Jeugdrubriek
Herdenking 1940—'45
In diezelfde toonaard meldt een ander bericht in
hetzelfde blad met teleurstelling, dat enkele families
van Art. 31 te St. Catharines van de Chr. Geref. Kerk
zijn heengegaan. Ze waren hartelijk in de kring op-,
genomen. Eén zelfs werd tot ouderling gekozen! Maar,
het signaal weerklonk, dat de kerk niet zuiver was,
en men ging heen.
De berichtgever vergelijkt dit met de pogingen, in
ons land ondernomen, om tot heling der breuk te ko
men dit laatste juicht hij van heler harte toe, en
verheelt zijn smart'niet over de scheiding, waartoe
die families zijn overgegaan.
Het b'Jjjkt wel, dat in Amerika en Canada het ker
kelijk leven wat anders gericht is dan hier. In de
sterk gesaeculariseerde maatschappij gevoelt men de
noodzaak van de band der gemeenschap. Elke on
nodige verbrokkeling van kracht werkt schadelijk, en
is niet te verantwoorden.
Het ware te wensen, dat zulke gezonde begrippen
ook op onze vaderlandse bodem rijker wortel konden
schieten. Het beeld van troffel en zwaard, beide in
de dienst van het Koninkrijk des Heren nodig, wordt
wel eens verkeerd van toepassing gebracht. Men ziet
het zwaard soms trekken onder hen, bij wie elke ge
dachte aan strijd afwezig moest blijven. Er is een
gemeenschappelijke strijd, tegen de zonde en het on
geloof. In verband daarmee njoest meer saamverbon
den worden, wat bijeen behoort.
Zou het ook niet zó zijn, dat eigen gedachten en
inzichten tot „beginselen" worden geproclameerd
Dan komt het voor, dat de „veelheid van beginselen"
scheiding brengt, waar „het éne beginsel des geloofs"
tot saamvergadering leidt. Beginsel is een hoogst ern
stige zaak. Levensbeslissend Maar, de veelheid der
beginselen (waarvan ik pas een spreker de geestige
waarschuwing hoorde maken, dat we toch zullen op
passen, dat zij niet „jonken als de konijnen!), sticht
meer verwarring, dan dat de vrede of de zaak des
Heren daardoor wordt bevorderd.
Zo heeft dit geluid van over de Atlantisch Oceaan
wel enige betekenis voor onze kerkelijke-wereld. Leven
uit het beginsel des geloofs zal geen verwijdering wek
ken. Alleen van hen, die dit beginsel verwerpen, en het
geloof niet achten. Maar, verder zullen daardoor tot
elkander komen, die uit dit beginsel het leven willen
opbouwen. Dit te meer, waar we de donkerheden in
de samenleving duidelijk genoeg bemerken. Wij zijn
tot eenheid geroepen, en hebben dat elkaar te zeg
gen, totdat ieder daarmee op de rechte wijze werk
zaam zal worden.
G. C. St.
DE ONRUST VAN DE OUDE DAG.
Dezer dagen was ik bij een oude broeder, een baas
van 77 jaar. Nog zeer kwiek en actief. Ofschoon lang
gepensioneerd is hij toch de hele dag nog druk bezig,
niet alleen in zijn tuin, maar ook in de gemeente.
En nu had hij bezoek gehad van iemand, die hem
vroeg of hij mee wilde doen aan huisbezoek in ver
band met de a.s. verkiezingen. De A.R. partij deed
dus een beroep op hem om mee te werken, dat het
stemmenaantal zo hoog mogelijk zou worden. Maar
hij had „neen" gezegd. Dat „neen" was nu de oorzaak
van zijn onrust. Hij was in twijfel of dat „neen" wel
verantwoord was.
Ik kon me dat van hem begrijpen. Altijd had hij
meegestreden in de voorste gelederen. Hij was niet
gewend om neen te zeggen. Is de geest nog fris en
het hart nog jong, wat is er dan bij zo iemand na
tuurlijk door ja te zeggen Maar in dit geval achtte
ik zijn afwijzend antwoord niet alleen op zijn plaats,
doch ook zeer juist.
Wanneer iemand zijn leven lang met alle energie
zich in de strijd geworpen heeft voor de ere van Gods
Naam, komt daarna de periode, dat de voortrekkers
voorbidders moeten worden. Maar tegelijk zich dan
ook uit de actieve strijd mogen terug trekken. De
strijd in de binnenkamer, die dan overblijft, kan nog
zwaar genoeg zijn. Als echter broeders of zusters op
die leeftijd nog het verzoek krijgen om daadwerkelijk
zich in de strijd te werpen, wordt de situatie zeer cri-
tiek. Toen Hitiers zegevierende legers ons land over
stroomden waren daar geen oude mannetjes bij. Die
kwamen later op het toneel, toen de zaak al verloren
was, de volkskracht ontbrak, de bloem van het volk
gesneuveld was. Dan is het, een hopeloze strijd ge
worden.
Daarom is het een veeg teken wanneer mensen over
de 70 jaar gevraagd moeten worden om in de politieke
gelederen hun plaats nog eens weer in te nemen.
Zeker, ik weet wel, dat men dan redeneert over
veel tijd, die de gepensioneerden hebben, waarom zij
gemakkelijker er eens uit kunnen breken voor dit of
dat. Maar wanneer zij ingeschakeld worden, omdat
ze nog onmisbaar zijn, wil dat zeggen, dat de jon
geren zijn uitgevallen. Omdat zij „gesneuveld" zijn
op het veld van eer Weineen, omdat ze gesneuveld
zijn op het veld van de gemakzucht, de landerigheid,
de lamlendigheid, de interesseloosheid. Het vuur, het
élan, de strijdlust ontbreekt.
Gelukkig zijn ze er nog wel, die blaken van ijver
en strijdlust. De jonge voortrekkers. Maar ze krijgen
zoveel op hun schouders, dat ze onder de zwaarte
van de strijd bijna bezwijken. Daartegenover staan
talloos velen, die met hun zelfgenoegzame critiek alle
actie afbreken enzelf geen hand uitsteken. Geen'.
tijd, omdat het meisje wacht, of moeder de vrouw
niet de hele avond alleen kan zitten.
Ik ben helemaal niet voor uithuizigheid, maar als
er eens een keer moet worden aangepakt, moeten de
handen niet in de zakken en de benen niet onder de
tafel blijven.
Waar moet het heen wanneer wij als jongeren van
daag het werk nog willen afschuiven op de ouderen
Wat wordt er van Gods zaak op aarde menselijk
gesproken dan als wij niet bereid blijken hun taak
op onze schouders over te nemen Wie zich wiegt
in de gemakzucht van het eigen genoegelijke leventje
en niets verstaat of niets wil verstaan van de roeping,
die wij tegenover heel het levensverband hebben,
waarin God ons heeft geplaatst is een klaploper, die
wel profiteren wil van wat anderen bereikten in harde
strijd, maar er geen vinger voor wil uitsteken een
deserteur in het leger van Koning Jezus.
Dat zijn de meelopers, die geen ruggegraat hebben,
die met elke wind van leer meegezogen, totaal uit
de koers geslagen zijn, niet in staat om een gezins
leven op te bouwen en er maar van laten groeien
wat er van groeien wil. Die voor de kerk van Chris
tus niet de geringste betekenis hebben.
Dat zijn geen Gereformeerde jongeren meer, want
ze weten er niets meer van wat Gereformeerd-zijn
betekent.
Laten wij zorgen, dat de ouden niet van onrust ver
teerd worden, door onze weigerachtigheid om mee te
bouwen aan het Koninkrijk Gods en zij nog weer
moeten gaan staan op de plaatsen, die wij moesten
innemen. Breng ze tot rust door ze te laten zien dat,
nu zij hun taak volbracht hebben, wij die met blijd
schap overnemen en vaag alle onrust weg door ze
te tonen, hoe wij ons van die taak willen kwijten,
opdat hun bezorgde harten met blijdschap vervuld
worden door ons jeugdig enthousiasme.
Z. G.
GETUIGENIS VAN DE OECUMENISCHE
SYNODE GRAND RAPIDS.
II (slot)'
De kerk ziet met droefheid, dat ze deze roeping
heeft te vervullen in het midden van een geschokte
en verdeelde wereld. Nog meer smart het haar, dat
zij haar weg vervolgt te midden van een diepgaande
verdeeldheid der kerk. In deze verdeeldheid zal ze op
haar hoede moeten zijn voor alle zelfverheffing, die
de kerken bedreigt, zelfs in haar belijdenis van de
waarheid. Maar tegelijkertijd mag de kerk niet aar
zelen haar Goddelijke roeping te vervullen door de
waarheid positief en klaar te belijden en zo te bidden
en te werken voor de eenheid der gehele kerk onder
de ene Herder.
Deze eenheid der kerk door middel van de waar
heid zal zij steeds meer zoeken, gedachtig aan het
woord van de Heiland in het gebed tot Zijn Vader
„opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt".
Want hoezeer zij van de wereld gescheiden is als een
uitverkoren geslacht, juist deze scheiding omvat haar
roeping in de wereld. Alleen dan zal zij met zegen
tot de wereld kunnen naderen, wanneer zij zelf in
diepe geloofsovertuiging en in dagelijkse onderwerping
aan de scepter van haar Heer, getuigt van de heilig
heid van Gods Woord en Zijn geboden. Zij slaat de
ontwikkeling van het leven van onze tijd met diepe
zorg gade en ontdekt de oorsprong van de crisis, die
het gehele leven aangrijpt en veroorzaakt, dat de lei
ders der volkeren hun weq bewandelen zonder het
licht, dat alleen de volkeren kan leiden. De kerk zou
haar roeping verwaarlozen, wanneer zij temidden van
de sombere ontwikkeling van het moderne politieke
leven zou nalaten om het woord te spreken, niet alleen
voor het individuele leven, maar ook als een regel
des levens voor het leven der volkeren en overheden.
Ja, voor het onstuimige leven in al z'n vertakkingen,
dat op weg is naar de 'grote toekomst van Jezus Chris
tus. Gedachtig aan deze haar roeping zal de kerk
haar energie niet mogen verstrooien in de wereld,
maar in de gemeenschap der heiligen, in de dienst
des Woords en der gebeden en in het gebruik der
heilige sacramenten zoeken gesterkt te worden uit de
onuitputtelijke bron van het Woord der genade en
zó tót een zegen begeren te zijn voor de wereld. Zij
zal hebben te leven in grote trouw en haar taak moe
ten volbrengen in het onwankelbaar geloof, dat het
getuigenis der kerk haar kan beveiligen tegen alle ge
varen van deze tijd. Deze gevaren zijn niet alleen
gevaren van het ongeloof, maar ook en zelfs nóg
meer die van de verbleking van ons algemeen Chris
telijk geloof, zodat dit somtijds nauwelijks nog waar
neembaar is.
Zij zal zich tevens diep bewust hebben te zijn van
haar taak in verband met de oudere en de jongere
generatie en de overlevering van de waarheid van
geslacht tot geslacht. Er zal trouw moeten zijn in de
bevordering van de opvoeding der jeugd des Verbonds
in Christelijke scholen, opgericht en beheerd door de
ouders, gedurende die periode van haar leven, die be
slissend is voor de komende jaren. Meer nog zal een
ernstig gebed moeten opgaan tot de Here der kerk,
dat er geen breuk moge komen, die remmend in de
ontwikkeling ingrijpt en dat de lof des Heren ver
kondigd mag blijven van geslacht tot geslacht.
In haar geloofsbelijdenis belijdt de kerk de volheid
van de drieënige God en kan zij de geschiedenis niet
anders zien dan in het licht der Schrift, die van God
komt en een schijnend licht is over schepping, val en
verlossing. Dit houdt een scherpe oppositie in tegen
over hen, die dit licht min of meer openlijk verwer
pen. Tegenover hen, die dit doen in verband met het
begin der Schrift n.l. de schepping van hemel en aarde
als een souvereine daad Gods, eenmaal volbracht voor
altijd en tegenover hen, die aan de waarheid te kort
doen door de scheppingsdaad Gods te vervlakken tot
een historisch ontwikkelings-proces in de loop der
eeuwen en de schepping onzeker maken op grond van
een kritische beschouwing van de Heilige Schrift, be
lijdt de kerk, dat zonder de Schriftuurlijke boodschap
van de schepping alle geschiedenis onverstaanbaar en
zinloos wordt en dat zo de bijbelse leer aangaande
val en verlossing, zoals ze door de kerk is beleden,
ernstig wordt ondermijnd.
De belijdenis, zowel van de schepping van de mens
als van de val des mensen staat in onlosmakelijk ver
band met de zalige toekomstverwachting, die ons ge
opend is door Jezus Christus. En de vermaning van
de Heiland Zelf om de Schriften te onderzoeken met
een waarlijk luisterend oor, moge dienen ter verster
king van de kerk in haar overtuiging, dat zij in de
leiding van haar Heer niet beschaamd zal wprden.
De strijd der kerk gaat voort van eeuw tot eeuw,
maar neemt ook toe in intensiteit, naarmate de dag
van Christus' wederkomst nadert. Het werk van God
in de geschiedenis beweegt zich voort naar de vol
einding. Van het begin van Gods reddende daden
tegen de achtergrond van val en ellende van de mens,
zien we Hem voortgaan in de verwonderingwekkende
gang van Zijn Verbond der genade. In het licht van
Zijn Openbaring zien we Hem voortgaan om het
leven van ons en van onze kinderen te herstellen in
Jezus Christus, in belofte en eis en in de vervulling
der beloften door de Heilige Geest. We zien Hem in
de onderhouding en uitvoering van Zijn werk, zonder
dat één van Zijn woorden uitvalt en zien de geschie
denis der verlossing voortgaan door de diepte van
Israels val naar de Nieuw-testamentische kerk. De
kerk is zich bewust van het feit, dat zij leeft in het
laatste der dagen en dat de Heilige Geest in haar
woont. Zij weet steun te vinden in de rijkdom van
het Verbond der genade in wezen hetzelfde in
Oud- en Nieuw Testament en is er zich van be
wust, dat haar de woorden Gods zijn toevertrouwd
in het midden van de wereld.
De kerk zal haar roeping met vreze en beven moe
ten vervullen en haar weg door de wereld moeten
vervolgen zonder enig besef van zelfgenoegzaamheid.
Zij moet bedenken, dat de verwachting van haar ko
mende Heer niet haar dagelijkse roeping opheft, maar
juist de machtige drijfveer is voor haar optreden in
de wereld. Moge zij altijd vervuld zijn van het sterke
verlangen naar de haastige komst van Christus, waar
van onze vaderen getuigenis aflegden in het laatste
artikel onzer confessie en moge zij in die verwachting
staan op het fundament der Heilige Schrift„Wij
hebben het profetische woord des te vaster en gij doet
wél, er acht op te geven, als op een lamp, die schijnt
in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de
morgenster opgaat in Uwe harten" (2 Petr. 1 19).
Op 4 Mei a.s. worden weer evenals vorige jaren
herdacht zij die hetzij als militair, dan wel als zeeman
of verzetstrijder voor de bevrijding van het Vader
land zijn gevallen. De vorm waarin dit geschiedt komt
o.m. tot uiting in de zogenaamde „stille omgang", een
wandeling welke om 7.30 uur n.m. aanvangt vanaf de
loods bij de Hoge Brug naar de Alg. Begraafplaats.
Op de Alg. Begraafplaats wordt gewandeld tot aan
het Monument, waarop de namen staan van de Mid
delburgers, die in en door het verzet zijn gevallen.
Bij dit monument kan ieder desgewenst losse bloemen
leggen. Toespraken worden er niet gehouden. Zo
mogelijk zal het Christ. Muziekgezelschap „ONDA"
een paar toepasselijke liederen spelen en aan het eind
twee coupletten van het Wilhelmus, welke door de
aanwezigen worden meegezongen. Na afloop begeeft
de stoet zich in gesloten formatie naar de Dam, waar
ze wordt ontbonden. Een ieder kan zich alsdan be
geven naar de Kerk die men wenst, hetzij Oost- of
Noorderkerk. In beide Kerken heeft een herdenkings
dienst plaats. In de Oostkerk spreekt Ds Veldkamp
en in de Noorderkerk Ds de Vries. De liturgie in deze
Kerken wordt gelezen door resp. Ds Smits en Ds
van Til.
Wij wekken de jeugd van 16 jaar en ouder op, aan
deze „stille omgang" deel te nemen. Zij vooral leren
bedenken, dat de gevallenen het hoogste en het beste
wat zij bezaten, n.l. hun leven, voor het Vaderland
hebben opgeofferd. Is het niet betreurenswaardig, dat
men uit de Vaderlandse Geschiedenis wel de namen
met de jaartallen kent van de toen gevallen helden,
doch dat. men die van hen, gevallen in de jaren 1940
1945 hier op eigen bodem, niet eens weet
Deze laatste helden te gedenken, sluit tevens in, God
te danken, dat Hij ons land dergelijke mensen gaf.
Helaas moet worden geconstateerd, dat het Neder
landse volk zo gauw vergeet en dit mag niet.
De Regering heeft ook dit jaar aan de Stichting
19401945 verzocht het programma voor die avond
samen te stellen. Men kan dit in de plaatselijke pers
uitvoerig vinden. Laat ieder die maar enigszins kan
aan deze „stille omgang" op 4 Mei a.s. deelnemen.
Door zijn/haar aanwezigheid toont men zijn dankbaar
heid en eerbied voor hen die vielen.