Het Probleem van de Zondag
zesde jaargang No. io Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag s sept. 1950
ZEEUWSE KERKBODE
Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesjmgel 68, Middelburg, Telefoon 2047
Abonnementsprijs2,50 per RedacteurenDs P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Dr C. Stam Berichten en opgaven Predik-
halfjaar (bij vooruitbetaling) beurten, tot Dinsdagsmorgens
Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers
Advertentiën 10 cent per mm Drukkers Littooij 6» Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg
Een dominee wilde eens z'n gemeente aanspo
ren tot naarstige sabbatsheiliging, en gebruikte
daarvoor het volgende argument„Zes dagen
heeft God u gegeven om voor u zelf te gebruiken,
is het nu te veel gevraagd dat ge één dag aan
de Here geeft
Dit verhaal is niet uit de duim gezogen, maar
ik heb het zelf gehoord. Dat is al heel lang ge
leden, maar ik herinner mij het juist daarom zo
goed, omdat deze argumentatie niet de minste
indruk op me maakte. Zelfs rees er innerlijk ver
zet in m'n knapenziel ('k was toen nog een
schooljongen), want ik overlegde: als je zes da
gen naar school moet, dan zijn dat toch niet be
paald dagen, die je voor je zelf gebruiken mag.
Toen ik een kind was, overlegde ik als een kind,
en die overleggingen waren natuurlijk fout. Maar
die dominee van toen was niet minder fout dat
heb ik pas later begrepen. Want het is helemaal
niet waar, dat God ons zes dagen geeft voor
eigen gebruik, en dat Hij één dag slechts voor
Zich opeist. We zouden dat wel graag willen en
ik mag ook niet ontkennen, dat de meesten het
practisch zó bekijken, maar het is toch helemaal
mis. God eist alle zeven dagen van de week voor
Zichzelf op de éne rustdag én de zes werkda
gen. Daar is niets voor ons bij. Het is alles voor
Hem. En de Zondag is wel een heel aparte dag,
maar dat aparte schuilt hierin, dat wij op die
Zondag krachten verzamelen, om de zes werk
dagen te beter aan Hem te kunnen geven, en
voor Hem te kunnen leven.
Met deze laatste opmerking staan we direct
midden in het „probleem van de Zondag".
Hier schijnt inderdaad een „probleem" te zijn,
omdat zeer velen onder ons eigenlijk niet goed
raad weten met de Zondag, en als er een gezin
met opgroeiende kinderen is, worden de moeilijk
heden nog groter. Er zijn niet zo weinig vaders
en moeders, die als een berg tegen de Zondag
opzien, omdat ze niet goed weten, hoe ze die
dag tot een behoorlijk eind zullen brengen. De
resultaten zijn vaak niet erg bevredigend, want
tot op de huidige dag zijn er duizenden gerefor
meerde kindertjes die de Zondag de allersaaiste
dag van de week vinden. Nog deze week ver
telde mij een ambtsdrager, dat de Zondag uit z'n
kinderjaren nü nog als een schrikbeeld voor hem
opdoemde. En deze broeder zal hierin heus niet
alleen staan.
Zóver is het dus met ons gekomen
Wij hebben er kans toe gezien, de Zondag,
de roem der dagen, de feestdag bij uitnemendheid,
te devalueren tot de allergrauwste en aller-ver-
velendste dag voor ons en onze kinderen.
Wij zingen wel
Laat ons de rustdag wijden
Met psalmen tot Gods eer.
't Is goed, o Opperheer,
Dat w' ons in U verblijden.
Maar van die „blijdschap" is in heel veel ge
zinnen niets, maar dan ook niets te merken.
Zodra het Zondag geworden is, gaan de gordij
nen dicht en wordt het nog een beetje donkerder
en drukkender dan anders. Wij hebben de af
grijselijke kunst geleerd, om van de Zondag een
soort concentratiekamp te maken en we hebben
die omringd met prikkeldraadversperringen van
„raak niet, en smaak niet, en roer niet aan".
Zoals u op de weilanden hier en daar bordjes
ziet met de waarschuwing „pas op, schrikdraad",
zo is er voor ons en onze kinderen op Zondag
steeds de waarschuwende vingerpas op. Dit
mag je niet, en dat mag je niet. En zo maken
we onszelf en onze kinderen op deze „feestdag"
voortdurend aan het schrikken. ,Wat je in de
week allemaal wel mag, dat mag je op de Zon
dag ineens niet. Het is geen wonder, dat onze
kinderen aan zo'n Zondag nooit wennen, en bij
zichzelf denken wat een rare instelling is dat
toch. Het is in werkelijkheid helemaal niet „raar",
wij hebben het alleen maar zo gemaakt
Ik wil in dit verband eerst nog eens weer her
inneren aan het eenvoudige feit, waarmee ieder
gereformeerd mens op de hoogte kan zijn, en ook
moet zijn, dat onze Catechismus in de uitlegging
van het sabbatsgebod men leze er Zondag 38
op na de vragen wat mag of niet mag op Zon
dag zelfs niet aanroert. Wat bij ons, en vooral
bij vele jonge mensen blijkens de vragen op de
catechisatie en elders, bovenaan ligt, dat keurt
de Catechismus zelfs geen woord waard. Merk
waardig genoeg luidt de vraag van Zondag 38
dan ook nietwat vérbiedt God in het vierde
gebod. Dat zou naar onze (wettische) smaak we
zen. Dat God vérbiedt 't breien, borduren, fietsen
en zwemmen op Zondag, en nog tal van dingen
meer. Maar onze belijdenis laat zich daar in
't geheel niet mee in. Er wordt alleen maar ge
zegd, wat God gebiedt en dan blijkt dat er aller
lei werk gedaan moet worden, en wel allereerst,
dat de kerkedienst en de scholen onderhouden
worden. Dat er dus gewerkt en gebouwd moet
worden.
Met dit alles wil ik natuurlijk niet zeggen, dat
wij nu maar de Zondag als een „gewone dag"
moeten inrichten. Integendeel. We komen daar
later nog op terug.
Maar nu reeds zij gezegd, dat de Zondag in de
rij der dagen is wat uw hart is voor uw lichaam.
Zal uw lichaam goed functioneren, dan moet
u vóór alle dingen er voor zorgen, dat uw hart
gezond blijft. En dat u zich moet wachten voor
alles wat het hart kan schaden.
In gelijke zin behoren wij de Zondag, het hart
en de roem der dagen gezond te houden, en alles
na te laten wat schade kan brengen aan de be
doeling waartoe God ons die dag gegeven heeft.
Dit wil niet zeggen, dat wij op die dag niets
mogen doen.
Dat is Joods.
En er zijn helaas nog duizenden onder ons, die
de „sabbat" zuiver Joods en wettisch bekijken,
en nog nooit gekomen zijn tot de prachtig-evan-
gelische „regel der dankbaarheid".
Wij moeten juist op Zondag veel doen.
Het gebeurt nog wel eens, dat er jongens of
meisjes op de catechisatie beweren „geen tijd"
gehad te hebben hun werk voor de catechisatie
te maken of te leren. Als ik dan vraag wat doe
je dan op Zondag, dan kijken ze u aan, alsof ge
de grootste heiden waart. Stel je voor, wie dóét
er nu wat op Zondag En het meest verbijste
rende is, dat deze of gene dan nog wel eens in
't midden brengtdat mag ik niet van m'n vader!
's Zondags op visite te gaan, daar tot en met
te roddelen over alles en iedereen, en zó de sab
bath ontheiligen, dat schijnt dan allemaal wel te
„mogen".
Wat zijn we toch nog een verbluffend eind
verwijderd van de Christelijke Zondagsviering
Er schijnen nóg altijd lieden te zijn die menen,
dat God de Here er een welbehagen in heeft, op
één dag in de week, n.l. de Zondag, een zo groot
mogelijk aantal sombere luierende, nietsdoende,
langslapende, lekker etende en keuvelende men
sen voor zich te zien.
Zolang men zich daartoe maar beperkt, en
niets heeft aangeraakt wat „taboe" is, en vooral
het „schrikdraad" van wandelen, dammen en
schaken op Zondag niet, dan leeft men in de il
lusie de Zondag „geheiligd" te hebben. Want dat
positieve „heiligen" staat voor hen op één lijn,
met het negatieve nalaten van al die sabbatsbe
palingen die men zelf gemaakt heeft.
Zij, die zo op Zondag gebod op gebod stape
len, en zich in steeds nauwer keurslijven persen,
gaan in de regel voor erg „zwaar" door. Ik heb
er gekend, die 's Zondags een petroleumlamp
brandden, omdat ze het electrisch net niet belas
ten wilden, waarvoor anderen op Zondag moes
ten werken.
En deze zware en steile broeders zien met diep
medelijden neer op anderen, de „luchten" bij wie
alles er maar door kan.
Laat mij het hier nu maar eens ronduit zeggen,
dat deze „zware" en schijnbaar zo godvruchtige
sabbatsviering de meest vleselijke en gemakke
lijke is, en de goedkoopste en tegelijk listigste
manier om God te bedotten.
De kwestie is namelijk deze, dat deze lieden
wel één dag afzonderen van volkomen ascese,
en met elkaar schijnen te wedijveren wie het
meest stipt is in het nakomen van allerlei bepa
lingen en het zich ontzeggen van allerlei genoe
gens, maar deze kwelling duurt voor hen geluk
kigmaar één dag
Het begint Zaterdagavond 12 uur en eindigt
op Zondagavond 12 uur.
Nu, dat is nog te doen
Van Maandagmorgen tot Zaterdagavond kan
men dan weer wat ruimer ademhalen, en waar
om zou men God dan geen genoegen doen, om
éénmaal 24 uur asceet te wezen, en van de 24
uur kunt u dan nog verscheidene uren slaap af
trekken, buiten en binnen de kerk.
Dit komt dus hierop neer, dat men bewust of
onbewust de opvatting huldigt, dat het sabbats
gebod maar voor één dag in de week geldt.
Op die éne dag in de week, n.l. de Zondag,
moet je goed uitkijken. Dat is een gevaarlijke dag.
Dan kun je door dit of dat te doen wat „niet
mag" je ziel hevig beschadigen. Op die lastige
dag loop je langs allerlei vuren waaraan je je
elk ogenblik kunt branden.
Maar 's Maandags is dat gelukkig over, en van
Maandag tot Zaterdag komt er dan een hele tijd
niets. Dan komt die lastige Zondag weer, en je
geeft dan eens 'n paar diepe zuchten, en je bent
tenslotte nog weer eerder door die woestenij
heen dan je denkt.
Voelt u wel, hoe Gods-lasterlijk déze Zondags
opvatting is Men heeft van het sabbatsgebod
een ééndags-vlinder gemaakt. Men heeft Gods
gebod listiglijk tot 24 uur per week ingekrompen!
Kent u wel één van de 10 geboden, dat een
dag duurt Mag men één dag in de week niet
stelen, geen overspel doen, niet liegen, en de an
dere wel
Ieder zal zeggen dat is dwaasheid
Maar hoe kan men dan toch de dwaasheid be
gaan, met het sabbatsgebod te handelen, zoals
men met geen ander gebod handelt, en dit éne
gebod er uit te lichten, en te reserveren voor één
etmaal
De reeds genoemde Catechismus licht ons dan
ook beter in, en houdt ons voor dat dit gebod
alle dagen der week en alle dagen van ons leven
overkoepelt„dat ik al de dagen mijns levens
van mijn boze werken ruste".
Dat is het, wat God wil
Niet dat ik één dag in de week mijn werk laat
staan, maar dat ik alle dagen van mijn leven mijn
boze werk laat st^an.
Om mij daarvoor te oefenen geeft God mij de
Zondag en in 't bijzonder de prediking van het
Woord.
Maar nu ziet u ook duidelijk, hoe genoegelijk
en gemakkelijk, hoe door en door „vleselijk" die
„zware" sabbatsopvatting is van gebod op gebod
voor één dag.