Udnen vierde jaargang No. so Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 3 juni 1949 met kanttekeningen ZEEUWSE KERKBODE Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047 Abonnementsprijs2,50 per RedacteurenDs P. de Bruyn, Ds D+ J. Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam. Berichten en opgaven Predik- halfjaar (bij vooruitbetaling) beurten, tot Dinsdagsmorgens Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers Advertentiën 10 cent per mm Drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg Het woord. Pinksteren zegt ons niet veel. Het is afgeleid van het Griekse Pentecoste, dat eenvoudig „vijftigste" betekent. Het feest van de vijftigste dag dus. Wat dat feest zelf inhoudt, worden we uit de naam die het feest draagt, niet gewaar. Bij de andere christelijke feesten is dat anders. In de naam „Kerst feest" (Christusfeest) ligt op zichzelf al een rijke ge dachte. Met het Paasfeest is het niet anders, want wij denken daarbij aan het Pascha, dat van voorbij gang, en ontkoming aan de dood spreekt. Wat hemel vaart is, behoevemwe niet te raden. Maar de naam Pinksteren is arm aan inhoud. Het feest van Pinkste ren is echter zeer rijk aan inhoud. Het vormt van alle feesten de kroon. Het heilsfeit dat op Pinksteren gebeurt staat dus in geen geval ten achter bij de andere heilsfeiten, al zijn de dingen die er gebeuren minder waarneembaar. We omschrijven het feit van Pinksteren waarschijnlijk niet al te slecht als we zeg gen, dat de Heilige Geest Zijn werkplaats verlegt van de hemel naar de aarde. De Heilige Geest werkte vroeger natuurlijk ook al. Ik heb de tweeërlei wer king van de H. Geest vóór en na de Pinksterdag, eenSjhoren verduidelijken ('t kan ook dat ik het ge- lezeri heb) met de tweevoudige manier waarop het Palestijnse en het Egyptische land werd bevrucht. Palestina moest het hebben van de regen en de dauw die (soms sporadisch) van de hemel neerdaalde. Maar de Egyptische bodem werd berucht door de rivier de Nijl, die er doorheen stroomde. In het eerste geval dus een vruchtbaar maken „van boven af" en in het tweede geval „van binnen uit". Het is dus na de uitstorting van de H. Geest niet meer een wachten op de droppels regen en dauw van boven-af, maar sedert die „uitstorting" is de Godsrivier (de kerk) vol water, en wordt het een overstroming. Geen ge vaarlijke, maar bevruchtende overstroming. Zoals de Nijl buiten de bedding ging, zo gaat de kerk buiten de (nationale) bedding. De wereld wordt vandaar uit overstroomd met heil van het evangelie. Vandaar dat Pinksterfeest terstond Zendingsfeest (en evange- lisatiefeest) is en het grote heil in Christus in alle talen wordt verkondigd. De organisten moeten met Pinksteren dus ook even oppassen met hun voor- of naspel. Als zij het „Heer, ik hoor van rijke zegen" ten gehore brengen, met die „droppelen vallen ook op mij", dan is dat een beetje verdrietig, omdat die neervallende druppels die mis schien op mij vallen, misschien ook niet, een ver loochening zijn van het Pinksterfeest. En het wordt helemaal erg, als datzelfde lied gewaagt van „Die Gij uitstort keer op keer." De H. Geest wórdt niet „keer op keer" uitgestort, doch slechts één keer. En dat is gebeurd toen op het eerste Pinksterfeest in de opperzaal te Jeruzalem. Daar, precies op die plek, en op dat uur, zoals Jezus geboren is daar in de stal van Bethlehem. En even min als de geboorte van Christus zich herhaalt, of Zijn opstanding of Zijn hemelvaart, herhaalt zich ook de uitstorting van de H. Geest. Alle wachten op een vernieuwde uitstorting van de H. G., zoals b.v. de Pinksterbeweging dat wil is dwaas en ongelovig en onlogisch. Dat de H. Geest is uitgestort is afdoende, even afdoende als dat Christus geboren is en gestor ven is en opgestaan is. Het is natuurlijk wel te begrijpen, waaruit die ijdele verwachting voortspruit. Men ziet de geestelijke ar moede en dorheid in de kerk voor z'n ogen. Het ge loofsleven lijdt een even kwijnend bestaan als het liefdeleven. Men denkt met een zeker heimwee terug aan die jonge enthousiaste kerk in Jeruzalem, waar het onderling liefdeleven zo heerlijk bloeide, en waar de Zendingsijver bijna niet te remmen was. De kerk ging met sprongen vooruit, terwijl het nü een hoge uitzondering is, als er één zieltje door de evangelisatie gewonnen wordt. In dat licht is het verlangen althans begrijpelijk deed God het nog eens 'n keer over. De fout ligt echter niet bij God, maar bij ons God hoeft niets overdoen, want al wat Hij ge maakt heeft (ook op de Pinksterdag) is zeer goed. Maar wij moeten het beter doen. Ik bedoelwij moe ten de H. Geest niet weerstaan. De H. Geest is er, maar wij houden Zijn werking tegen, doordat we geen Sabbathschristenen zijn, die de Here door Zijn Geest in ons werken laten. Het is dus mogelijk, die stroom af te dammen. Toen Jezus in Nazareth kwam, kon Hij daar geen kracht doen vanwege hun ongeloof. Die krachten waren er wel, maar Jezus kon ze niet kwijt. De ontvankelijkheid was er niet. De stroom van genade bevroor onder de ijskoude adem van het ongeloof. Hetzelfde kan de H. Geest óók overkomen. Het wachten op een nieuwe uitstorting van de H. Geest is dus in feite niets anders dan een heimelijke poging om de bekeringseis te ontduiken. Als uw zaak door eigen wanbeheer achteruitloopt, dan moet u niet wachten op een fantastisch legaat van een rijke erfoom uit Amerika, maar dan moet u eenvoudig orde op zaken stellen. Als u vijf en twintig jaar getrouwd is, zullen uw gedragingen allicht wat anders wezen dan in de witte broodsweken. Dit komt niet, omdat uw liefde ver dwenen is. Die is mogelijk nog veel dieper en inniger geworden. De liefde is niet weg, maar ze is anders. Zelfs kan er in de eerste, prille liefde nog veel over- spanning zijn, die langzamerhand verdwijnt. Dit is maar een zwak beeld, maar het kan wellicht dienen tot opheldering. Toen de H. Geest werd uitgestort, ging dat met geweldige tekenen gepaard. Precies zoals de rivier zich van de hoge bergen stort met veel geraas. Als die rivier in de lage landen komt, is haar gang veel geleidelijker. Kalm. Rustiger. De rivier is niet ver dwenen. Haar gang is slechts een andere geworden. Zo werkt nu ook de H. Geest in de kerk. Als er telken jare jonge doopleden belijdenis doen, dan heeft dat niets opzienbarends. Dat is het stille, geleidelijke werk van de H. Geest. De neiging, om het werk van de H. Geest is het buitengewone, het opzienbarende te zoeken, is ziekelijk. Wij doen er de H. Geest on recht mee aan. Het geloof moet het wonder leren zien in het gewone. Als wij de ontplooiing van het liefdeleven terstond na de Pinksterdagen zien, dan heeft dat iets treffends, maar van enige overspanning is het toch niet vrij te pleiten. Wat men deed, was op de duur niet vol te houden. Had ieder z'n eigendommen verkocht, dan had even later de vervolgde kerk geen asyl meer gehad. Maria is nuchter gebleven, en kon zodoende haar huis openstellen voor de kerk onder het kruis. Iets dergelijks is er ook aan de hand met de bui tengewone geestesgaven van het spreken in vreemde talen, gaven van gezondmaking enzovoort. Peulus zegt uitdrukkelijk dat deze gaven behoorden tot de kinderleeftijd der kerk. Sprekende over die gaven zegt hijtoen ik een kind was, sprak ik als een kind, overleide ik als een kind, maar, als ik een man ge worden ben, heb ik teniet gedaan hetgeen eens kinds was. Terugkeer tot deze situatie zou eer verarming dan verrijking van de kerk betekenen. Wanneer wij met klem volhouden, dat de uitstor ting van de H. Geest een voldongen feit is, dat niet voor herhaling vatbaar is, dan wil dat niet zeggen, dat van een bepaalde kerk de Geest niet kan worden weggenomen. Laat mei 't liever zo zeggende H. Geest kan de bedding van de stroom des heils ver leggen. De verhoogde Heiland liet in Zijn brieven aan de kerken in Klein-Azië de dreiging horen, dat de kandelaren van haar zouden weggenomen worden. Het werk van de H. Geest gaat door, maar Hij is vrijmachtig in het kiezen van de kanalen, waarlangs Zijn heil stroomt. Als mensen of kerken versperringen maken of dammen opwerpen, dan kiest de stroom zich een andere weg. Wat hier verloren gaat, wordt el ders gewonnen. Als het in Nederland niet meer gaat, dan worden wegen geopend in Engeland of Amerika of in Japan, of waar dan ook. De H. Geest zal en moet Zijn werk voortzetten totdat het getal der uit verkorenen vol is, en de bruid zonder vlek en rimpel kan worden toebereid. Deze bruid van Christus te voeren naar de hemelse Bruidegom is het uiteindelijke doel. Daarom is Pinksterfeest Christusfeest. Een Pink- sterprediking zonder dat van Christus gerept wordt, is een lichaam zonder ziel. De H. Geest komt aan het werk van Christus niets toevoegen, maar hij komt het ons toeëigenen, en het blijft zoals de Heiland Zelf gezegd heeftHij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen. H. V. ANTWOORD VAN Ds B. A. BOS Nu wij de brief van de kerkeraad van Assen aan Ds Bos gepubliceerd hebben, zullen onze lezers ook willen weten, wat Ds Bos hierop ge antwoord heeft. Hier volgt het „Hooggeachte Broeders, Het is mij een behoefte, in verband met de mij toe gezonden uitspraak van Uw Raad, waarbij mij wordt meegedeeld dat Uw Raad „zijnerzijds bereid zou zijn stappen te ondernemen om Ds Bos weer als predikant in volle rechten te aanvaarden, indien hij lid van een onzer Gereformeerde Kerken in Nederland zou zijn", U mededeling te doen van mijn hartelijke erkentelijk heid voor dit Uw besluit. Allereerst blijkt er toch uit, dat U mij, ondanks alles wat er tussen ons is gepasseerd, niet zijt ver geten, maar Uwerzijds de broederband tot mij blijft trekken. Wederkerig kan ik U de verzekering geven, dat U ook mij onvergetelijk zijt, en dat ik U ondanks het feit dat er tussen U en mij tot op de dag van Uw laatste besluit een schorsingsuitspraak lag, nimmer als broeders heb losgelaten, en daarom ook van harte de hereniging begeer. Voorts legt U de nadruk op „allerlei psychologische factoren" die „hebben gewerkt in het toenmalige con flict", met als gevolg, dat „de situatie vertroebeld werd". Ik meen deze overweging het beSt- aldus te kunnen opvatten, dat U meent, dat we wederzijds in dien tijd elkaar niet voldoende hebben vastgehouden dat de geest van de partijschap, die reeds zo lang binnen de Gereformeerde Kerken had geheerst en reeds zoveel kwaad had gedaan aan het geloofsleven, alsmede heel de eigenaardige historische situatie, waar in we toen leefden, onze harten al meer voor elkaar deed sluiten, zo dat we gezamenlijk de Heilige Geest hebben bedroefd, en niet bij machte zijn gebleken, ondanks verschillen, er op te letten wat we in Chris tus gemeen hadden, maar eenzijdig gezien hebben, naar hetgeen ons deed verschillen. Ook mijnerzijds wii ik gaarne in dezen voor U belijden dat ik mij voor den Heere schuldig weet aan het niet voldoende vast houden van de broeders. Al meen ik en ik kom daarop hierbeneden terug dat de acute aanleiding voor het uiteengaan gelegen is in besluiten der sy noden, wat de dieper liggende oorzaken van het al of meer van elkaar vervreemden betreft, acht ik mij mede schuldig. Mijn daden en woorden zijn niet steeds beheerst geweest door de liefde tot Christus en Zijn Kerk, maar waren ten dele ook beïnvloed door de geest der partijschap, die de geest der wereld is. Het is mijn hartelijke bede dat de ogen van steeds meer deren daarvoor mogen opengaan. We kunnen elkaar niet missen, broeders, en als belijders van 's Heeren Naam in deze wereld, hebben we, ons buigende voor Zijn Woord alleen, zulk een zware verantwoordelijk heid. In de derde plaats meen ik Uw uitspraak aldus te moeten opvatten, dat wij het gezamenlijk eens zijn in de stelling, dat de besluiten der synoden het conflict, waarvan de wortelen veel dieper lagen, hebben acuut gemaakt. In de waardering dier besluiten zijn wij het ook thans niet eens. We zijn het er over eens dat op de een of andere wijze de leer van de veronder stelde wedergeboorte door de synode bindend is ge maakt, alleen meent U, dat dit niet geschied is „in de zin zoals die destijds door Ds B. A. Bos werd ver staan". Maar ondanks dat, ziet U de weg tot elkaar, en ik ben U daarvoor van harte dankbaar, neen, ik ben de Heere daar dankbaar voor. Want, broeders, door alle eeuwen heen is er een verschil van opvatting geweest inzake het verbond, zonder dat dit verschil de belijdenis der Kerk heeft geraakt. Hierin was men het in alle eeuwen eens, dat in het verbond de genade des Heeren heerst tot zaligheid, en dat de belofte die tot alle kinderen der gelovigen komt, een belfte die de volle Christus en al Zijn werk tot inhoud heeft, alleen krachtig doorwerkte tot zaligheid bij de uitver koren bondelingen dat Gods genade in het verbond souverein is, en de mens van zijn kant den Heere niets kan bijbrengenmaar tevens dat naar Gods souvereiniteit de verantwoordelijkheid van de mens niet is opgeheven. Ik meen, dat we het in de grond ook thans in dezen nog eens zijn, al zullen er accent verschillen blijven. Helaas is er het feit dat ik ook

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1949 | | pagina 1