miïrn
AAN MEVROUW X
Nee, Mevrouw, schrikt u niet, als ik u open
lijk in de Kerkbode van antwoord dien. U ziet,
ik noem uw eigenlijke naam niet, noch uw woon
plaats, en laat u schuil gaan onder de onbe
kende X. Lees ik uw brief goed, dan is u er de
persoon niet naar, om er bezwaar tegen te heb
ben, dat uw naam voluit in de krant kwam, maar
omdat ik dit niet voor 100 procent wéét, doe ik
het zo maar, om alle gevoeligheden te vermijden.
Eerst was ik van plan, u persoonlijk te antwoor
den, maar waar u dingen aanroert, die wellicht
veel meer lezers en vooral lezeressen interesse
ren, meen ik goed te doen u via de Kerkbode
te antwoorden. Dit spaart me bovendien een
dubbeltje en u weet zelf, het leven is duur
Allereerst dan mijn hartelijke dank voor uw
brief. Het gedeelte van uw schrijven dat de lof
zingt van de Zeeuwse Kerkbode, heb ik het
minst kunnen waarderen. Als ik er niet te oud
voor geworden was, zou ik er onder kunnen
blozen. Met veel meer smaak las ik het critische
gedeelte, waarin u mij, laten we eerlijk zijn, niet
zo zuinig de les leest. Ik heb mij daar hartelijk
in verblijd en er zelfs hier en daar van genoten.
Ik zal u zeggen waarom. U is het op een bepaald
punt niet met mij eens, zelfs vierkant oneens,
en wel inzake de zgn. vroegdoop. U is daarin
niet de enige. Gezien de doopspractijk hier in
Zeeland durf ik gerust zeggen, dat u 90 procent
van uw zusteren aan üw kant hebt, en dan ben
ik met die 90 procent waarschijnlijk nog aan de
lage kant. Daarvan zijn er velen die over heel
deze kwestie niet nadenken, en het weinig of
niets kan schelen. Anderen denken laat de vent
kletsen, en sommigen hij rijdt weer op z'n stok
paardje. U voelt dus, dat ik blij was met een
reactie, ook al was die reactie voor mij negatief
U vergunt mij wel, ter oriëntering van andere
lezers, dat ik nog even de woorden aanhaal,
waartegen u uw pijlen dicht.
Ik had 25-2-'49 geschreven
,,Men kan uit de invloed van de moeder
op haar kinderen ook te veel concluderen.
Bijvoorbeeld, dat de moeder daarom ook
tegenwoordig moet zijn bij de doop van
haar kind. Dat is pure zelfoverschatting en
onderschatting van het sacrament. Bij de
doop gaat het tussen God en uw kind. Daar
staan de ouders niet bij als 'n soort para
nimfen van God, die Hem een beetje moeten
heehelpen. Nee, laten de ouders, en vooral
de moeders een beetje bescheidener zijn bij
de Doop. En eerbiedig terugtreden".
Mevrouw, ik zag uw ogen schitteren van ver
ontwaardiging, toen u schreef ,,ik voel me er
doodgewoon door gegriefd U hebt gedacht
als die dominee zo van leer trekt, zal ik 'm ook
eens van katoen geven. Ik mag dat wel. U
schrijft n.l., dat ik feitelijk in dezelfde fout val
als de discipelen, die die onbescheiden moeders"
van Jezus terug wilden houden, toen ze haar kin
deren tot Jezus brachten. En even later ridicu
liseert u de „zenuwachtige vaders", die ^ver-
braaf Farizeeuws naar de kerk rennen" (zonder
ega dan U ziet, we geven mekaar niet veel
toe.
Ik ga nu proberen, uw brief rustig te beant
woorden, en wil dan allereerst antwoorden op
uw vraag „Waar haalt U dit vandaan uit de
Bijbel
Eerlijk gezegd, Mevrouw, viel mij déze vraag
van erg tegen Ik zou u de wedervraag kunnen
doen waar haalt de kerk heel de kinderdoop
vandaan uit de Bijbel Daar kunt u óók geen
enkele tekst voor vinden; nergens heeft de Here
Jezus of een van Zijn apostelen dat voorgeschre
ven. Zodra de baptisten, die de kinderdoop ver
werpen, u of mij tekstenmateriaal komen vragen,
staan we vrij verlegen. Niettemin hebt u en
terecht uw drie kindertjes laten dopen
Mevrouw, u doet en aanvaardt tal van dingen
als vamzelfsprekend, die met een Bijbeltekst niet
te dekken zijn. Waarom gaat u Zondags naar
de kerk, en niet op Zaterdag (sabbath). Als
een Zevendedagsadventist u vraagtwaar haalt
u dat vandaan uit de Bijbel, dan kunt u (en ik
ook) geen enkele tekst noemen. Waar staat in
de Bijbel dat we tweemaal naar de kerk moeten,
dat de kinderen naar de catechisatie moeten en
zovoort. In een van m'n vorige gemeenten kwam
een broeder éénmaal per jaar aan 't Avondmaal,
omdat hij nergens in de Bijbel las, dat het 4 of
6 keer per jaar moest. U voelt zelf wel, met 'n
tekst komen we er niet. Wat we doen met heel
onze levenspractijk, moeten we ook doen met
de doopspractijkwe moeten die opbouwen uit
de Heilige Schrift, en we behoren bij onze doops
practijk dus uit te gaan van wat de aard en het
wezen van dit Sacrament is.
O staat mij dus wel toe, dat ik uw schijnbaar
stevige vraag „waar haalt u dat vandaan uit
de Bijbel", verder negeer. En nu, Mevrouw, moet
ik tot m'n spijt m'n brief eerst afbreken. De vol
gende week praat ik D.V. verder met u.
H. V.
Met de Schrift omgaan is een heerlijk, maar
ook moeilijk werk. Het vraagt eerbied voor Hem,
Die in de Schrift tot ons komt, om ons léven
op te eisen. Maar het is ook nodig, om een op
merkzaam oog èn hart, om te ontdekken, wat
de Here telkens weer te zeggen heeft.
Dit laatste is de grote worsteling bij de uit
legging, waarmee allen te maken krijgen, die de
Schrift mét en vóór het volk hebben te lezen.
Niet eigen ideeën mogen in het Woord eerst
worden ingedragen, maar de bepaalde Gods
gedachte moet ons gevangen nemen. Anders die
nen wij het Woord niet, maar dan bedienen wij
ons van het Woord, om eigen ideeënwereld te
propageren.
Aan dit laatste moest ik denken bij het lezen
van een artikel van Ds Buskes in „De Waag
schaal". Het gaat over Jezus en de verworpenen
der aarde. Een gehouden toespraak over de be
kende gelijkenis van de rijke man en de arme
Lazarus, Luc. 16:1931.
Dat deze toespraak de aandacht zal getrokken
hebben, neem ik gaarne aan. Het is een harte-
kreet, om toch 't recht der armen te gedenken.
Lazarus is hier de arme man, wiens naam be
tekent, dat hij de hulp van God nodig heeft. De
gelijkenis wijst dan uit, dat de Here bij zulke
verworpenen is. Hij is ook een zondaar, maar,
zo zegt Ds Buskes, daarover spreekt Jezus niet,
zoals men een drenkeling geen tractaatje moet
aanbieden. Zijn armoe brengt Lazarus in de
hemel. Jezus neemt de zondaars aan, maar Jezus
neemt ook de armen aan.
„God kiest partij voor de armen, en wel, om-
„dat Hij een God van liefde en genade is. De
„liefde van Gód zoekt de mens, omdat de mens
„in nood is, omdat hij Gods hulp nodig heeft,
„omdat hij Lazarus heet, omdat God hem helpen
„kan en helpen wil.
„Daarom werd Jezus geboren in een stal en
„niet in een paleis.
„Daarom stierf Jezus aan het kruis en niet
„op een praalbed.
„Daarom is de arme Lazarus en niet de rijke
„man Gods vriend.
„Daarom kan de rijke man alleen samen met
„Lazarus, als broeder van de arme Lazarus, za-
„lig worden."
Verder wijst Ds Buskes er op, dat Jezus De
gene is, Die tot alle armen ja, en tot alle rijken
neen zegt, en dat Hij partij kiest voor de armen
en tegen de rijken. Wie aan de armen voorbij
gaat, gaat aan Jezus voorbij. Hij richt het ver
wijt tot de Kerk, dat zij het evangelie voor de
armen niet meer kende, en stelt vast, dat het
socialisme in de vorige eeuw de zaak der armen
tot zijn strijd maakte. Waarna hij oproept tot
ontwaking, dat de Kerk het evangelie voor de
armen moge vinden, en daarmee predikt aan de
wereld het éne nodige bevrijding en verlossing.
Na lezing van dit artikel zou men de vraag
was Jezus een socialist feitelijk in bevestigende
zin moeten beantwoorden. Deze uitlegging van
de gelijkenis komt tamelijk overeen, met wat des
tijds Ds Kautsky er over zei, en in ons land
Domela Nieuwenhuis. Hier heeft het socialistisch
principe geleid tot een gebruik maken van de
Bijbel, waardoor het Woord Gods ten zeerste
onrecht wordt aangedaan.
Dat neemt natuurlijk helemaal niet weg, dat
de Schrift terdege het recht der armen voorstaat,
en het vonnis velt over misbruik maken van rijk
dom. De profeten toornen tegen het sociale on
recht, en zowel de Evangeliën als de brieven
eisen de barmhartigheid èn het recht-doen in de
samenleving. Zeker is het de roeping der Kerk
om deze trek van het Evangelie te laten uitko
men, niet alleen in Diaconale zorg, maar ook
in het stellen van de eis tot gerechtigheid in de
maatschappelijke verhoudingen. Wanneer echter
Ds Buskes 'zo de schuld der Kerk noemt, dan
had hij toch ook niet over 't hoofd mogen zien,
tot welke Chr. sociale actie de prediking heeft
geroepen en gebracht.
Maar, in dit op zichzelf volkomen waar, dat
geeft nog niet het recht, om in deze gelijkenis
iets te lezen, wat er zeker zó niet inligt. Hier
heeft het eigen-vooropgezette-inzicht de leid
draad gebracht, en Ds Buskes gebruikt de Schrift,
om haar te laten zeggen, zoals hij het ziet. Dit
nu werkt misleidend, en zal de schare nergens
tot het Evangelie brengen.
Het is mij opgevallen, dat Ds Buskes met geen
woord er aandacht aan schenkt, hoe in Luc. 16
Jezus positie kiest tegen de Farizeën (zie vs.
1417). Het zijn hun zonden, van gierigheid en
hooghartigheid, hun zelfverzekerde levenshou
ding als Abraham's nakroost, waartegen de Here
het zwaard trekt. Dan verkondigt de Heiland,
hoe het Koninkrijk Gods een heel andere uit
komst brengt, dan zij zich voorstellen. Wat zo
hoog staat bij zichzelf, gaat God voorbij. Niet
omdat hij rijk is, maar omdat hij een zelfgenoeg
zame rijkaard is, in een volstrekt egocentrische
levenshouding, waar God absoluut buiten staat,
daarom wordt hij door God verlaten. Dit geldt
niet alleen de groot-bezitter, maar allen, in wie
de Farizeeuwse levenshouding wordt aangetrof
fen. Dat kan óók het geval zijn bij weinig of
geen bezit. Daarmee valt deze trek in het onder
wijs van Jezus niet buiten het kader van Zijn
prediking.
Niet de kwestie van de klassenstrijd ligt hier
voor 't grijpen, maar de diepste levensnood wordt
hier getekend in dit leven, dat aan zichzelf ge
noeg heeft, en daarom God èn de naaste voorbij
ziet. Dat hier een „sociale" toepassing kan ge
maakt worden, spreekt vanzelf, maar de socia
listische tendenz vóór de armen en tegen de
rijken, is hier van de zin van het Woord wel
heel ver verwijderd.
Dan meen ik, dat de verklaring van de naam
Lazarus toch even anders is, dan Ds Buskes
zegt. Hij betekentEliëzer, of Eleazar, d.w.z.
God is mijn hulp. Niet, dat hij de hulp van God
nodig heeft, maar dat God zijn hulp is, dat is
hier het karakteristieke, 't Is opmerkelijk, dat
eigenlijk alléén in deze gelijkenis aan de arme
een bepaalde naam geeft. Anders is het altijd
er was een zeker mens. Zoals ook bij de rijke.
De anonieme. Type van het leven zonder God.
Maar, de arme is de speciaal bekend gemaak
te, die God tot Zijn hulp heeft. Dat werpt een
heel ander licht op de bedoeling des Heren, dan
Ds Buskes wil laten schijnen. Zoals Jezus hier
Lazarus naar-voren brengt, is hij niet: de arme
zonder meer, maar de vrome arme. De van God
gekende. Maar, dan ook niet het* type van de
„verworpenen der aarde", in de zin van de so
cialistische internationale. En, het partij kiezen
van Jezus is hier nietgaan staan naast de armen
zonder meer, ja zeggen tegen de armen, maar het
is partij kiezen tegenover de Farizeeuwse ver
achting van het volk, en aanwijzing dat Gods
voorkeur anders ligt dan in de menselijke hoog-
moeds-gedachte. 't Verachte en onedele, wat in
zichzelf niets is, heeft God verkoren. Uit hen is
Lazarus wel een heel opvallend type van aardsè
verdrukking. Maar, dat 't oog des Heren gaat
over wat in de wereld niets is, wordt hier heel
duidelijk. Echter voor degenen, die God tot hun
hulp hebben. Niet de armen, omdat zij arm zijn,
maar voor wie God „hei: enige" is. Over hen
komt de barmhartigheid, welke in heel het sys
teem der Farizeën niet te vinden was.
Waar deze levenshouding toe leidt, laat de
gelijkenis zien in de afloop voor de rijke. Ter
wijl Lazarus het deel in Abraham's schoot ont
vangt, gaat „het Kind" van Abraham de duister
nis in. Het Koninkrijk Gods brengt andere- con
sequenties, dan menselijke systemen. De Here
zegt ja tegen het geloof, en neen tegen de zelf
genoegzame en onbarmhartige levenshouding.
Zo is er niet een Evangelie der armen naast
een Evangelie woor de zondaren. Maar daar is
het éne Evangelie, voor het volk, dat God tot
Zijn hulp heeft, afgedacht van welke omstandig
heid in deze wereld. Daar kunnen ook straat
armen zijn, tegen wie God neen zegt, en daar
zijn rijken, tegen wie God ja zegt.
Daarom mag een dergelijke probleemstelling
niet worden aangeboden, als zou Jezus Zelf ons
deze aldus voorhouden. Dat uit deze gelijkenis
sociale verkondiging voortvloeit, ontkennen we
geen ogenblik. Maar, wat in dé voorstelling van
Ds Buskes gemist wordt, dat is het speciale in
het onderwijs, hetwelk Jezus in Luc. 16 geeft.
Het luisteren naar de Schrift brengt een andere
boodschap, dan hij hier verkondigt. Een bood
schap, die nog veel ernstiger veroordeelt het le
ven bij het aardse zonder meer en het verwaar
lozen van de roeping ten opzichte van de naaste,
maar die zeker niet tot de valse probleemstelling