JYoiiiies
Jeugdrubriek
Een eeuwig leven?
Nog maar 1 van 10.
De tijd dringt.
geen berijming, dus ook die van Hasper niet, de
graad der volmaaktheid kan bereiken. Niettemin
acht ik de berijming van dit deel van Psalm 68
om de bovengenoemde redenen een stap vooruit
in de goede richting, en geef er daarom de voor
keur aan, omdat ze het ideaalzo dicht mogelijk
aansluiten bij het Woord meer benadert.
H. V.
De jammerlijke toestand in België is naast de
oorlog in Korea misschien wel het meest be
sproken onderwerp.
Nu gaan we in een Kerkbode niet de politieke
verwikkelingen bespreken. Toch is er wel een
enkele kant aan deze zaak, die we goed moeten
opmerken. Dat er n.l. onder de naam van „de
mocratie" veel wordt gedaan, dat juist het tegen
deel van democratisch is.
Tenslotte geldt ook in het twee-talen-land Bel
gië het recht der Wet. En, wanneer een parle-
mentsbeslissing uitspreekt, dat de onmogelijkheid
om te regeren voor de koning is vervallen, dan
heeft ook de minderheid zich daarbij neer te leg
gen, wanneer alles naar recht en wet is toege
gaan. Ik meen, dat de anti-revolutionairen in ons
land na de beslissingen over Indonesië een beter
staaltje van democratisch begrip gegeven heb
ben, dan het socialisme nu doet in België, wat
in de kring van de Partij van de Arbeid in ons
land blijkbaar niet helemaal wordt toegegeven,
gezien het doorgeven van socialistische manifes
ten uit België in het Vrije Volk. Op 't ogenblik
is nog niet te zien, waar „de bende" op uit zal
lopen, hoewel sterk rekening moet gehouden
worden met de mogelijkheid, dat de koning tot
afstand doen zal worden gedwongen. Een des
organisatie als er nu heerst, kan niet lang stand
houden, of het leven wordt onmogelijk.
Men vraagt zich af waar blijft toch de ver
antwoordelijkheid bij degenen, die leiding geven?
Is het niet alle perken te buiten gaande, als een
stadsbestuur bij terugkeer van de Vorst de vlag
halfstok laat hangen met een rouwfloers er aan
Thans schijnt de Edelachtbare uit diezelfde stad
met een schotwond in het been te verblijven in
een ziekenhuis, omdat hij bij relletjes zijn plaats
niet wistIk zou het wel eens willen -meemaken,
dat zo'n stadsbestuur de eigen burgerij weer op
wekt tot het betrachten van haar plicht, en eer
bied vraagt voor haar besluiten als Overheid
Op die manier krijgt b.v. de jeugd wel respect
voor de ouderen en meerderen
EnHenri Spaak, die een lans brak voor
Europeese samenbinding, en daarom enthousiast
was voor het plan Schuman, schijnt van een
samenbinding in de kring van zijn eigen volk
geen notie te hebben. Dat wandelt aan het hoofd
van ten leger demonstranten naar de verblijf
plaats van de koning, om er tussen uit te zeilen,
wanneer de „volgelingen" tot muiterij overgaan.
Is dan „de eer"'en „de grootheid" van een ma
gistraat eigenlijk niet voorgoed „weg", als zijn
geweten hem daarvan niet terughoudt
We zijn tegenwoordig erg bang voor Rusland
en die vreselijke Stalin, die alles naar zijn hand
wil zetten. Maar, als van zulke mensen en bewe
gingen, als die nu België eenvoudig tyranniseren,
de strijd tegen Rusland moet worden gestreden,
dan is de slag al verloren vóór die begonnen is
En dat alles, niet omdat ze enig recht hebben
om zich op te beroepen, maar blijkbaar alleen,
omdat men nu als grote minderheid de Vorst niet
meer begeert. Daar moet het landsbelang voor
worden opgeofferd en het volk in twee kampen
worden verdeeld. En dat in dagen, waarin ze
Europa willen samenbinden tegen verwoestende
machten. Hier weet het nuchtere verstand geen
raad meer mee.
Rooms en rood, die het ten onzent zo goed
samen kunnen vinden (althans voor 't oog), staan
bij de Zuiderburen tegenover elkaar. En, waar
moet het heen, gesteld dat de oppositie met re
volutionaire daden het klaar krijgt om de abdica
tie door te drijven Als een, toch eigenlijk nog
onmondige jonge kroonprins, de troon zou moe
ten bestijgen, waarvan zijn eigen vader zo treu
rig werd afgedrongen Zijn dat de machten en
de mensen, die dromen van een betere wereld,
waarin vrede en welvaart zullen zijn
Ongetwijfeld zullen er velen mee-staken, om
dat zij niet anders künnen ofdurven. Maar,
het feit, dat men zó alles op alles zet, enkel en
alleen omdat een, toch nimmer sympathieke hou
ding tegenover het vorstenhuis nu alle grenzen
van het betamelijke te buiten gaat, wijst op ver
wording van de democratische gedachte. Anti-
clericalisme zal hier ook wel een rol spelen.
Maar, héél erg is die totale afwezigheid van elk
democratisch begrip. Liever alles te grabbel
gooien, dan zijn zin niet te krijgen. Hier kunnen
geen redenen worden aangevoerd, omdat nog
wat recht te praten. En, de democratie in andere
landen zou goed doen, om in duidelijke taal daar
over de afkeuring uit te spreken. Op die manier
blijft er geen recht en geen wet meer over. De
macht beslist I Juist wat we in Europa willen
tegenhouden. Dit zijn hoogst ernstige symptomen.
En dat in een land, waar het Rooms-Katholicisme
zijn kathedralen heeft in steden en dorpen. Is
het dan toch waar, dat het Rooms-Katholicisme
de gezonde volksopvoeding heeft verwaarloosd,
en daarmee de kans gegeven heeft aan het revo
lutionair element Dan is het t.egelijk duidelijk,
dat van Rome het nodige verweer niet kan ko
men.
Het leert ons, hoever het gaan kan met een
volk. De glans van het begrip „souverein" was
toch al dof geworden, als bij besluit der meerder
heid een Vorst tot zijn souvereine rechtspositie
moet wederkeren. Koningsmacht bij de gratie van
de volkswil is eigenlijk een caricatuur van de
koningsidee. Daarin ligt een les, ook voor ons
Hoe nodig is een goede beïnvloeding van de
volksgeest. Al wat Christelijk denken èn leven
wil, moet zich bewust zijn, dat onze roeping niet
ophoudt bij de kerkmuren. De kerk zal in het
volksleven een zuurdesem moeten zijn, een me
dicijn tegelijk tegen schadelijke invloeden. Wij
moeten wakker worden. Korea ligt vér af, en
Rusland stapt weer de Veiligheidsraad binnen.
Maarhoe dicht bij blijkt de ontstellende
verwording in het leven van volk en politieke
partijen Groen van Prinsterer's devies moet niet
als een gevleugeld woord worden geciteerd in
een referaat, maar dringt ons tot geestelijke ar
beid, opdat het Evangelie kome tot de volksgeest
(God geve ook in België), opdat die volksgeest
niet door revolutionaire krachten worde over
meesterd
G. C. St.
(Door omstandigheden vorige week niet geplaatst.)
Onlangs maakte ik een fietstochtje. En ik had
een fietsgenoot. Dus praatten we. Over de
schoonheid van het landschap, de weelde van de
natuur en alles wat God met zo kwistige hand
voor ons mensen in Zijn schepping heeft uitge
strooid. Van het een kwamen we op het ander.
Ook op het genieten van alles, wat hier op aarde
gevonden wordt. Mijn medereiziger maakte
daarbij een opmerking, die ik graag door wil
geven, 't Was deze Zou de onbeteugelde ge
notzucht, de begeerte om in alles met de wereld
mee te doen, niet hierin zijn oorsprong vinden,
dat we niet meer werkelijk geloven in de reali
teit van het eeuwig leven
'k Heb daar eens over nagedacht. En hoe
langer hoe meer kom ik tot de conclusie, dat
daar metterdaad eigenlijk de kneep zit van al de
moeilijkheden, waar we mee te worstelen hebben.
Als ik geloof in een eeuwig leven, komen de
zorgen en de moeiten van het leven hier op aarde
op het tweede plan. Ze blijven evengoed zwaar,
maar er valt een ander licht op. We verstaan
iets van wat Paulus zegt, dat het lijden van deze
tegenwoordige tijd niet is te waarderen tegen de
heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard wor
den. De druk, de schrijnende pijn er van, is dan
niet meer zo groot. We kunnen het hebben, om
dat we weten het betere komt nog. Al is dan
hier veel lijden en verdriet ons deel, het slaat
ons niet uit ons evenwicht. We zien het leven
ja, als een donkere tunnel, maar die ons naar
het licht voert. Alles in ons leven hier wordt
dus ondergeschikt gemaakt aan het eeuwig leven,
dat straks komt.
Maar als we het geloof in die reëele werke
lijkheid niet meer bezitten, wordt alles natuurlijk
anders. Dan is dat niet meer datgene, waarvoor
ik alles over heb. Ik leef daar niet bij. Het ligt
practisch buiten mijn gezichtskring. Ik denk er
misschien wel eens aan, maar het beheerst niet
al mijn doen en laten. Die eeuwigheid nemen we
op de koop toe. Waarom zouden we dat niet
doen Wij worden er immers niet minder van V
Maar dan is ook tegelijk gegeven, dat we ons
in geen geval daar opofferingen voor willen ge
troosten. Wij bijten ons vast in het leven hier.
Hier ligt voor ons het zwaartepunt. En daarom
willen we van het leven op aarde ook zoveel
mogelijk genieten. Of dat dan allemaal in over
eenstemming is met wat ons steeds als goed en
•zuiver is voorgehouden, daarover bekommeren
we ons niet al te zeer. En zo komt het, dat we
ons practisch niets kunnen laten ontglippen van
wat de wereld aan moois biedt.
Dat we ons ook nog eens iets zouden moeten
ontzeggen om de heerlijkheid, die we straks ho
pen binnen te gaan, komt dikwijls niet eens bij
ons op. In dat opzicht leven we maar al te vaak
als mensen, die hun deel reeds in dit leven heb
ben gehad. Dan is het ook geen wonder, dat we
niets kunnen laten glippen van de festiviteiten,
die de duivel zijn volgelingen biedt. Maar waar
is dan ons geloof
Blijkt dan niet uit heel onze levenshouding,
dat, als puntje bij paaltje komt, wij ons niet be
lieven te scharen aan de zijde van Hem, Die het
kruis verkoos, omdat Hij in de weg van gehoor
zaamheid aan God de heerlijkheid alleen wilde
binnengaan
En wij zijn niet meerder dan onze Heer.
't Is maar de vraag of ons Christendom nog
de kracht kan opbrengen om zo, terwille van
onze God, onszelf aards genot te ontzeggen, om
dat wij geloven, metterdaad geloven in een
eeuwig leven.
Alleen als we dat doen, zullen wij om de
vreugde, die ons voorgesteld wordt, gaarne prijs
geven het genot, dat maar voor een tijd is. Want
we leven in de wetenschap het beste komt nog.
En dat is Gods verrassing voor de Zijnen. Zo
willen we ook ons jonge leven geven voor Hem.
Z. G.
Op 9 Juni j.l. schreef Ds le Cointre, pred. in
Algemene dienst voor de geestelijke verzorging
van Zee-, Land- en Luchtmacht, mij „U weet,
dat er uit de Gereformeerde Kerken 10 veldpre
dikers moeten worden gerecruteerd voor de gees
telijke verzorging van ons leger, inzonderheid be
stemd voor de najaarslichting 1950. Momenteel
heb ik er nog maar één".
Wij hadden eind Juni een deputatenvergade-
ring in Goes en bespraken deze zaak en weer
hoorden wij Momenteel heb ik er nog maar één.
Op 15 Juli j.l. kreeg ik een brief, welke aldus
begon „Dit schrijven draagt het karakter van
een noodkreet. Ik kon tot op heden nog maar
één predikant ter benoeming voordragen".
En op 28 Juli schreef Ds le Cointre mij „Heb
nog altijd maar één van de tien".
Eén van de tien. Dat betekent dus voor Zee
land, dat zij toch zeker één moeten afstaan. In
de kring van deputaten is dit punt reeds sterk in
de aandacht, maar tot nu kwamen wij niet klaar.
Ik meen goed te doen met deze aangelegenheid
bijzonder onder de aandacht van de kerkeraden
en predikanten te brengen. Wellicht zullen ook
de leden onzer kerken, die een predikant moeten
afstaan, zich daardoor beter schikken in het on
gerief, dat zij moeten dragen door het vertrek
voor enige tijd van hun predikant.
De predikanten, die men zoekt, moeten niet al
te veel ouder zijn dan 35 jaar. Het kan natuurlijk
wel enige jaartjes lijden.
Zij zullen met de recruten opkomen en worden
gevoegd bij het bataljon waar zij geheel de oefen
tijd bij blijven. Ingeval van herhalingsoefeningen
komt de dominé ook weer enige weken met dat
bataljon op. Ingeval van oorlog of mobilisatie is
hij er weer bij.
Zulk een predikant moet dus voor de tijd van
één jaar worden afgestaan. En of hij verder nog
zal moeten dienen hangt van de ontwikkeling van
zaken af.
De Minister is bereid geweest om deze orga
nisatievorm der geestelijke verzorging te accep
teren. Nu is het antwoord aan de kerken.
Na een zó roerige tijd als wij hebben gekend
na de Wereldoorlog II is het niet meer nodig
nog eens extra een uiteenzetting te geven van de
grote betekenis der geestelijke verzorging. Wij
kunnen gerust zeggen, dat de veldprediker meer
en meer een deel van de staf van een bataljon is
geworden en steeds minder als een vreemd ele
ment in het officierencorps wordt geacht. Voor
de Roomsen is het vrij gemakkelijk om tot hun
getal te komen. De aard van het protestants ker
kelijk leven brengt het mee, dat het moeilijker is
om veldpredikers te krijgen. Maar één ding staat
wel rotsvast in ons aller overtuiging, dat wij niet
achter willen blijven.
Het is misschien wel ietwat pijnlijk voor een
predikant, om zich aan te bieden. Daarom moe
ten de ingestelde Classicale commissies diligent
zijn in het speuren naar geschikte krachten en
deze zelf aanzoeken.
Wij zien uit het „één van de tien", dat de