NOG EENMAAL:
Ware EN valse KERK
j7xelaria
Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
Of 't één - of 't ander
ZEEUWSE KERKBODE
ZESDE JAARGANG No. 5
Abonnementsprijs2,50 per
halfjaar (bij vooruitbetaling)
Afzonderlijke nummers 10 cent
Advertentiën 10 cent per mm
Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
Redacteuren: Ds P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S, Greving, Dr C. Stam
DrukkersLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 4 AUGUSTUS '50
Berichten en opgaven Predik
beurten, tot Dinsdagsmorgens
te zenden aan de drukkers
Littooij Olthoff, Middelburg
In de artikelenreeks over de vraag „Waarom
gereformeerd hthben we even een excursie
moeten maken op het terrein van „ware en valse
kerk". Aan de twee artikelen daarover zou geen
derde toegevoegd zijn, ware het niet, dat de ac
tualiteit van hetgeen aangeschreven werd ineens
werd toegespitst door een brief, die heden voor
mij ligt. Het is een brief van de groep, die zich
heeft afgescheurd van de gereformeerde kerk te
Middelburg, en dat ik daar gewag van maak is
alleen omdat ik er aan mee wil werken, dat bin
nen en buiten die groep de ogen nu eens open
gaan voor de Satanische strikken waarin men
gevangen zit en anderen poogt gevangen te zet
ten.
Ik ga deze brief niet in z'n geheel afschrijven.
Na een uiterst moeizame en door ons met het
uiterste geduld en zelfverloochening volgehouden
correspondentie om deze broeders tot een samen-
spreking te bewegen, zijn zij er uiteindelijk toe
moeten komen, elke samenspreking te weigeren
en verdere correspondentie voor nutteloos te
verklaren.
De grond daarvoor in bedoelde brief opge
geven is, dat v/ij geworden zijn tot „een organi
satie, die duidelijk de kenmerken van een valse
kerk vertoont, daar u vervolgt en laat vervolgen
diegenen die naar Gods Woord alléén begeerden
te leven en die u bestraften en vermaanden van
wege uw Verbondsverlating".
Iets soortgelijks komt in dit schrijven nog
enige malen voor, zo o.a. dat „het ware kerk-
zijn door ons niet meer werd bewaard, doch
prijsgegeven" en „de ernst van het kerk-zijn (en
"geen godsdienstige vereniging), verplicht om de
zaak zo zuiver mogelijk te stellen en te houden".
Dat met deze qualificatie's de schrijvers totaal
wordt verloochend wat zij aan het begin van de
brief nog schreven over de „zo belangrijke zaak
als een samenspreking tussen elkaar zoekende
kerkengroepen" is hun blijkbaar zelf ontgaan, on
danks het feit dat ze de zaak zo zuiver mogelijk
wilden stellen en houden
De brief eindigt dan met de bede van Chris-
tuswege „dat wij ophouden mogen „de zaak
der eenheid tegen te staan (sic!) door een ellen
dige kerkpolitiek van zelfhandhaving en valse
eenheidsmanoeuvres, zoals die rondom de z.g.
Haagse Synode zijn gezien", en met de uitnodi
ging „buigt u MET ONS in diep schuldbesef
voor de Here" enz.
Nieuw of oorspronkelijk zijn zulke klanken
niet.
Wie de Reformatie leest, weet dat Schilder
en Holwerda nu al vijf jaar lang in eentonige
regelmaat hun volgelingen het zo hebben voor
gezegd, en dat de broeders in Middelburg dit
lesje nu van buiten kennen, baart geen verwon
dering.
Alleen krijg ik bij een dergelijke serviliteit het
zelfde misselijke gevoel, dat ik ook kreeg toen
tijdens de bezetting in alle gelijkgeschakelde bla
den de leuzen en slagzinnen van het nationaal-
socialisme door alle vierde- en vijfde rangs-pro-
pagandisten domweg werden nagezegd.
Men moet hier dan ook geen boosaardig op
zet in zien, waarover men zich behoort op te
winden. Het is alleen maar een soort verdwazing,
waarvan zij het slachtoffer geworden zijn, en
waarmee men hartelijk deernis moet hebben.
Kenmerkend voor deze verdwazing is in de
eerste plaats, dat men de termen, ware en valse
kerk onnadenkend overneemt uit de Ned. Ge
loofsbelijdenis en toepast op de huidige verhou
dingen van „elkaar zoekende kerkgroepen" (zo
als in de aanloop van de brief werd toegegeven).
Dit klinkt dan wel erg „trouw" en „confessio
neels", dat men pal staat voor de belijdenis die
toch ook spreekt van „ware" en „valse" kerk,
en het vermag misschien hier en daar enige in
druk te maken, maar men vergeet, dat onze
vaderen met die valse kerk of secte heel iets an
ders bedoelden, b.v. Mohammedanen, Arianen
en andere Christusverloochenaars. Zij hebben dat
stellig niet bedoeld voor een kerk, waarvan de
vrijgemaakten zelf voortdurend hebben betuigd,
dat zij haar belijdenisuitspraken ten volle konden
onderschrijven (1905) als ze maar niet bindend
waren.
Het is dus eenvoudig verdwazing als men
schrijft„u zijt geworden een organisatie die
duidelijk de kenmerken van de Valse kerk ver
toont, daar u vervolgt en laat vervolgen enz."
En als degenen, die dit schrijven weten wat
onze vaderen mét hun woorden bedoelden (wat
ze behoren te weten), dan ontaardt deze ver
dwazing in bewuste volksmisleiding.
In de tweede plaats blijkt de heersende ver
dwazing uit het feit, dat men de normen (ware
of valse kerk) niet uit de Schrift afleidt. Die nor
men zijn volkomen willekeurig en daarom subjec
tief gekozen. De ogen van honderden en nog
eens honderden „vrijgemaakten" die de weg tot
hereniging zochten, zijn er voor opengegaan, dat
het smijten met termen als ware en valse kerk
slechts steunde op subjectieve meningen en niet
op objectieve gronden.
Het ligt in de lijn der ontwikkeling, dat iemand
die persoonlijk gegriefd of gekrenkt is of om de
een of andere reden z'n zin niet kan krijgen, en
zich van de kerk afscheidt, alles doet om z'n
daad te rechtvaardigen, en hoe absoluter men
dan spreekt, hoe meer indruk het maakt. Dit is
niet de eerste maal dat zoiets in de kerkgeschie
denis voorkomt.
Het tweede wat in bovengenoemde brief op
valt en in elke uiting van de „palstaanders" die
ook nü nog steeds hardnekkig elke samenspreking
weigeren is de meer dan beangstigende hoog
moed die u er uit tegenkomt.
Rustig wordt geconstateerd het „feit" dat wij
in 1944'45 de gereformeerde belijdenis hebben
ingeruild voor menselijke constructies.
„Van samenspreking kan dan ook alleen spra
ke zijn, indien u verklaart in 1944 en 1945 met
terdaad gezondigd te hebben tegen de Here, en
door uw woorden en daden de schapen des He
ren te hebben uiteengedreven."
„Bij een eventuele ontmoeting kan er van onze
zijde slechts een oproep tot bekering geschieden."
Dit is zo de doorgaande toon van heel de
brief.
Van tevoren heeft men zich het brevet van
eigen onfeilbaarheid uitgereikt.
Zelfs de mogelijkheid, dat men zelf fout ging
of ook maar hier of daar een slippertje maakte
wordt niet overwogen.
Des Heren tempel zijn wij en gijlieden zijt
de onbekeerlijken en verharden, tot wie wij
slechts één woord hebben bekeert u.
Wij willen slechts met u „samenspreken" als
ge' eerst voor ons op de knieën valtbetaal
mij wat gij schuldig zijt
Wat er daarna nog „samen te spreken" valt,
wordt in de brief niet vermeld, en is de broeders
waarschijnlijk zelf ook niet duidelijk.
Er. zijn honderden die wél hebben samenge-
sproken, en voor wie die samenspreking dermate
verhelderend heeft gewerkt, dat ze tot de ont
stellende ontdekking gekomen zijn, dat ze zich
veel te vroeg hadden „vrijgemaakt".
Dr B. A. Bos en anderen hebben herhaaldelijk
gesproken van „wederzijdse schuldbelijdenis" en
ook de kerkeraad van Middelburg heeft gevraagd:
broeders, laten we praten, en overtuig ons uw
schuld, misschien kunnen wij 't u ook doen
Maar niets daarvan.
In Middelburg zijn slechts onnozele schapen,
die onschuldig ter slachtplaats zijn geleid en de
kerkeraad der Geref. kerk is de beul.
Het erge en tegelijk ergerlijke van deze dingen
is, dat men z'n woorden zelf niet serieus neemt,
en daarom noem ik dergelijke brieven rustig hui
chelachtig.
Er is in onze kringen dikwijls ach en wee ge
roepen over de voortgaande scheuring, ik bedoel
dat de scheur werd doorgetrokken op het terrein
van de politiek, de radio, de school enz.
Men moet echter niet vergeten, dat dit vanuit
het gezichtspunt, zoals in bovengenoemde brief
uiteengezet, ijzeren consequentie is.
En ook alleen eerlijk.
Als zij menen wat ze zeggen, dat de ambtsdra
gers der Geref. kerk in Middelburg „vervolgen
en laten vervolgen diegenen, die naar Gods
Woord alleen begeren te leven", dat zij „Ver-
bondsverlaters" zijn, uiteendrijvers van de scha
pen en lammeren van Christus' kudde als voorts
in de correspondentie deze ambtsdragers niet
meer kunnen en mogen aangesproken als „broe
ders", maar hardnekkig „eerwaarde Heren" he
ten (het is mij een raadsel hoe men deze bloed
vergieters nog „éér-waard kan noemen ze
zijn m.i. eer-loos!), als die ambtsdragers dus
geen broeders meer zijn in Christus, maar vijan
den Gods (een derde is er toch niet) dan ligt
het volkomen voor de hand, dat naar de Schrift
de banden finaal moeten worden doorgesneden,
want wat samenstemming is er tussen Christus
en Belial.
Ook in de school. Men brenge er dan ook be
zwaar tegen in, dat de kinderen onderwezen wor
den door zulke „vijanden en vervolgers van" de
schapen en lammeren van Christus". Als men
tenminste z'n woorden ernstig neemt. H. V.
Wat klinkt dat flink öf 't één óf 't an
der in de mond vande niet zo heel
erg principiële Samaritaanse vrouw.
Toch doet zij, die al vijf mannen heeft gehad
en die zij thans heeft i s haar man niet eens,
toch doet zij zo principiëelOnze vaders heb
ben op déze berg aangebeden, en gij Joden zegt
dat te Jeruzalem de plaats is waar men moet
aanbidden.
Nu zij al meer komt onder de ban van de vol
maakte Mens met zijn het hart dóór-dringend oog,
nu gaat zij eensklaps theologiseren en dat natuur
lijk heel principiëel.
De kwestie wordt heel scherp gesteld.
Een derde mogelijkheid bestaat niet.
Toch blijkt de Vreemdeling bij machte de
kwestie nóg scherper te stellen
En daarmee tevens zoveel hoger
Het léék onmogelijk.
Maar daarom was het dat nog niet.
Het léék zo volstrekt juistóf op ónze berg
Gerizim öf in jullie Jeruzalem.
Waar, hóé zou het anders kunnen
En toch antwoordt Jezus Het uur kómt en
is er eigenlijk al, dat de waarachtige aanbidders
de Vader aanbidden zullen in
geest en in waarheid; want de
Vader zoekt zulke aanbidders.