Jfoiifies Jeugdrubriek En terwijl daarbuiten, op de Hillegersbergse straatweg, de mensen in hun Zondagspakje wan delen, roken, praten, grappen, alsof er geen ko ning, die de wereldoorlog spaarde, doodgevallen is in 'n afgrond, en zijn ziel gestegen tot voor Gods troon, laat de vraag mij geen oogwenk rusti s het gebed van Brussels kleine kerk verhoord En nu regeert reeds weer zijn zoon, met het prettige gelaat, Leopold III. Ook het voorrecht hèm te spreken heb ik mij zelf ontzegd, ook die keer, dat er alle aanleiding was geweest, door zelf 't geschenk van onze Brusselse gemeente, bij gelegenheid van 's Prin sen huwelijk met de Protestantse Prinses Astrid, te gaan overhandigen, gelijk ook toen anderen deden. Doch wij wilden ook niet, dat het Woord van God, dat wij als 't allerbeste geschenk gekozen hadden, zelfs de kans zou kunnen lopen, onmid dellijk te worden „bijgezet" bij de talloos vele andere luxe cadeau's. Daarom, op 'n tijd, dat wellicht geen geschenk meer werd gebracht, eerst enkele weken na de huwelijksreis, gaf onze ouderling Iensen 'n „pakje" af bij 't paleis, aan de portier-lakei, opdat de vólle aandacht zou gevraagd voor „de ganse Heilige Schriftuur" en althans éénmaal het oog van de Roomse kroon prins en zijn Protestantse gemalin zou rusten op de tekst in de opdracht„Car, par u n e s e u 1 e oblation, il a rendu parfaits pour toujours ceux qui sont sanctifiés. (Hébr. X:14.) Noch dit, noch het gouden Hugenoten-kruis, dat Mevrouw van Deth met andere dames haar gaven, heeft voorkomen, dat zij later tot de Roomse kerk is overgegaan. Maar wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God, voor hen, die gelóven. Dat de kerken van België dan vermenigvuldigen het gebéd van België's nieuw- gekroonde koning en de nieuw-gekroonde ko ningin. Zij léven Aldus schreven wij jaren her. Thans, 23 Juli 1950 is de vroeger stormachtig omjubelde Leopold III met 'n bom bij zijn we derkomst op de troon begroet en keert bijna half het Belgische volk zich van hem af. Dit keer een antwoord aan een jonge brief schrijver. Deze vroeg mij inlichtingen over wat traditioneel eigenlijk is en stelt daarbij tegelijk een paar vragen. Ik wil proberen, daarop een antwoord te geven. Onder de uitdrukking „gezapige vroomheid", waar de vrager graag iets nader over verneemt, verstaan wij dat soort vroomheid, welke meer „goedmoedig" dan „vroom" is. Gezapig wil zeg gen, dat we het goed vinden wanneer alles gaat, zoals het altijd ging, zonder dat we eigenlijk met enige critiek vragen, of het werkelijk goed gaat. Het leven rolt, zoals het voorheen ook ging. We stappen in de oude gewoonten, die een vorig ge slacht ons overgaf, en vragen niet, of het alles precies zo moet blijven of dat er verandering, verbetering en verfrissing nodig is. 't Is alles heel rustig, en we willen vóór alles de rust maar graag bewaren. Op die manier kan de rust soms heel gevaarlijk worden. Dan dreigt er een zekere verstarring. Het godsdienstig leven wordt dan licht meer een zaak van overlevering, dan van léven Daarmee zijn we tegelijk bij het woord „traditionalisme" aangeland. Dat wil zeg gen, dat de traditie, de overlevering, veel te ster ke nadruk krijgt. We „zweren" dan bij de vor men, zoals ze gangbaar waren. En die vormen krijgen dan méér nadruk, dan het léven, dat zich daarin behoort te uiten. Om het met een voor beeld te zeggen. Ik hoorde eens van een jongere, ergens op een dorp. Helemaal geen opvallend mens. Hij liep mee met de anderen, dezelfde gang. En dat ging zo vele jaren door. Maar, o wee, daar raakt hij op zekere dag verzeild in een stad, waar niemand hem kent, en waar de grote meer derheid heel anders doet, dan hij het altijd zag op zijn dorp. Helaas duurde het maar heel kort, of er was bij hem van zijn vroegere leven niets meer over. Wat bleek toen Dat dit vroegere leven alleen maar „traditie" was geweest, zonder dat het leven bij hem sprak. Dat is in het godsdienstig leven een gevaar. Wij moeten ons altijd afvragen, wat God wil, dat wij doen zullen. En maar niet gedachteloos voortschuifelen en denken, als we het maar doen, zoals ze het vroeger deden, dat dan alles in orde is. Zo kan, om iets anders te noemen, het „boos worden" om een nieuwe Psalmberijming, tradi tionalisme zijn, wat heel dicht ligt bij conserva- Herinnert U nog hoe in Mei 1940 onze toen malige koningin, Wilhelmina, na haar onver wacht vertrek naar Engeland door ons volk scherp werd gelaakt, en koning Leopold van Bel gië, die bij zijn soldaten bleef, verheerlijkt Thans zijn de rollen omgekeerd. De wijsheid onzer koningin wordt door elk geprezen. Zelfs de socialist doet aan het prijzen van ons koningshuis mee. In België keert al wat socialist is zich van hem af. Om zijn huwelijk Maar dat is democratisch Om zijn Duits gezindheid Maar die is niet bewezen en stellig niet groter dan van zijn bestrijder Spaak. Het is eenvoudig politiek en wisselende volks gunst, die thans zelfs de dode Astrid uitspeelt tegen haar levende gemaal en kind. Het is politiek en grillige volksgunst, die thans prins Karei verheerlijkt ten koste van zijn broer. O f Leopold fouten van betekenis heeft ge maakt, wie zal het uitmaken Zeker is, dat zo min als prinsen te betrouwen wijs is, het wijs is te vertrouwen op de gunst van het volk. Wij voor ons verheugen ons over zijn weer keer op de troon. Allereerst omdat wij in onze sympathie niet zo gemakkelijk veranderen dan de massa. Meer nog, omdat wij niet enkel déze dynastie weer ondergraven zagen, indien Leopold niet had kunnen weerkeren. Wat men aan de vader doet, doet men straks nog ergerlijker aan de zoon. Ook moge het Belgische Katholicisme niet achttien karaats zijn, het is nog altijd beter dam tegen het gewassen communisme dan alle socia listen saam. Vergeten wij ook hier niet, dat de Partij van de Arbeid 'n onzekere steun is voor ons vorsten huis en nóg onzekerder wal tegen 't communisme. Het volk is wispelturig als het kind én wreed als 't kind soms kan zijn. D. J. C. tief. Waarom is de oude beter Krampachtig jets vasthouden, dat bestaat, zonder te weten, waar om we het doen, en dat eigenlijk verheffen, alsof het anders niet goed kan zijn, dat is de verkeerde houding tegenover de traditie. Dan „lezen" we ook niets van de overlevering, maar we stellen die als onaanvechtbaar, zonder dat wij ér rede nen voor hebben. En dat geeft in het geestelijk leven allerlei conflicten en het dooft de energie. De volgende vraag is van heel andere aard. Waarom God het geloof niet aan allen schenkt? Laat ik eerst in 't algemeen dit antwoorden deze en dergelijke vragen zijn onvruchtbaar. Wij moeten niet proberen om tot het binnenste van God door te dringen. Het is eenvoudig voor een schepsel onmogelijk, om zich boven wereld en mensheid te plaatsen en tot het diepste van God te naderen. Het gaat bij het werk des Heren ook niet hierom, dat wij alles verklaren kunnen. Er blijven dingen, die onze menselijke gedachte te boven gaan. Wij moeten ons nietig voelen, als wij ons bezig houden met de redenen, die God bewogen hebben. En wij mogen alleen vragen, wat de Schrift er over zegt. En, dan is de Schrift niet een referaat of een opinie, waarvan wij ooit kunnen zeggen ik denk er anders over. Maar het is het door God gekozen genademiddel, om ons in dit moeilijke leven te leiden tot de Ver losser, en ons te laten zien, hoe veel God gedaan heeft, dat Zijn werk en Zijn schepsel uit de val weer zal worden opgericht. Wie dat „ontdekt" in de Schrift, die bidt om het geloof, en dankt voor het geloof, en hij gaat arbeiden, om anderen tot het geloof te roepen. De leiding van geschiedenis en mensheid zullen we daarbij aan God overlaten. Waarom de Here de mogelijkheid van het kwade stelde (denk aan het proefgebod in het paradijs), zullen wij niet kunnen uitvinden. Wél leert de Schrift ons duidelijk, dat de uitkomst van héél het leven God zal rechtvaardigen. Ook in degenen, die niet tot het geloof komen. Zij vertelt ons, dat de critiek, die het menselijk ver stand op aarde heeft op het werk Gods, volstrekt afwezig zal zijn in de plaats der duisternis. Daar is wél: wanhoop en zelfverwijt en... erkenning dat de Here rechtvaardig is. Maar... dit „waar om dat wij soms op aarde stellen, zal daar niet gesteld worden. Waaruit ons duidelijk moet worden, dat wij met dit waarom op de verkeerde weg zijn. God zal gerechtvaardigd worden in de tweeërlei uitkomst van dit leven Maar, waarom Hij Jakob heeft liefgehad en Ezau heeft gehaat^ zal geen mens ooit kunnen verklaren. Als we daar Romeinen 9 eens op nalezen, dan wijst God ons daar met dit vragen af. Niemand is een „nummer", onder de leiding Gods. Noch die gelooft, noch hij, die niet ge looft. Trouwens, ieder kan dat bij zichzelf con stateren. Ons menselijk hart richt zich ergens op. En, wij leren de verantwoordelijkheid voor onze daden. Wat zegt de klop van het geweten an ders 't Is God, Die Zijn gaven ontleent of onthoudt. Maar, wij opereren met de gaven, en zullen daarvoor rekenschap afleggen. En, dat ont houden van gaven houdt verband met het moed willig opzeggen van de gehoorzaamheid van 's mensen zijde. In die gebeurtenis in Gen. 3 wa ren wij allen betrokken, en daarin houdt God schuldig naar Zijn vrijmacht, ofHij verleent genade, die Hij wil. Niemand kan zeggenik kan er niets aan doen. De ervaring leert ons, dat dit niet waar is. Als iemand een winkellade licht, dan is hij bezig, voert een plan uit, eigent zich wat toe, wat niet van hem is. Hij betreedt verbóden terrein, en kan nooit zeggen ik moest dat doen, want er zit kwaad in mij. Het komt hier aan op de erkenning van het zondig-zijn voor God, en op' de erkenning van de enige uit komst in de genade. Dan verdwijnt de critische zijde van de kwestie, en de mogelijkheid komt naar voren, dat de heerlijkheid der verlossing ons grijpt, waardoor wij eindelijk God gaan danken, dat Hij zulk een God is, gelijk de Schrift Hem aan ons openbaart. G. C. St. DE KERK GEEFT GEEN VACANTIE 't Is allerminst mijn bedoeling om in deze woor den een klaagtoon aan te heffen, dat een dominee het zo slecht heeft. Want ik heb wel vacantie en ik hoop er in de Augustusmaand ook in rijke mate van te profiteren. Er zijn er zelfs, die jaloers zijn op de predi kanten, die maar liefst een volle maand met va cantie kunnen gaan. Die jaloersheid kunnen jul lie echter wel voor je zelf houden. De meeste irïannen (huismoeders hebben bijna nooit vrij) hebben toch per jaar 52 Zondagen en minstens vier Christelijke feestdagen vrij, nog afgedacht van de eigenlijke vacantie die toch ook nog één of twee weken beslaat. Daartegenover zijn de 31 dagen van een predikant per jaar toch nog heus niet zo overdadig. Want de meeste domi nees werken 7 dagen per week. Vroeger was de Maandag de dominees-Zondag, maar tegen woordig merk ik daar niet veel meer van. En de vrije Zaterdagmiddag, waar ik vroeger eens over schreef, is er ook alweer bij ingeschoten. Maar, nogmaals, ook dat is geen klaagtoon. Want met dat al schijnt het bij levensverzekerin gen als een vaststaand feit bekend te zijn, dat predikanten tot die categorie behoren, die ouder worden dan de gemiddelde leeftijdsgrens aan geeft. Er is dus helemaal geen reden tot mede lijden of bezorgdheid over onze soortgenoten. Maar nu velen in ons goede vaderlandje van de vacantie gaan genieten, zou ik er even op willen attenderen, dat die vacantie niet zeggen wil, dat de kerk ons Zondags ook niet verwacht, 't Gebeurt toch nog al eens, dat op de zwerftoch ten door Nederland, overigens trouwe ke'rkse mensen, dan vergeten dat 't Zondag is of althans vergeten om even getrouw ter kerk te komen, als ze dat thuis gewend zijn. De vacantie die de kerk niet geeft, nemen ze dan eenvoudig of vin den het met één keer al heel welletjes. Als er zulke typen ook onder jullie zitten zou ik willen vragen Geef je je maag ook vacantie en eet je ook minder als je er op uittrekt Ik meen, dat eer het tegendeel het geval is. Maar hier doet zich het verschijnsel voor, dat wij veel meer kuddedieren blijken te zijn, dan wij zelf willen weten. In de eigen vertrouwde, bekende omgeving, waar iedereen ons kent, mis sen wij Zondags niet op het appèl. Wij zouden er niet aan denken Allerlei factoren spelen daar in een rol. De gewoonte, de onderlingesamen- leving en het onderlinge toezicht, het vaak alles van elkaar afweten en dergelijke. Maar niet zo dra zijn wij uit dat eigen milieu uitgelicht of wij voelen opeens de dingen anders en doen ze an ders. Zo kan 't gebeuren, dat wij op onze vacan- tietochten, zonder dat wij 't eigenlijk zelf goed beseffen wat wij doen, ook vacantie nemen van de kerk. Dan klopt er iets niet. 't Kan natuurlijk gebeuren, dat wij op een plaats terecht komen waar in wijde omtrek geen kerk te bekennen valt. Maar dat is dan niet toevallig. Al gaan wij nog

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1950 | | pagina 2