De Christelijk WIJ Gereformeerden en zesde jaargang No. 12 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 22 sept. 1950 ZEEUWSE KERKBODE HoofdredacteurDs H, Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047 Abonnementsprijs2,50 per RedacteurenDs P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Dr C. Stam Berichten en opgaven Predik- halfjaar (bij vooruitbetaling) beurten, tot Dinsdagsmorgens Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers Advertentiën 10 cent per mm Drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg Op de laatstgehouden Synode der Christelijke Gereformeerde kerken is vrij uitvoerig gesproken over de kwestie der „eenheid van alle Geref. belijders", waarbij wel zeer speciaal de verhou ding tot onze Geref. Kerken aan de orde geko men is. Het spijt me, dat ik niet in de gelegen heid geweest ben, deze discussie's zelf bij te wonen. Als er hier iets over geschreven wordt, moet dat gebeuren vanuit de gegevens van een persverslag met alle nadelen daaraan verbonden. Voor mij ligt het persverslag van „Kerknieuws" dat wel volledig en objectief zal zijn. Niettemin is het gevaar niet denkbeeldig, dat de lezer van zo'n persverslag indrukken opvangt en conclusies trekt, die niet geheel met de werkelijkheid over eenkomen. Het is met dit uitdrukkelijk voorbe houd, dat ik mij er aan waag enkele opmerkingen te maken over wat ter Synode der Christelijke Gereformeerde kerken over de verhouding tot ons gezegd is. Ieder gereformeerd mens weet of behoort al thans te weten, hoe het historisch zo geworden is dat deze twee zusterkerken de gereformeerde en de christelijke gereformeerde, gescheiden op trekken. Toen in het jaar 1892 de vereniging tot stand kwam tussen de gereformeerden uit de afschei ding (1834 de chr. geref. kerk) en de gere formeerden uit de doleantie (1886: Nederduits geref. kerk) was er een kleine groep, die met deze samensmelting niet accoord ging, en zich dus chr. geref. kerk bleef noemen. Wij gaan op de motieven van deze dissidente broeders hier thans niet in, maar constateren al leen het feit. Een feit niet alleen betreurenswaar dig, omdat er gezondigd werd tegen het gebod des Heren, dat de eenheid der kerk wil, maar ook en vooral omdat in de jaren zo rondom 1900 en later de broeders van hetzelfde huis nogal fel tegenover elkaar stonden. Er zijn toen zeer harde woorden gesproken en geschreven. En ook later, toen de gemoederen wat gekalmeerd waren, bleek de gezindheid om elkaar te zoeken en te vinden niet zo bijster groot. Dit was wederzijds zo. Voorzover ik heb kunnen nagaan, is er de eerste 30 ia 40 jaar nadat sedert 1892 de wegen uiteengegaan waren, ook onderzijds niet zoveel gedaan om de breuk te herstellen. Het ging als in de dagen van Israël toen men de scheuring van het rijk als een gegeven groot heid aanvaardde en zich er aan gewend had. Men wist niet beter of het hóórde zo. Het was eerst op de Synode van Middelburg in 1933, dat o.a. besloten werd „Zich in het bijzonder in aansluiting aan de acte van afschei ding en wederkeer te wenden tot de Synode der Chr. gereformeerde kerk met het verzoek om te melden of zij bereid was, met ons samen te spre ken over wat ons verdeelt en over de wijze waarop de door God geëiste kerkelijke eenheid zou kunnen verkregen worden". Ik onderstreepte het woord geëist. Men was dus tot het inzicht gekomen, dat de zaak der kerkelijke eenheid niet afhankelijk ge steld mocht worden van meerdere of mindere drang tot hereniging, en evenmin van de nood der tijden, maar dat het eis des Heren was, een gebod waaraan wij ons gewillig en met vreugde moesten onderwerpen. Of deze Synode van Middelburg ook belijde nis van schuldige nalatigheid heeft gedaan, staat in de acta niet vermeld. De reactie der chr. gereformeerde broeders op bovengenoemd verzoek van Middelburg was niet erg moedgevend. Een breedvoerig antwoord kwam binnen, waaruit bleek, dat samenspreking over vereniging moest geweigerd worden, en wel op kerkrech terlijke, confessionele en practische gronden. Dat betekende dus nogal wat. De conclusie was, dat »van chr. geref. zijde werd gemeld „Voor ons staat het onoverkome lijke van deze bezwaren zó vast, dat wij in een samenspreking als door u gevraagd, geen heil kunnen zien, omdat daarvoor de zo noodzake lijke basis ontbreekt". Zó stonden de zaken in de dertiger jaren. Wie echter thans het persverslag leest van de Synode der christelijke gereformeerde kerken van 1950, ontwaart tot z'n vreugde, dat er een belangrijke wijziging ten goede is gekomen. Ik citeer maar enkele uitspraken uit dit ver slag „Prof. v. d. Schuit wees op het gewicht- volle van dit moment. Stond men in het ver deden scherp tegenover elkander, thans is het „moment aangebroken, dat allen die eenzelfde „dierbaar geloof deelachtig zijn, naast elkander „gaan staan. Afwijzing zou kunnen zijn een „strijden tegen God". Men neme er nota van, dat Prof. v. d. Schuit hier constateert, dat wij „eenzelfde dierbaar ge loof deelachtig zijn". De noodzakelijke basis, die volgens onze chr. gereformeerde broeders in 1934 nog ontbrak, is er dus nu blijkbaar wel, en dat is een zeer belangrijke winst. Indien Prof. v. d. Schuit gelijk heeft, en uit het verslag blijkt niet, dat dit weersproken is, dan behoren wij krachtens ditzelfde dierbare ge loof bij elkander, en dan heeft de professor in derdaad gelijk, dat afwijzing betekent een strijden tegen God. Indien met het „ontbreken van de noodzake lijke basis" destijds bedoeld mocht zijn het dog matisch verschil, dat de gereformeerde kerken de „onderstelde wedergeboorte" zouden leren, d.w.z. er van zouden uitgaan, dat alle gedoopte kinde ren wedergeboren waren, dan moge ik in dit ver band wijzen op een tweede uitlating van Prof. v. d. Schuit, alweer volgens het persverslag. Hij zei „dat de geref. kerken de veronderstelde we dergeboorte niet leren. Er zijn wel dogmati sche verschillen, maar men doe deze kerken „geen onrecht". Ook dit is een zeer belangrijk winstpunt. Men weet hoe jarenlang onze kerken ten on rechte verweten is, dat zij die veronderstelde wedergeboorte wèl zouden leren. Dit is practisch altijd de (denkbeeldige) muur geweest die ons scheidde. De eenvoudige vromen werden altijd kopschuw gemaakt voor deze „verderfelijke" ge reformeerde leer. Het mag dankbaar worden ge constateerd, dat een man als Prof. v. d. Schuit, stellig niet de eerste de beste, verklaard heeft ter Synode, dat wie dit beweert, de'geref. ker ken onrecht doet. En onze „vrijgemaakte" broe ders, die in elk geval beter kunnen weten, maar desondanks nog steeds dit verhaal colporteren, zullen goed doen naar dit wijze woord van Prof. v. d. Schuit te luisteren. Er zijn ter Synode van de Chr. gereformeerde kerken meer stemmen gehoord, die in dezelfde geest spraken. Ik lees „Prof. Hovius onderschreef dit woord (van „Prof. v. d. Schuit n.l.) hartelijk. We moeten „in ons vaderland komen tot een gereformeerd „blok". Ds v. Zaal zei o.m. „God drijft ons naar elkander toe. Hij gaat „met alle voorstellen mee en wil contact hou- „den". Voorts „Ouderling P. Aarnouts drong er op aan de „uitgestoken hand der Geref. kerken te aan vaarden". Tenslotte Prof. Wisse (de vetgedrukte woor den zijn van mij): „Prof. Wisse hoort in geheel de zaak soms „de redenering gij moogt dit meisje nooit trou- „wen, maar wel vrijen. Spr. zal de dag zegenen „als hij in de geref. kerken kan terugkeren. Er „is een andere opvatting van het subjectieve „werk van de H. Geest in de geref. en in de „vrijgemaakte kerken dan in de Chr. geref. „kerken. Hij laat in het midden wie gelijk „heeft, maar constateert het verschijnsel. Hij „wil over de breuk heenwerken. Het gaat om „de veronderstelde wedergeboorte. We dwa- „len beiden een beetje. We moeten voorzichtig „zijn. Wij verwijten de geref. broeders wel „eens, dat zij alles in loketjes verdelen, maar „wij doen dat, aldus spr., soms ook, maar dan „in subjectieve zin". Ziedaar de hoopvolle klanken, zoals die ter Synode der chr. gereformeerde kerken gehoord werden niet alleen uit de mond van professoren, maar ook van predikanten en ouderlingen. Dit was dus in het jaar 1950, dat is bijna 60 jaar na de scheiding. „De scheur met de „vrijgemaakte" is nog „maar" 5 jaar oud. De mogelijkheid is er dus althans, dat in het jaar 2000 zoveel ook eens op de Synode der vrij gemaakte kerken klanken worden gehoord als „Spr. zal de dag zegenen, als hij in de geref. ker ken kan terugkeren", en „Spr. wil over de breuk heenwerken". Of „we dwalen beiden een beetje". Indien over 50 of 60 jaar de wereld tenminste nog bestaat. Op dit ogenblik zijn. we zover nog niet, en voorlopig blijven wij nog de hoer. Bleek aldus uit de woorden van verschillende sprekers een tegemoetkomende en welwillende houding, een andere vraag is, of door de beslui ten van deze Synode de zaak der vereniging ook dichterbij gekomen is. Geheel duidelijk is dit niet uit het persverslag. Daarom moeten de Acta dezer Synode afge wacht. Mijn voorlopige indruk is, om met het beeld van Prof. Wisse te opereren, dat aan ernstige trouwplannen nog niet is gedacht, en dat het voorlopig bij vrijen blijft. En de mate van innig heid dezer vrijage is, als ik het goed begrepen heb zó, dat men besloot elkaar voorlopig nog maar wat uit de buurt te blijven. Vooreerst is het niet geheel duidelijk, in hoe verre in de toekomst nog pogingen worden aan gewend tot „dogmatische" toenadering, als ik het zo eens zeggen mag. Op de Synode der geref. kerken te Den Haag was meegedeeld, dat de Chr. geref. broeders be reid bleken, de samenspreking te openen met als uitgangspunt de verklaring van 1946. In het rapport daarover (bijlage LXX Acta Den Haag) staat o.m. „Het is met grote dank baarheid niet het minst jegens de Here, die aller harten neigt, dat uw commissie hier kennis van nam. Hierdoor worden, naar het oordeel uwer commissie, nieuwe perspectieven geopend, die onder de zegen des Heren kunnen leiden tot het zo vurig bgeerde doel, dat wij nu reeds zovele jaren beogen". Maar nu lees ik in het persverslag van de Synode der Chr. geref. kerken „Deputaten der Chr. geref. kerken hebben uitgesproken deze (n.l. de verklaring van 1946, de zgn. vervangingsfor-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1950 | | pagina 1