Jfxelaria
JYotifies
Het is bovendien onjuist.
Want geen kerk zal er over denken, een an
dere psalmberijming in te voeren, die slechter is
dan die welke men bezit.
De bedoeling is natuurlijk altijd om tot ver
betering te komen. En aangezien elke psalmbe
rijming mensenwerk, en dus gebrekkig is, moeten
er ook steeds verbeteringen in aan te brengen
zijn.
Nu zijn er sommige enthousiastelingen (en ook
de stichting tot verbetering van het kerkgezang
loopt wel eens wat te hard van stapel), die zo
maar de nieuwe berijming voor de oude in de
plaats willen.
Er zijn anderzijds die onwennig en schuchter
tegenover al het nieuwe, daar niet erg over te
spreken zijn.
De Synode heeft de juiste weg gewezen.
Zij heeft de kerken de vrijheid gejaten, die
nieuwe berijming niet in de plaats van, maar .naast
de oude te beproeven, en dat niet dan ,,na ge
noegzame voorbereiding".
Dat laatste is wijs.
Ons gereformeerde volk is niet stug gelijk een
paard.
Het is goed genoeg onderlegd om niet domweg
al het nieuwe af te wijzen, omdat het nieuw is.
Maar het is ook niet van plan iets goeds weg
te doen, als hetgeen geboden wordt, niet beter is.
Het wil m.a.w. eerst begrijpen en inzien waar
om het nu met de berijming der psalmen andere
wegen moet gaan.
Als het inziet, dat het beter is, zal het ook ge
willig en met vreugde volgen.
Daarom is „genoegzame voorbereiding" nood
zakelijk.
Daar wil ik door middel van de Kerkbode
graag aan meewerken, zo af en toe, door met
voorbeelden te laten zien, dat een niewe psalm
berijming geen overbodige weelde is, maar ons
dichter brengt bij het Woord. H. V.
VAAK VERGETEN.
Het is met ons gebed, doch vooral met offi
ciële bidstonden dikwijls raar gesteld.
Natuurlijk wéten we wel dat het gebed veel
vermag.
Wij leerden immers „uit het hoofd" dat het
zelfs het voornaamste stuk der dankbaarheid was.
Maar deze waarheid zonk daarmee nog niet
in 't hart. Zij leefde zelfs niet steeds in ons hoofd.
Het was ook maar van buiten leren.
Zo komt het dat zelfs in dagen van nood en
beroering de gemeente, ondanks al 't gepreek,
wel bidt, ook wel haar bidstonden houdt, doch
eigenlijk geen echt vertrouwt, dat dit nu juist
haar machtigste wapen is. Ook, juist indien haar
énig restend wapen, dan het allermachtigst.
Daar is de nood van Indië.
De nood rondom Korea.
De nood rondom de scheuring.
In alle drie zijn wij mensen feitelijk uitgepraat.
Zeker, men kan nog eens bij onze lakse rege
ring protesteren, requestreren. Onze kamerleden
zijn er ook nog.
Maar wat helpt het
Macht, politieke macht oefenen wij voorshands
weinig uit.
Machtelozer nog gevoelen wij ons tegenover
Sovjet-Rusland.
Natuurlijk is het verstandig, dat Engeland Sta
ling nog eens tracht te polsen. Beter nog dat
Amerika zijn vuist toont. Maar met dat al heb
ben wij 't gevoeluitstel van executie. Wanneer
het communisme zich gereed gevoelt, dan slaat
het toe. En zelfs, en zelfs, indien „wij" „over
winnend" ook uit een derde wereldoorlog zouden
komen, we moeten er mét onze kinderen dan
toch maar eerst weer door heen. Ter werkelijke
voorkoming beseft ieder zijn machteloosheid,
vooral het onttakeld Nederland.
En dan de scheuring.
Synode op Synode kan zo oprecht mogelijk de
hand ter verzoening uitsteken, plaatselijke ker
ken, classes kunnen begane fouten eerlijk belij
den, maar wanneer de tegenpartij niet wil In
dien elke poging van tevoren reeds verlamd
wordt door verdachtmaking Wanneer de wil
tot verzoening nu eenmaal bij de leidende figuren
duidelijk -ontbreekt
Wat wij in deze machteloosheid en bij ons al
of niet „uitgeschreven" gebed vaak vergeten
Dat het allervoornaamste is en blijft het vol
hardend gebed van wie werkelijk gelóóft, dat
God is een Hoorder der gebeden.
Hoe duidelijk komt dit uit in de geschiedenis
van Israël in Egypte.
Was er ooit een volk machtelozer dan dit ge
knechte en uitgemoorde, van God tóch uitver
koren volk
Tientallen jaren was 't en bleef 't speelzand
in de hand van Farao.
Wanneer deze eindelijk sterft en het volk 'n
ogenblik hoopvol adem haalt, blijkt al spoedig
zijn opvolger nog groter kwelgeest. En zijn énige
kans heeft dit murw getrapte volk zich zelf be
nomen zijn natuurlijke redders, Mozes, heeft het
zelf de woestijn ingejaagd, toen hij zich niet maar
'n durfal toonde, maar ook aan 't hof van de
verdrukker prins was, koningszoon, 'n man van
invloed door zijn Egyptische moeder.
Maar juist wanneer niet enkel heel het volk,
maar eveneens zijn geniaalste man vernietigd is,
een grijsaard die, dag in dag uit, achter schaapjes
aan mag lopen ver, heel ver van zijn verloren
volk, wanneer zij samen niet meer betekenen dan
'n machteloze luchtbel op een bewogen oceaan,
dan komt onverwacht de Here zelf neder
En waardoor
„Ik heb goed gezien de ellende van mijn volk,
dat in Egypte is, en hun geschreeuw wegens zijn
drijvers heb Ik gehoord, zodat Ik hun smarten
ken en neergedaald ben, om het te verlossen uit
de macht van Egypte en het op te voeren uit dit
land naar 'n goed en ruim land, naar 'n land
overvloeiend van melk en honing."
Kortweg: de Here, kómtop het gebed!'
Het heeft lang geduurd.
Eer de Here kwam
Maar vooral eer Israël aanving te bidden.
Het is de vraag of ook Mozes veel en goed
gebeden had. God rept daarvan zelfs met geen
woord. Maar wél van het geschrei van Israël,
dat tot Hem was opgeklommen.
Wat wist dat herdersvolk in Gosen, lang na
Jacob, lang na Jozef, nog van de Here en zijn
verbond Wat wist zelfs de uitverkoren Mozes,
vóór de Godsopenbaring in de brandende doorn
struik, van zijn Zender
Maar de Here verschéén tot reddingop
't gebed
Zouden ook wij niet weer eens moeten Ieren
bidden
O ja, we bidden wel, aan tafel en in ons per
soonlijk gebed. We bidden ook in onze „uitge-
Er duikt een gevaar op, dat we misschien maar
beter dadelijk kunnen signaleren, dan er in be
sloten kring alleen maar wat over te praten. Niet
alleen kinderen, maar ook grote mensen oefenen
het bedrijf van de „bangmakerij" nog wel eens
uit. En op dit ogenblik geloof ik, dat deze aan
gelegenheid wel héél grote afmetingen begint aan
te nemen.
Wanneer ik tenminste iets hoor, over wat er
zo al in de winkels wordt ingeslagen, dan kan
ik moeilijk aannemen dat hier rustige bezinning
achter zit. Er is toch geen „eethonger" uitgebro
ken Als tenminste al die kazen, en wat dies
meer zei, betrokken worden om dadelijk te wor
den geconsumeerd, dan gaan de doktoren wel
een extra-drukke-tijd tegemoet Want de maag-
darm-catarrh zal dan» niet tegen te houden zijn.
Is dat nu werkelijk nodig, dat er op dit mo
ment van die magazijnen worden volgestopt, om
„gedekt" te zijn, als er, je-kunt-niet-weten-wat,
voorkomt? Tegelijk, dat deze run op de winkels
plaats vindt, lees je ook van „vacantie"-reizen,
die worden uitgeschreven. Dat schijnt men en
passant daar toch nog mee even te genieten.
Wat stelt men zich eigenlijk van de toekomst
voor Daar kan ik heus geen hoogte van krij
gen. Zeker; wil ik niet behoren tot degenen, die
met een blinddoek voor hun weg gaan. De ernst
van de wereldomstandigheden moet wel ter dege
worden bekeken. Maarwordt die ernst er
ook maar een tikje beter door, wanneer we ons
nu gaan aanstellen, als zal de oorlogsvlam zo
maar dadelijk uitslaan
Dat in zulke omstandigheden het vraagstuk
van het dagelijks brood nijpend kan worden, is
me niet helemaal onbekend, aangezien ik de
honger-winter 1944'45 doorbracht binnen de
vesting Holland. Maar, ik zie met de beste wil
niet in, welke verbetering daar nu voor komt,
wanneer „enkelen" gezorgd hebben, dat ze het
heel wat langer kunnen uithouden dan een ander.
Niemand zou toch zeker zulke voorraden rustig
voor zichzelf kunnen houden, wanneer hij wist,
dat er overal rondom hem aan alles gebrek was.
Is het niet een beetje schrijnend, wanneer we
voorraden gaan aanleggen, terwijl er zovelen zijn,
die dat niet kunnen doen, omdat de middelen ont
breken Enbrengt men voor het ogenblik
het vraagstuk van aankoop der artikelen niet in
een critiek stadium Heeft men elkaar dan al zó
„opgewarmd", dat we eigenlijk ons land, en dus
ook heel Europa, al weer door een vijand bezet
schreven" bidstonden. Maar verwachten? Dat
doen we eigenlijk niet meer. En als we nog wat
verwachten, dan van de wapenkracht van Ame
rika of van de politieke macht in ons land bij
nieuwe verkiezingen, of van allerlei goed voor
bereide besprekingen met gescb.eurden. Ook dit
laatste moet, evenals het gesprek met 'n Stalin,
vooral tactvol zijn enz.
Doch dat het eigenlijk alléén aankomt op het
gebed Wie gelóóft dat nog Wie handelt daar
naar
Dat niet de horizontale richting van óns han
delen tegenover kerkelijke of wereldlijke over
heden, die het mis hebben, beslist, doch de ver
ticale richting van ons gebed ten hemel
Denkt ook nog aan de schrikkelijke nood van
Jeruzalems jonge gemeente haar hoofdman Pe
trus in 't gevang, secuur en zwaar geketend en
bewaakt.
Requestreert de gemeente nog naar het San
hedrin
Wat zou het baten
Het enige wat zij in haar volstrekte machte
loosheid nog kan én doet is bidden.
En terwijl zij nog al maar smeekt tot God,
tast daar buiten door de nacht de bevrijde Pe
trus zich 'n weg „naar het huis van Maria, de
moeder van Johannes, die de bijnaam Marcus
droeg, waar velen bijeen waren in 't gebed.
En dan dat grootst moment, dat Roosje (zo
heette Rhode) hem herkent en van blijdschap
hem laat buiten staan En dat de overige bid
ders 't zelfs helemaal niet geloven. „Je bent niet
goed wijs", werpen zij Roosje tegen in hun on
geloof aan de verhoring van hun eigen nog niet
afgekoeld gebed Wanneer zij dan ten leste
open doen en Petrus zien, geraken zij buiten zich
zelf
Dat wij déze en andere geschiedenissen in de
bijbel, maar ook van uitreddingen uit onze eigen
jongste bevrijding telkens weer herdenken om
weer te gaan volharden in het werkelijk kinder
lijk vertrouwend smeekgebed.
Machteloos
Weineen
De weg naar Gods Vaderhart staat dag en
nacht open Wagenwijd D. J. C.
zien Dan zou men ook wel eens de nuchtere
vraag kunnen overwegen, wat dan zulk een ge
vreesde bezetter zou doen met zulke aangelegde
voorraden. Waar is toch de nuchtere bezinning
gebleven, dat men zich zó laat gaan
Ik geloof, dat hier reactie moet geboden wor
den. En, dan zijn wij als Christenen de eerst-
aangewezenen, om die taak op ons te nemen.
Want, een dergelijke angst-neurose werkt scha
delijk voor het geloof. Als het dan waar is, dat
wij niet ons zelf leven, laat dat dan toch in deze
tijden duidelijk bij ons uitkomen. We hebben de
roeping om in het midden van ons volksleven te
helpen om het het evenwicht te bewaren, en ver
stoord evenwicht te herstellen. We hebben de
heilige taak om te laten zién, wat of vertrouwen
op God in de practijk van elke dag is. Wij heb
ben te zéggen en te bewijzen, dat in de wereld
van vandaag andere goederen gevaar lopen. En
de kerkgaande mens moet voor een ander een
middel zijn, waardoor hij gaat verstaan, dat er
een „bron van rust" is, die ook in zorgelijke tij
den wat heeft te bieden.
't Oog moet geopend worden voor de heilige
plicht van volken en staten, om voor beveiliging
van het leven der onderdanen alles te doen. En
er moet gestreden worden tegen een geest van
slaperigheid en tegen allerlei idealisme, dat soms
in geestelijke termen een heel gevaarlijke lijde
lijkheid voorstaat. We moeten wéten, dat een
conflict, waar tér wereld ook, ons kan beroeren,
en we moeten er kijk op krijgen, dat we in in
ternationale verhoudingen leven. Juist daarvoor
is een gezonde volksgeest nodig, en een krachtige
overtuiging, welke onze taak op aarde is. Het
Christendom en de internationale verhoudingen,
is een vraagstuk, waarvan het belang door ons
allen moet worden ingezien. En, ik zou willen
dat wij ons daartoe zetten met een bereidheid,
om naar de wil Gods te handelen, waar anderen
van kunnen leren.
En, dan zullen wij in staat zijn, om wat er nu
gebeurt, te onderkennen als een nutteloze zenuw
spanning, die de kracht verlamt. Daartegen heb
ben wij als Christenen niet alleen met woorden,
maar vooral door onze daden te protesteren. Er
komt zó een onrust, die op elk gebied schade
brengt. We hebben juist nodig een weldadige
kalmte, waarbij wij het belangrijkste vooral niet
verwaarlozen het vaste geloof, dat God ook in
deze tijd bezig is met Zijn werk, en dat Zijn
leiding in niets is verminderd.
U doet toch ook niet mee aan datja-maar,-
een-mens-weet-het-toch-maar-niet Psalm 42 en
46 staan toch nog in onze Bijbel C. St.