jeugdrubriek ILEESTMEL Officiëele Berichten ZELFZUCHT IIIIIIIIIIllllllllMlllllilUllllillllIUIfl DE VRIJE UNIVERSITEIT Wanneer wij het leven van vandaag met zijn ver schillende verhoudingen bezien en wij denken ons, voor zover wij dat kunnen, een 30-tal jaren terug in de historie is het onderscheid wèl groot. 'k Herinner me nog heel goed, dat wij thuis geen lid van de ijsbaan mochten wezen, omdat die ook Zondags geopend was en degenen, die er lid van waren niet behoorden tot onze kleur. Naar de stads schouwburg mochten wij nooit, omdat daar toneel voorstellingen gegeven werden en ook filmen draaiden. Daar gaapte de open hel ons aan. Toen ik later, bij een politieke verkiezingsrede van de A.R. partij daar tóch kwam was 't of de hele zaal iets had dat niet bij ,,ons" hoorde. Zo was het hele leven afgebakend door datgene wat van ons was, waar wij echt op ons gemak waren en daarbuiten viel 't vreemde, het terrein waar alles contrabande was. Soms kwamen wij bij bepaalde ge legenheden eens over de schreef. Maar dat gaf toch een gevoel van onrust, 't Sein stond op onveilig. En o wee, als je dan van 't één in 't andere verviel en de consequenties van het over de schreef zijn dron gen zich onweerstaanbaar aan je op. 'k Vermoed zo maar dat menige jongens en meisjes, die dit nu leest zeker een meewarig glimlachje niet zal kunnen onderdrukken. Indien het daar nog bij blijft. Wat een opvoeding Wat een rigorisme. Toch' hebBen wij dat toén niet als zodanig gevoeld. En nü ben ik er nog dankbaar voor. Dat ging toen ook veel gemakkelijker en de lijnen werden scherp getrokken. Over 't algemeen hield men zich daaraan. De terreinen van kerk en wereld waren duidelijk onderscheiden. Op enkele uitzonderingen na, ging ieder 't pad dat bij hem, haar hoorde. Toch was 't leven allerminst saai. Wat er in eigen kring te beleven viel gaf voldoende „leut" afwisseling, zodat er geen sterke begeerte was om bij buurman over de schutting te gluren met jaloerse ogen. Voor een groot deel hing dat samen met de helaas ouderwets geworden opvatting, dat wij geloofden op gezag van de ouders. De verhouding ouder-kind was van die aard, dat een absoluut verbod ook absolute kracht had. Dat ouderlijk gezag beschermde je metter daad in het leven tegenover de „wereld". Je was nog niet zo'n branie, die al vroeg op eigen benen stond en zelf wel zou uitmaken wat goed en geoorloofd was. De traditionele opvattingen over vele „wereldse za ken" stonden nog zo onwrikbaar en zo absoluut dwin gend overal in je leven, dat je als vanzelf daaraan gehoorzaamde. En de radio was er nog niet. Wat is er sindsdien veel veranderd De scherpe afscheiding tussen wereld en kerk is verdwenen. Wan neer je vandaag zegt, dat wij niet naar de bios mo gen, ben je meteen geplaatst in de bedenkelijke hoek DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 1 door D. J. Baarslag. Uitg. Bosch Keuning, Baarn. Er is om te beginnen, van dit werk dat in 6 delen verschijnen zal, heel veel goeds te zeggen. Daarin betrek ik allereerst de uitgevers, die aan dit boek wel een zeer bijzondere zorg besteed hebben. Zov/el band als papier doen het uitstekend, en het is een voorname uitgave geworden waar de firma Bosch Keuning eer mee inlegt. Wat nu de inhoud en de auteur betreft, men kar. niet anders dan bewondering hebben voor het eerbied- waardig-omvangrijk materiaal dat de heer Baarslag bestudeerd en gelezen heeft. Dit bleek reeds in de vroegere uitgave in kleine deeltjes en men komt er bij het lezen van dit eerste van een aantal kloeke delen nog eens weer van onder de indruk. Bovendien heeft de auteur z'n bronnen zó weten te gebruiken, dat van een eenvoudig compilatiewerk niet gesproken kan wor den. Hij weet integendeel wat hij vond zó te rang schikken, en zo met kennis van zaken te gebruiken, en te ordenen, dat het geheel iets zeer specifieks en eigens heeft gekregen. Ieder die de Bijbelse geschiedenis moet vertellen en ik geloof dat met name onze christe lijke onderwijzers druk gebruik maken van Baarslag's publicaties kan uit dit boek ontzaglijk veel wetens waardigs opdoen, met name in verband met wat men zou kunnen noemen de „achtergrond" van de heilige historie. Wie dat boek gebruikt, en geen andere bron nen tot z'n beschikking heeft, zal z'n kennis ongemeen verrijken en in zoverre beveel ik het graag en met warmte aan. Alleen, men moet er een voorzichtig gebruik van maken. Uit hetgeen boven gezegd is, volgt n.l. niet, dat ik het boek onvoorwaardelijk aanbeveel, of dat ik in 't geheel geen critiek zou hebben. Die heb ik wél. Ik wil slechts enkele dingen noemen, al was het al leen maar om de schrijver te overtuigen, dat ik zijn werk met belangstelling ter hand genomen heb. Als hij b.v. op blz. 22 zegt, dat het voor ons N.T. gevoel stuitend is, als wij in het O.T. lezenr dat God David aanporde, dan -ligt daar een Schriftbeschouwing en een inspiratiebegrip van de auteur achter, die de mijne niet is, en waarvan -ik niet graag zou zien, dat van dé achterlijke dwepers (ofschoon toch een kerke- raad van een niet onvermaarde stad in ons vaderland het voor ons, leden van de Geref. Kerken, die kant weer wil uitsturen). Metterdaad zijn de problemen niet meer zo eenvou dig als toen.- De felle tegenstellingen zijn weggeslepen. Ons oog onderscheidt niet meer zo scherp als dat van onze ouders, want de grens tussen kerk en wereld is nog wel even groot, maar wij zien die niet meer zo. Het staat niet meer gek wanneer je als kerkmens ook eens hier en daar naar toe gaat. Je bent geen witte raaf meer, want er zijn daar meer kerkmensen. En de ideeën van onze ouders zijn niet meer maat gevend. Die kunnen met onze tijd niet meer mee en geven dat soms ook maar al te grif toe. Wij, de jeugd van deze tijd, zijn veel zelfstandiger en achten onszelf volkomen tot oordelen bevoegd. Dat laatste, die zelfstandigheid, is op zichzelf mooi. 't Is maar de vraag kunnen wij die aan Zijn wij dat vertrouwd Immers met al dat roemen in de vrij heid van de Christenmens wordt er ontzaglijk veel critiekloos aanvaard. Als het maar genot geeft. Hoe veel Christelijke gezinnen zijn er niet, waar de bonte Dinsdagavondtrein elke week rijdt. En zij rijden mee, maar op verkeerd spoor Het verantwoordelijkheidsgevoel heeft met de ont wikkeling van het zelfstandigheidsbesef geen gelijke tred gehouden. Wij kennen vele dingen niet meer. In de zucht naar genot wordt veel naar binnen gezwolgen wat met een eerlijke Christelijke levensopvatting niet verdedigd kan worden. Wat intussen wel verdedigd wordt met een beroep op alle goede gaven Gods en het onderzoeken van alle dingen en de onkwetsbaar heid van de eigen hoge zedelijke levensopvatting Maar 't lijkt wel of zulke mensen alleen maar geloven in het bestaan van God en niet meer in dat van de duivel. Ze kunnen gevoeglijk uit het Onze Vader de woor den „en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze" schrappen. Daarom meen ik, dat het, waar de „wereld" zo ge makkelijk onder ons bereik ligt, te meer onze plicht is om weer tot zelftucht te komen. Algemene regels voor iedereen zijn goed. Maar daar komen wij er te genwoordig niet meer mee. Het leven is daarvoor veel te gecompliceerd. Wij moeten, ieder voor zich, bij alles wat wij ge nieten, de strenge keur van Gods maatstaf weer aan leggen. Niet in de vorm van een herrezen wettisch Christendom, maar vanuit 't standpunt: verdraagt het zich met mijn liefde tot de Heiland. En niet te ver geten kon ik er tegen, breng ik daar misschien mijn zwakke broeder of zuster ook mee in gevaar, zodat mijn vrijheid hem of haar tot een struikelblok wordt. Aan dit laatste denken wij vaak helemaal niet. In onze genotzucht zijn wij zo egoïstisch, dat wij, gesteld dat wij nog aan onze Heiland gedacht hebben, onze naaste toch vergaten. Onze houding moet weer gebaseercfworden op onze beginselen, om vandaar uit onszelf de teugels aan te leggen. Z. G. ze met name op onze scholen geïmporteerd werden. In de tweede plaats, wanneer ik me nog herinner hoe een serieus Oud-Testamenticus als Prof. van Gelderen, ik mag wel zeggen gezwoegd heeft met de volkeren- tafel van Genesis 10, dan is de heer Baarslag mij met z'n „klinkende bewijzen" (pag. 25) wat al te gauw. In de derde plaats begrijp ik er niets van, dat de schrijver is begonnen met Genesis 10. Hij zegt wel in z'n voorbericht, dat de hoofdst. 19 en 11 geheel onderscheiden zijn wat karakter en bedoeling betreft, dan de andere hoofdstukken, maar deze bewering is nog geen bewijs en bovendien geloof ik er niets van. Mijn laatste bezwaar is dat de schrijver, ik zou bijna zeggen, opzettelijk, weinig of geen gebruik gemaakt heeft van de studieresultaten van Geref. theologen, die er omnium consensu toch mogen zijn. Waarom de schrijver deze geleerden negeert, begrijp ik niet, maar het is jammer, en tegelijk tot schade van z'n werk. Laat me slechts één voorbeeld noemen. Op blz. 62 wordt o.a. het probleem behandeld of Amrafel (Gen. 14) te vereenzelvigen is met Hammoerabi. De schrijver wéét ook wel, dat men met die 1. niet uit kwam, maar zegt hij, daarmee moet men zich niet uit het veld laten slaan, want men voegde dikwijls de naam van een godheid (ilu) achter z'n naam, en ziedaar het probleem van de lastige 1. opgelost. Dit zal misschien deze of gene argeloze lezer be vredigen of wellicht verrassen, maar een oplossing is dit toch in 't geheel niet. Ik herinner mij nog van m'n college's Assyrisch spijkerschrift bij Prof. de Groot in Groningen, hoe deze geleerde tegen dergelijke „op lossingen" kon toornen. Naast mij zat toen Dr Kroeze, nu docent in de O.T. wetenschappen in Z. Afrika, die van deze lessen van Prof. de Groot goede nota genomen heeft, en in z'n schitterende dissertatie over Genesis 14 met de identificatie Amrafel-Hammoerabi grondig heeft afgerekend. Ik vraag mij af, waarom toch de heer Baarslag op blz. 6 meedeelt, dat hij vóór het ter perse gaan nog rekening kon houden met een (weinig belangrijk) boek van P. v. d. Meer over de oudste chronologie, en waarom hij geen rekening ge houden heeft met wat een volkomen terzake kundig man als Dr Kroeze over Gen. 14 geschreven heeft. Ik vraag dit met name in het belang van dit werk, omdat er nog ettelijke delen moeten verschijnen, en deze dan in waarde zouden winnen. H. V. Ds S. G. de Graaf. HOOFDLIJNEN IN DE KERKGESCHIEDENIS. 2e, herziene druk. Uitg. N.V. J. H. Kok, Kampen. Een handig boekje, dat in een kort bestek van 134 bl. oriënteert in de ontwikkeling van de geschiedenis der Kerk, sinds de dagen der apostelen tot heden. Van zelf moeten dan „grepen" gedaan worden en hoofd punten behandeld. Wie met het vak Kerkgesch. te maken heeft, zal erkennen, dat de schrijver daarin ze ker geslaagd is. Hij legt de nadruk op die personen en gebeurtenissen, die van de verdere geschiedenis van betekenis waren. Wat dan het meest in gedrang komt, dat is de Kerkgeschiedenis van ons eigen land. Daar blijft dan zeer weinig ruimte voor beschikbaar. Wat in alle beknopte handleidingen het geval is. Mooie foto's maken het boekje aantrekkelijk. Voor het middelbaar en voortgezet onderwijs een goede handleiding, goed verzorgd in de uitgave. Prijs: 1,75 ingenaaid en 2,75 gebonden. Gaarne tot ge bruik aanbevolen. C. St. Dr J. H. Bavinck. MENSEN RONDOM JEZUS. Derde druk. Nitg. N.V. J. H. Kok, Kampen. Reeds een derde druk van dit bekende werk. Een bewijs, dat het gaarne gelezen wordt. Onder de stich telijke lectuur is dit een uitgave van eigen soort. Aan de zielkundige uitbeelding is hier bijzondere aandacht besteed, waarin de psychologische gave en kennis van de geleerde schrijver bijzonder uitkomt. Men kan natuurlijk zulk een psychologische bewer king verschillend beoordelen. Wanneer dit zó sterk spreekt, als hier het geval is, dan wordt in de regel minder aandacht besteed aan het openbarings-historisch karakter van de verschillende Bijbelgedeelten. Zo doende kan men spreken van een zekere spanning tus sen het theologische èn het psychologische element. Dat is mij bij de lezing van dit werk ook opgevallen. Maar, in het genre, dat dit boek bedoelt te zijn, is het lectuur van fijn gehalte, en heeft als zodanig recht op onze belangstelling. 't Is ook uiterlijkeen mooie uitgave, voor de be trekkelijk lage prijs van 9,35, gebonden. Ongetwijfeld zal ook deze 3e druk spoedig uitverkocht zijn. C. St. VOORTGEZETTE VERGADERING van de Classis Middelburg op Woensdag 6 Februari 1949 in de Hofpleinkerk te Middelburg. 1. Opening door de Assessor Ds P. Veldhuijzen. Hij laat zingen Ps. 72 10, leest Ps. 67 en gaat voor in gebed. Ds Veldkamp kan wegens ongesteldheid niet het praesidium waarnemen. 2. Rapport Centralisatie-Decentralisatie door Dr Oussoren. Hij geeft een overzicht van de stituatie der zending in Ned.-Indië. Alvorens tot nadere bespreking over te gaan feliciteert de w.n. Praeses de kerk van Meliskerke, omdat Ds van Nes het beroep naar deze gemeente aannam. 3. Rapport van br. Geschiere over classicale finan ciën. 4. Rapport Kas van hulpbehoevende kerken. 5. Rapport over geestelijke verzorging militairen. 6. Bespreking van rapport Centr.-Decentr. Besloten wordt een commissie in te stellen om, in verband met de voorstellen van het rapport, te onder zoeken of daar iets in is dat wij eventueel ter over weging naar een meerdere vergadering zullen door zenden. Commissie Dr A. H. Oussoren (samenroe- per), Ds C. van Nes, Ds J. Streefkerk, Ds Boon en de brs. Laernoes en P. Boon. 7. Besloten de beslissingen van Zendingscomité met deputaten in zoverre te approberen, dat Soemba, Banjoemas en Makassar met 30.000,gesteund worden. 8. Rondvraag. 9. Lezing kort verslag. 10. Sluiting na dankgebed van Ds van Til, door de w.n. Praeses. Op last der Classis, P. VAN TIL, h.t. Scriba II. Belangrijker is evenwel, dat de Vrije Univer siteit ook in haren innerlijken samenhang met de geestelijke stroomingen in ons volk, waaruit zij is voortgekomen en die zij mede heeft te leiden en te voeden, bewezen heeft recht van bestaan te hebben. Senaat der Universiteit van Amsterdam. 20 October 1930.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1949 | | pagina 2