Kerknieuws
Ingezonden.
niet belachelijk maken Beter ware geweest, om te
erkennen, dat door mij de vinger gelegd was bij een
gebrek, dat wij handelen over iemand, zonder met
iemand gesproken te hebben. Het zou haast de indruk
gaan wekken, dat elke gelegenheid wordt aangegrepen
om de zaak van voortgaande vrijmaking te propa
geren.
Ik zou waarschijnlijk het hele art. onbesproken ge
laten hebben, ware het niet, dat ik tot de heer
v. Spronsen een ernstig woord heb te richten. Hij haalt
aan 't slot een gedeelte aan van mijn geachte voor
ganger, wijlen Ds W. H. v. d. Vegt. Ik raad de heer
v. S. aan, in zijn eigen belang, om dat niet te doen,
omdat hij in Goes daarmede zichzelf treft. Want, daar
weet men maar al te goed, hoe of u tegenover hem
stond en handelde, toen Ds v. d. Vegt met zijn rijke
begaafdheid en tedere karakteraanleg zich aan de amb
telijke bediening wijdde. Juist waar mij van verschil
lende zijden gezegd wordt, hoe dit geschrijf een weer
zin verwekt, daar moet ik u dit openlijk onder het
oog brengen, omdat u dit ook openlijk hebt gedaan.
Het moge genoeg zijn, het bij deze mededeling te
laten.
Voorjaarstijd is als regel de tijd, waarin vele jon
geren komen tot de belijdenis van hun geloof. Zulke
belijdenis-Zondagen zijn vreugde-dagen voor de kerk.
Er is blijdschap in God, omdat Hij Zijn Woord en
Verbond bevestigt. De ouderen zien met dankbaar
heid, dat anderen gereed staan om in hun spoor ver
der te trekken.
't Is het zichtbaar bewijs, dat het wonder van de
Kerk-vergadering zich voortzet.
Eén ding moge daarbij de jongere generatie op het
hart gebonden worden. Als zij in 't spoor der ouderen
zullen treden, dan is het nodig, dat bij hun geloof
ook de liefde zich tone voor de zaak der Kerk en
het Koninkrijk Gods. Die belangstelling, dat mede
leven en bidden voor de zaak des Heren, dat een
oudere generatie kenmerkte, mag niet minder worden
voor de toekomst.
's-GRAVENHAGE, 7 Mei 1949.
Aan Ds H. Veldkamp,
Hoofdredacteur „Zeeuwse Kerkbode",
Middelburg.
Hooggeachte Hooldvedacteuv
Voor Uw vriendelijke terechtwijzing in de Zeeuwse
Kerkbode van 6 Mei j.l. ben ik U dankbaar. Gaarne
ben ik bereid aan de lezers van het Gerei. Weekblad
precies te zeggen, „hoe de vork in de steel zit".
Maar ik geloof, dat ook de lezers van de Zeeuwse
Kerkbode daar recht op hebben. U wilt mij dan mis
schien wel een paar opmerkingen veroorloven.
In Uw stukje van 1 April j.l. lees ik „Men kan
de vraag stellen, of dan de synode van 1946 niet te
recht van de enge weg (reeds wedergeboren) is af
gegaan en of de vervangingsformule dan niet met
blijdschap kon worden begroet".
Ik meen, dat ik hier met Uw eigen woorden te doen
heb. Welnu dan meen ik, dat hierin het standpunt van
onze kerken niet juist wordt weergegeven.
Geen enkele van onze synodes heeft ooit uitgespro
ken, dat de kinderen reeds wedergeboren zijn. Integen
deel 1942 richtte zich juist tegen hen, die leerden
De kinderen zijn wedergeboren. De synode riep aan
dit gevoelen een „halt" toe door te herinneren aan
1905 Wij houden de kinderen wel voor wederge
boren tot het tegendeel blijkt, maar dit wil geenszins
zeggen, dat daarom elk kind wedergeboren is.
Onder de kinderen van de gemeente zijn er, die nooit
wedergeboren worden, dan kunnen er ook onder zijn,
die het later pas worden gelijk de synode (Febr. 1944)
uitdrukkelijk uitsprak.
Het „reeds wedergeboren" uit Uw zinsnede was
naar mijn stellige overtuiging, als typering van het
standpunt van onze kerken onjuist. En even later
citeert U een „men". Die „men" zegt1942 leerde
de Here eist te geloven, dat de kinderen reeds weder
geboren zijn.
Eerlijk gezegd zag en zie ik niet zo veel verschil
tussen Uw standpunt en dat van die „men". Ik ge
loof dus niet, dat ik U zo erg groot onrecht deed.
Nu ben ik .echter zeer dankbaar, dat U 6 Mei
schrijft, dat, indien U geschreven had, wat ik U liet
zeggen, U het terug nemen zou. Ik vlei mij nu met de
hoop, dat U, die zo gaarne ziet, dat scribenten on
juistheden herroepen, thans een ridderlijk voorbeeld
zult geven.
Intussen merkt U, dat ik Uw stukje toch minder
vluchtig gelezen heb dan U eerst dacht.
Het woordje „reeds" door Oosterbeek ingevoegd
voor het woord Wedergeboren, heeft grote verwar
ring gesticht.
1905 en 1942 spraken van Wedergeboren en in
Christus geheiligd. Maar dat was een norm, waarnaar
de kinderen van de gelovigen moesten worden gere
kend en behandeld. Het woordje „reeds" hoort thuis
in een andere gedachtengang Wat zijn de kinderen
Zijn ze reeds wedergeboren Daarop antwoordde de
synode Er kunnen er zijn die het nooit worden en
er zullen er wezen, die het nog niet zijn.
Het stemt mij tot blijdschap, dat wij het nu zo
roerend eens zijn, dat èn voor de lezers van de Zeeuw
se Kerkbode èn voor die van het GereiWeekblad,
aan wie ik Uw opmerkingen zal doorgeven, onge
twijfeld verheugend zal zijn.
Jonge kracht is als regel op de arbeidsmarkt erg
begeerd.
In de gemeente moet zij een belofte inhouden van
intensief medeleven. Zonder dat daarvoor aparte or
ganisatie nodig is, moet de jonge garde op het terrein
der Kerk aantreden. De Koning roept, en inspecteert
ons. Onze levenshouding moet bereidheid uitdrukken,
om ons aan de dienst des Heren te wijden.
Er is veel te doen, in onze tijd. Ook op de tijd der
jongeren wordt een beroep gedaan. Het moet een
vreugde zijn, niet alle uren alleen voor jezelf te» be
steden, maar ook een deel zó te gebruiken, dat je
nuttig bent voor anderen;.
En, bij alle actie naar buiten is een heel voorname
zaak het persoonlijk leven met den Here. Wat in de
stilte gebeurt. Onder de diep-ingrijpende critiek van
het Woord Gods je zelf stellen, opdat ons denken
en verlangenGode onderworpen zij.
Daaruit komt de blijdschap in God voort.
Een belijdende gemeente, dat is een-in-God-roemen-
de-gemeente. Daar verdwijnen de moeilijkheden, die
onze natuur telkens veroorzaakt. Daar blijkt iets van
het wonder van de gemeenschap der heiligen.
't Oprechte verlangen, om dit te beleven, zet ons
allen persoonlijk aan het werk, om dat te zoeken.
Daarin hebben wij elkaar nodig. Samen zullen wij de
gestalte van de levende Kerk moeten vertonen. Dat is
een Kerk, die de belijdenis ként en hartelijk aanvaardt.
Niet een enkel regeltje daaruit, met verwaarlozing van
het andere. Maar, het geheel, dat met het bloed der
martelaren bezegeld werd. Ik geloof, dat de belijdenis
te weinig wordt gelezen. Het misverstand der laatste
jaren levert daarvan overtuigend bewijs. Niet het lezen
over de belijdenis, maar van die belijdenis zelf, is
nodig. Dat moet een voortgaande arbeid zijn van al
len, die het ja-woord in het midden der gemeente ge
ven. Dat zal de kerk weer maken tot een kracht, die
in de samenleving opvalt. En het zal ons zelf beves
tigen in de genade, die ons tot het belijden van de
waarheid bracht.
G. C. St.
Inmiddels dank ik U voor de plaatsing en de lezers
voor het geduld om naar mij te willen luisteren.
Met collegiale groeten,
A. DE BONDT.
Om Dr de Bondt volkomen recht te doen, heb ik
dit schrijven gaarne opgenomen.
Ik maak hierbij de volgende opmerking.
Na mijn „terechtwijzing" van de vorige week, die
Dr de Bondt „dankbaar" heeft geïncasseerd, is hij
nog eens aan 't speuren gegaan in m'n artikeltje van
1 April, heèft daarin de zin gevonden „men kan de
vraag stellen, of dan de Synode van 1946 niet terecht
van de enge weg (reeds wedergeboren) is afgegaan,
enz.", en zegt nu kip, ik heb je Want dit is geen
citaat, maar „ik meen hierin met uw eigen woorden,
te doen te hebben".
Ik kan hierop slechts antwoorden, dat deze mening
van Dr de Bondt niet op goede gronden steunt. De
lezers weten, dat ik m'n eigen mening duidelijk genoeg,
pleeg te zeggen, en die niet zou inleiden met„Men"
kan de vraag stellenIn dat geval zou ik zeker
geschreven hebben „hierbij stel ik de ernstige vraag",
of zo iets. Om deze reden gaat het betoog van Dr
de Bondt langs mij heen. Persoonlijk hoor ik bij die
„men" niet, omdat ik het zakelijk met de leerbesluiten
volkomen eens ben.
Doch ik kan mij levendig voorstellen, dat anderen
die het er zakelijk mee oneens zijn (menvragen
stellen en bezwaren hebben, en daar ging het om.
H. V.
CHRISTELIJKE OPLEIDING TOT LERAAR
LICHAMELIJKE OPVOEDING M.O.
Het is onbegrijpelijk, maar waar, dat tot voor twee.
jaren de leraren en leraressen voor het vak Lichame
lijke Opvoeding werkzaam op onze lagere, uitgebreid
lagere, middelbare, kweek- en nijverheidsscholen enz.
noodgedwongen opgeleid werden aan niet-Christelijke
instituten. Een Christelijk schoolwezen kan men zich
niet eens indenken, zonder het bestaan van Christe
lijke kweekscholen. Wat de lichamelijke opvoeding
aangaat echter, aanvaardde men deze toestand zonder
zorg. Dat kon ook zo wel
Zo lang men uitgaat van een dualistische redenering,
waarbij lichaam en geest sterk gescheiden naast elkaar
bestaan, zolang kan men buiten een Christelijke op
leiding voor Lichamelijke opvoeding.
Maar zodra we ons stellen op Bijbels standpunt, dat
voor deze dualistische redenering geen plaats laat, zo
dra we de mens zien als totaal, integraal wezen, zullen
we voor een Christelijke opleiding moeten Zorgen.
Bij deze opleiding komen vragen aan de orde, die
een antwoord krijgen, dat gebaseerd is op een be
paalde levensbeschouwing. Over de verhouding li
chaam en geest kan niet neutraal gesproken worden.
Ons opvoedingsdoel, en daarmee de taak en de plaats,
die de lichamelijke opvoeding heeft, is alleen vanuit
eigen standpunt vast te stellen. De juiste middenweg
tussen spel- en sportverdwazing, vinden we alleen,
wanneer we ernstig zoeken naar de ordeningen, die
God hiervoor stelde. De liefde voor de arbeid aan de
Christelijke scholen kan alleen gevoed worden op een
Christelijke opleiding.
En zo zou ik door kunnen gaan. Denkt U zich maar
even in, de overwaardering van het zuiver lichame
lijke, de angst voor oud worden, de stralende glimlach
van de Prodent-filmster in de dagbladen, de intocht
van een hardloopster in een wereldstad, en U voelt
direct, dat men hier het lichamelijke ziet als het eigen
lijke. In andere kringen daarentegen, wordt het li
chamelijke als niets geacht.
Maar zeg mij nu es, waar liggen de grenzen, waar
is hier naar onze principia de te trekken lijn tussen
goed en kwaad
Twee jaar geleden is onze opleiding opgericht door
samenwerking van de Christelijke onderwijs-organisa-
ties. In het bestuur van de Stichting „De Vrije Leer
gangen", waarvan onze opleiding een afdeling is, na
men zitting Prof. Dr J. Waterink, Prof. Dr J. Haan
tjes, de Heer H. van Namen Jr., Mr. H. Bos Kzn.,
Mr. J. Verdam, Prof. Dr J. Severijn, Prof. Dr G. C.
van Niftrik, Mr J. J. Hangelbroek.
Het aantal studenten is nog klein. We hebben drin
gend versterking nodig.
We hopen voor het komend^ studiejaar op 1520
studenten. 1520 Christelijke, gezonde jongens en
meisjes, die weten van aanpakken. Zijn die er niet in
ons hele land Dat weiger ik te geloven. Wie mee
wil werken, deze plant te laten groeien, vrage de uit
voerige prospectus aan en dele daarvan mee in eigen
kring.
IKO-KINDERACTIE 1949.
Het is nu het derde jaar, dat de geestelijke verzor
gers van de arbeidskampen in Zeeland zich richten
tot de Zeeuwse bevolking met het verzoek om in de
zomer een aantal arbeiderskinderen gedurende enkele
weken een plaatsje in hun gezin te geven en daarbij
een grote dienst te bewijzen aan die arbeiders, die
hier in Zeeland ver van huis en gezin hun arbeids
kracht komen geven.
Het aantal wederopbouwarbeiders is sterk vermin
derd, maar daarvoor in de plaats is gekomen een
sterke vermeerdering van het aantal DUW-arbeiders.
Dat wijst'op toenemende werkeloosheid en groter nood.
Onder deze arbeiders zijn er velen, waarvan de kin
deren, zonder uw medewerking geen vacantievreugde
zullen genieten, waarvoor vader en moeder zich geen
uitgaven zullen kunnen veroorloven.
Hier moet ge luisteren naar de woorden van de
Here Jezus„Zo wat ge aan de minste van deze
mijne broederen gedaan hebt, dat hebt ge aan Mij
gedaan". Deze kinderen wachten op uw gastvrijheid.
In de voorafgaande jaren konden we telkens ruim
100 kinderen plaatsen. Het kostte wel veel moeite om
voor deze kinderen een plaats te krijgen en we zien
wel wat tegen een vernieuwde actie op. Wilt u het
ons niet al te moeilijk maken, maar overweegt ernstig,
of het niet op uw weg ligt een kind gedurende veer
tien dagen tot u te nemen, en geeft u zich spontaan
op. En dan willen we in het bijzonder bij de boeren
eens ernstig aandringen. Op de boerderij kunnen deze
kinderen, die vaak uit een benauwde stads-omgeving
komen, zo heerlijk genieten van het buitenleven. Wat
heeft God u daarin rijk gezegend geeft iets van die
zegen door aan anderen.
Het liefst zoeken wij natuurlijk adressen, die niet
te ver verwijderd liggen van plaatsen, waar een ar
beiderskamp is.
De beste tijd voor deze logeerpartij zal in deze
zomer zijn 25 juli5 Augustus. Maar ook andere data
mogen worden opgegeven, wanneer men wel een kind
wil hebben, maar het niet op genoemde data kan ont
vangen.
De leeftijd der kinderen is weer gesteld op 6—12
jaar.
De kinderen reizen met hun vaders. U kunt voor
keur voor leeftijd, geslacht en andere bijzondere wen
sen bij uw opgave vermelden.
De gezinnen der arbeiders zullen van te voren wor
den bezocht en een medisch attest worden opgevraagd.
Aangiften kunnen, liefst zo spoedig mogelijk, worden
ingediend voor
Middelburg, Koudekerke, Biggekerke bij H. Barnard,
Meliskerke
Vlissingen en Souburg bij Ir P. Ph. Steneker, Souburg;
Aagtekerke bij Ds L. H. W. Theunissen, Aagtekerke
Westkapelle bij Ds E. Oosthoek, Westkapelle
Serooskerke bij Ds S. van Wouwe
Grijpskerke bij Ds L. Dorst
Z. Vlaanderen bij Ds M. J. v. d. Ende, Oostburg
Kerkwerve bij Ds S. Greving, Zierikzee
Brijdorpe bij M. C. Malipaard, Haamstede
Noordwelle bij Ds H. Cramer, Renesse.
Namens de IKO-Contactcommissie,
P. PH. STENEKER.
Tweetal te Zwartsluis, J. S. v. d. Bos te Nieuw-
lande en L. ten Kate te Stedum.
Beroepen te Zuidland, H. Veldkamp te Middelburg
te Assen (vac. J. A. Schep), G. van Andel te
Dieren te Haren (Gron.) (vac. H. J. Pilon), J. J.
van Wageningen, vlootpred. te Rotterdam te Arum,
C. v. d. Boom te Berkum (O.) te Drachten (vac.
B. Slingenberg), L. G. Pleysant te Paesens te El-
burg, W. G. Berkhoff, legerpred. te Amersfoort
te Zwartsluis (vac. P. de Feyter), J. S. v. d. Bos te
Nieuwklande te Veendam, J. van Wijngaarden te
Groegast te Anjum, G. J. Hoytema te Monster
te Wezep, M. Pos te Vollenhove-Stad te Zutphen,
J. v. d. Haar, cand. te Rotterdam.