboekje en elders
aantreft, moet u ook eens rustig nadenken. Ik
wil helemaal geen purist wezen, maar het is toch
van groot belang, dat wij ons op allerlei terrein
nauwkeurig uitdrukken. Er zijn allerlei termen
en uitdrukkingen in omloop, waar we ons zo
langzamerhand aan gewend hebben, maar die in
feite volkomen onjuist zijn. Dat is in élk geval
zo met die „Zon- en feestdagen".
Er zijn blijkens deze terminologie twee soorten
van dagen, of eigenlijk drie. Eerst de werkdagen.
Vervolgens de Zondagen. En dan ook nog de
feestdagen. Daarmee zijn dan bedoeld de „er
kend christelijke feestdagen als Pasen, Pinksteren,
Hemelvaartsdag en dergelijke.
In deze naast-elkaar plaatsing van Zon- en
feestdagen zijn de Zondagen eigenlijk geen feest
dagen.
In werkelijkheid zijn ze dat juist wel.
De Zondag is de enige van God vastgestelde
en wekelijks terugkerende feestdag. Let weleen
feestdag Geen dag om te luieren of niets te
doen. Geen dag om lang uit te slapen en wat om
te hengelen. Geen dag om au fond toch wel ver
velende „godsdienstplichten" te vervullen. Maar
een feestdag Als de Zondag aangebroken is dan
is het echt feest voor het gezin en de kerk, en
het is meer dan een symbool, dat we dan ook
onze Zondagse kleren aantrekken. We nemen het
feestgewaad, omdat het feest is. We moeten nu
op Zondag niet dit en dat, maar we mógen. We
mógen naar de kerk, en dan God ontmoeten, en
zingen en jubelen. We mógen een hele dag vrijaf
nemen om „onze harten opwaarts" te verheffen.
Er is niets moeilijker, dan echt christelijk feest
te vieren. En is ook niets heerlijker. Het is elke
Zondag Pasen, de eerste dag der week, de dag
der opstanding. Elke Zondagmorgen verheug ik
mij weer met onuitsprekelijke vreugde, dat de
dood dood is, overwonnen en verslagen. Elke
Zondag is een profetie van de eeuwige sabbat,
heenwijzing naar de nieuwe hemel en de nieuwe
aarde, waarop geen gekrijt en rouw, geen oorlog
en ziekte, bovenal geen zonde meer zijn zal.
Als er één feestdag is om ons in echt feeste
lijke stemming te brengen, dan is dat geen ver
jaardag of trouwdag, maar de Zondag. Elke ver
jaardag herinnert je er aan, dat je „een dagje
ouder wordt" en de eindstreep nadert. Elke
trouwdag herinnert er aan dat eens alle trouw
dagen ophouden. Het zijn herinneringen aan din
gen die niet blijven. We staan bij het vergan
kelijke feest te vieren. De Zondag herinnert aan
wat blijft en is profetie van het onvergankelijke
leven. Daarom is de Zondag een dag om echt
uitbundig te zijn. Dan kun je je vreugde niet op
En die feestdag komt elke week terug. Verjaar
dagen zijn er éénmaal per jaar. Huwelijksfeesten
eens in de 12J^, 25, 30 of 40, soms 50 jaar. De
Zondag is er elke week weer. God overstroomt
ons met Zijn feesten.
Vreemd, dat we dat niet zien en waarderen.
Het mindere de verjaardag en de trouwdag
vinden we veel belangrijker dan het meerdere.
„Bij het vergankelijke staan we uren stil, en we
praten breeduit over het feit van de dag. Bij het
onvergankelijke staan we nauwelijks stil, en we
praten er helemaal niet over. In welk gezin wordt
op Zondagmorgen gezegdjongens en meisjes,
wat een feest vieren we vandaag Weet jullie
wel, wat de Here op deze dag voor ons heeft
gedaan Of welke Zondagmorgen feliciteren we
elkaar hartelijk zoals we dat op een verjaardag
plegen te doen, en zeggen we tegen elkaar har
telijk gelukgewenst dat je deel moogt hebben aan
het onvergankelijk leven, waarvan deze Zondag
spreekt Op welke Zondag dragen wij extra ge
schenken aan om God onze koning te eren, en
verfoeien we de traditionele kerkcent, die we
aan de orgeldraaier nog niet eens geven
Het is helaas precies andersom.
Als er een verjaardag is we blijven allemaal
kinderen zijn we vroeger dan anders wakker.
Als de Zondag er is, zijn we later dan gewoon
wakker, vaak nog niet eens in de kerk. Viel er
ooit een bruid tijdens de bruiloft in slaap
Als er een trouwdag in zicht is, zijn alle din
gen van tevoren geregeld. Voor de Zondag is
niets geregeld. Alles moet op Zondagmorgen met
grote haast geschieden. Ben je nog haast niet
klaar, roept moeder beneden aan de trap. Een
stem van boven antwoordtzeuren jullie toch
niet zo, ik moet m'n haar nog Dan gauw een
hap eten. Het bijbeltje is nergens te vinden, nu,
dan maar zonder welke bruid gaat er zonder
bruidsbouquet naar de kerk Zo staat het dan
met onze „feestdag", de grote bruidsdag, en het
aantal gezinnen is niet zó gering, waar op de
prille Zondagmorgen de stemming reeds beneden
nul gedaald is, alvorens men hijgend van opwin
ding de kerk binnenploft, om nog juist bijtijds
mee aan te heffen „hoe branden mijn genegen
heen, om 's Heren voorhof in te treen". En we
liegen er ook nog bij „mijn ziel bezwijkt van
sterk verlangen
Uit de overvloed des harten schreef m'n pen,
en ik zou haast m'n uitgangspunt uit het oog
verliezen.
Dit was, dat we geen Zon- en feestdagen heb
ben, als waren er christelijke feestdagen (hoogtij
dagen noemt men die) en daar tussen in ook nog
een aantal ordinaire Zondagen. Het is juist an
dersom. De Zondagen zijn de feestdagen, en de
„christelijke feestdagen" zijn er alleen maar bij
gelapt.
U leest wel, dat de Zondag door God ver
ordineerd en ingesteld is, maar u leest dat niet
van enige „feestdag".
Nergens wordt ons voorgehouden, dat wij de
„hemelvaartsdag" zullen vieren, of Pasen of
Pinksteren. Dat zijn zuiver menselijke instellin
gen, en niemand die ze niet houdt, zondigt tegen
enig goddelijk gebod. Calvijn was er dan ook
erg tegen. Daar speelden natuurlijk ook wel an
dere motieven doorheen. Men zat in de eerste
tijd van de Reformatie met een hele reeks van
„heiligendagen", dagen die bestemd waren, zoals
Calvijn schamper opmerkt, om zich te bedrinken
ter ere van de martelaren. En waar al deze en
dergelijke door mensen ingestelde „feestdagen"
aanleiding gaven tot brooddronkenheid en uit
spattingen, wilde Galvijn ze maar liever allemaal
radicaal afschaffen. Men kan niet zeggen, dat de
situatie nü nog eender is. Niettemin „zitten" we
min of meer met die „christelijke feestdagen".
Ze dragen een zeer halfslachtig karakter. Ze
worden in de regel gebruikt voor uitgaansdagen
e.d. Ik beweer niet, dat dit niet mag. Ik ijver
niet voor afschaffing het zou toch vergeefse
moeite zijn ook. Maar men bestempele ze niet als
„christelijke feestdagen" als er toch bijna nie
mand is die dan „christelijk" feest viert.
4
Dominees zijn ook maar gewone mensen, zegt
men, en er is ditmaal tussen dit „men zegt" geen
speld te wringen. Het is waar.