Axelaria
h. v:
Komt Jezus?
wel de schorsingen ten dele in een sfeer van onzeker
heid gebracht, en de „zaaksgerechtigheid" der Synode
niet onaangetast gelaten. Eindconclusie van Prof, Rid
derbos is Oosterbeek is ontspoord. De conferentie is
een soort rechtbank geworden, die zich een oordeel
heeft aangematigd, en dat was het juist hetgeen ze
niet had mogen doen.
ie ie ie
En nu Prof. H. N. Ridderbos in de Strijdende Kerk.
Na 'de vriendelijke buiging (zie boven) zegt hij „ik
keur deze (de conclusies van O. n.l.) af en dat zonder
aarzeling Het heeft hem enige moeite gekost, om
niet tot wanhoop te vervallen, omdat men te O. niet
tot de kern van de zaak is doorgedrongen, en dat men
de randkwesties (bindingen en schorsingen) in het
centrum heeft geplaatst, terwijl het z.i. ging om heel
andere dingen n.l. de gezagskwestie en de belijdenis
handhaving.
„Men is (zoo wéétProf. Ridderbos) tot deze con
clusies gekomen, omdat er met de vrijgemaakten over
andere conclusies, die de eigenlijke kwestie raken, niet
••fe praten viel."
-- Eindconclusie van Ridderbos Jr. „goed bedoeld,
maar slecht gedgpn
Tenslotte Prof. Holwerda in De Reformatie.
De Reformatie ziet in Oosterbeek de allerernstigste
bedreiging van het bestaan der „vrijgemaakte kerken"
en het verwondert niet, dat Prof. Holwerda die „het
vaste voornemen had, geen letter over Oosterbeek te
schrijven" een hele Reformatie er over vol schrijft.
Hij begint met zijn broeders Bos, de Goede, De
Waard, Troost e.a. te verwijten, dat ze zijn gaan
conferen zonder eerst in de geordende kerkelijke weg
hun bezwaren te hebben kenbaar gemaakt (van wie
zouden ze dat toch geleerd hebben? H. V.).
Holwerda's hoofdbezwaar gaat echter tegen de ge
beden van Oosterbeek. Hij huivert daarvan, want dat
is „kwalijk bidden" geweest. Immers, Oosterbeek heeft
in de krant laten zetten, dat er gezongen en gebeden
is, en dat is Farizeesch om van de mensen gezien te
worden. Het waren dus allemaal huichelaars, daar in
Oosterbeek, maar ik heb u ook al gezegd zó vriende
lijk als Ridderbos is Holwerda lang niet
Al verder Oosterbeek had als 'n „overtuiging" het
een en ander uitgesproken, maar daar heeft Prof. Hol
werda niets aan. Dat is subjectivisme. Hij voelt meer
voor feiten. Van de goede bedoelingen, die de Synode's
gehad zouden hebben, gelooft Holwerda niets. Integen
deel (ik citeer): „in 1942 was de Synode bereid om
over lijken te gaan. Het was toen dan ook zo ongeveer
in de dagen van Stalingrad
Meer vertel ik voorlopig van De Reformatie maar
niet. De rest is navenant. Als merkwaardigheid van
de stijl van De Reformatie merk ik alleen nog op, dat
Prof. Holwerda klaagt, dat hij in de conclusies van
Oosterbeekde styl van de Bergrede mist .1
Al zijn deze drie heren professoren dus volkomen
eenstemmig in hun vernietigend oordeel over Ooster
beek II, merkwaardig, ja zelfs komisch (ware het niet
zo droevig) is het, hoe deze lieden aan één en het
zelfde document (de conclusies van Oosterbeek) een
volkomen tegenovergestelde interpretatie hebben we
ten te geven.
Dat is tè geestig om het onvermeld te laten.
Prof. Ridderbos Sr. klaagt„maar over de onzer
zijds volstrekt te veroordelen scheuring spreekt men
geen woord van afkeuring. Dat kan alleen zijn, omdat
men wist, dat Ds Bos c.s. dan niet meededen en
omdat men het zo gaarne eens wilde worden".
Aldus Professor Dr J. Ridderbos.
Maar nu moet je z'n collega Holwerda horen
Deze heeft natuurlijk conclusie 8 gelezen, waar o.a.
staat„terwijl daarnaast de kerkelijke gemeenschap
werd ondermijnd door de wijze waarop vele bezwaar
den agitatie hebben gevoerd".
Daarop reageert Prof. Holwerda aldus
„Agitator betekent volgens van Dale „onruststoker,
woelgeest, iemand die op godsdienstig gebied de ge
moederen opruit, drijver. In kerkelijke taal iemand,
die Secte en muiterij in kerkelijke regeringen probeert
aan te richten (Avondmaalsformulier) die zich schuldig
maakt aan scheurmakerij (K.O.)".
Zo Prof. Holwerda.
Ik zeg niet, dat de exegese van Prof. H. van con
clusie 8 juist is, maar het doet toch wel wat komisch
aan, dat Prof. Ridderbos klaagtover de scheuring
woidt in de conclusies in alle talen gezwegen en Prof.
Holwerda van dezelfde conclusies weeklaagt„Prof.
Ridderbos kan zich in de handen wrijven, het begeerde
„smaldeel" stoomt al in volle vaart op hem af".
Een tweede voorbeeld.
Prof. Ridderbos Sr. schrijft „Als ik het geheel
overzie is mijn oordeel echter, dat onze mannen tegen
over de „vrijgemaakte" broeders tenslotte al te toe
geeflijk (cursivering van mij, H. V.) zijn geweest.
Hij zegt niet, dat wij de „synodale zaak" verraden
hebben. Dat ligt niet in de stijl van Prof. Ridderbos.
Nee „natuurlijk hebben ze de scheuring niet goedge
keurd". „Alleen, daarvan wordt in alle talen gezwegen
en over wat wél genoemd wordt, wordt een oordeel
gegeven dat de zaaksgerechtigheid onzer kerken m.i.
niet geheel onaangetast laat."
En wat leest nu Prof. Holwerda uit precies dezelfde
conclusies.
Is hij blij, dat „onze mannen" althans ten dele van
de dwaling hun weegs zijn teruggekeerd, en althans
ets hebben toegegeven
Integendeel.
Hij schrijft, dat de vrijgemaakte broeders op de
conferentie over de hele linie hebben gecapituleerd,
en dat de synodocraten te O. het pleit hebben gewonnen.
Van zijn eigen collega's te O. schrijft hij„Ze han
delen in zuiver-synodocratische stijl en geven de sy
noden zowel dogmatisch als kerkrechterlijk wat het
eigenlijke betreft gelijk".
Even verder ,,dat is verraad in eigen gelederen".
Met de kerkelijke hiërarchie is het bij ons blijkbaar
nog niet zo erg, want ik hoor Prof. Ridderbos nog
niet zeggen, dat wij Gereformeerde Oosterbekers ker
kelijk behandeld moeten worden. Maar mijn vrijge
maakte Oosterbeekse vrienden hangt raeds het zwaard
van Damocles boven het hoofd.
„Het wordt tijd", schrijft Prof. Holwerda, „dat de
kerkeraden (cursivering van mij, H. V.) de gelovigen
tegen Oosterbeek geen activeren
Ik noem een derde averechts getuigenis.
Próf. Holwerda schrijftde synode behoefde in '42
en later jaren niet de wacht betrekken bij de heiligste
beginselen, want de kerken begeerden in die bange tijd
geen voortzetting van deze kwesties.
Prof. Ridderbos Jr. schrijftals het ging om zulke
splinterige kwesties als de conclusies van Oosterbeek
voorgeven, dan hadden de kerken wel gezegdsy
node, ga naar huis, maar de kerken zeiden dat niet:
die waren 90% overtuigd dat het ging om de hoogste
en heiligste waarheden.
Laat mij vrijmoedig zeggen, dat ik van die 90
niets geloof. In die dagen stond ik aan de kant van
de weg. Ik was in gevangenschap. En m'n collega's
werden bij risjes gevangen genomen of geëxecuteerd.
Wij vernamen toen alleen bij geruchte van de hande
lingen der synode's. En we zeiden wel eens tegen el
kaar zijn ze gek Maar ja, dat was toen En dat
was waarschijnlijk de10 die maar niet begrij
pen wilde wat er op 't spel stond, toen de wereld
bijna verging.
En zoals ik me in die jaren maar wat onwennig en
soms wanhopig voelde, zo voel ik me nu weer. Met
al m'n Oosterbeekse vrienden. Broeders van Ooster
beek, wat zijn we toch maar stumpers niet? Wat
deden we in de kou We hebben daar gezwoegd,
niet alleen de dagen, maar ook de nachten, maar we
hebben alles verkeerd gedaan. En we worden nu ver
oordeeld zowel door Herodes als Pilatus. We hebben
er niets van begrepen. We hebben de kerk verraden.
We waren huichelaars in onze gebeden. We hebber?
aan het kerkelijk besef een geweldige knoei gegeven.
We gaven de jeugd maar een slecht voorbeeld. We
hebben onzekerheid en verwarring gebracht.
Oorzaak onvoorzichtigheid en misschien onbedre
venheid, zegt Prof. Ridderbos. Ach ja, daar hebt u
het: onbedrevenheid. We waren geen kerkelijke politici.
Geen uitgeslapen slimmelingen. We waren niet be
dreven in het (synodale) vak. We waren geen door
gewinterde kerkelijke diplomaten, die formule's slijpen,
en precies weten wat ontvankelijk is en wat niet. We
gaven geen toelichtingen en hadden geen praeadviseurs.
Wc waren zo echt onbedreven-kinderen in verstand
en (volgens de Reformatie) mannen in de boosheid.
En toch stel ik er m'n eer in, dat wij naar Oosterbeek
toegegaan zijn en dat we daar vertoefd hebben als
kinderen. Kinderen, die heus geen slimme bijbedoelin
gen hebben, maar kinderen Gods, die elkaar vrijgemaakt
of niet hebben willen erkennen wederzijds als kinderen
Gods, en die leefden in de diepe overtuiging wij
horen bij elkaar. Kinderen, die alleen maar de begeerte
hadden, de wil huns hemelsen Vaders te doen. Die hen
het hoog bevel in de ziel had gebrand dat zij allen
cén zijn
De conclusies van Oosterbeek II zijn aan de ver
schillende scribenten in handen gevallen als een vette
kluif. Ik wilde eerst schrijven: ze zijn er op afgestormd
als een leeuw op z'n prooi, maar dit beeld is me te
fier.
Ze hebben het uitgebeend als een slager varkens.
Gelijk een jonge foxterrier 'n ouwe sloop in flarden
scheurt, alzo
Dit is natuurlijk een koud kunstje.
Als de slag geleverd is, kan de generale staf bijeen
komen, om alle finesses te analyseren, maar tijdens
de slag hebben officieren en manschappen hun leven
moeten riskeren. Ik kan o zo gemakkelijk op m'n rus
tige studeerkamer op m'n hoge stoel dat gevalletje eens
gaan bekijken, en denken kip, ik heb je, en dan glijden
de woorden zo maar uit m'n vulpen.
En nu ontzeg ik de broeders natuurlijk niet het recht
van critiek.
Dit kan dan nodig zijn.
Maar wat ik ten hoogste kwalijk neem is ten eerste,
dat deze critiek zo subjectief was, gelijk in de tegen
strijdigheden (zie boven) duidelijk is aangetoond, èn
onbillijk, gelijk later nog in details zal worden aan
getoond.
Wat ik echter nog veel meer kwalijk neem is, dat
men maar critiseert zonder zelf iets te doen.
Het enige verstandige woord dat ik totnogtoe over
Oosterbeek II gelezen heb, is dat van Ds P. D. Kui
per te Sassenheim in Geref. Weekblad, die o.m. vraagt:
„is er iemand die een betere weg weet
Drie jaren lang is er gemodderd door de officiële
instanties en men is geen stap verder gekomen. En als
we dan in Oosterbeek eindelijk elkaar eens in de ogen
kijken en dagenlang ploeteren, dan zijn het dezelfde
broeders die ons even komen vertellen, dat wij hope
loos aan 't prutsen geslagen zijn.
Dat is nu werkelijk iets om wanhopig te worden.
Wij hebben in Oosterbeek ganselijk niet bedoeld
(en ik moet daartegen ernstig protesteren) een soort
rechtbank te vormen. Wij hebben alléén maar met
elkaar voeling" willen zoekën, en1 met-.elkaar willen
praten, om te peilen waar het zeer zat, en elkaar te
leren begrijpen. Nu, de vrijgemaakte broeders hebben
van óns heel goed begrepen, waar het zeer zat. En
wij vhebben dat van hen heel goed begrepen. En *nu
mag Prof. H. N. Ridderbos uitroepen stakkers, het
zeer zat elders, maar dat zou hij niet gezegd hebben,
als hij en z'n medecritici zich ook eens de moeite
getroost hadden, om te gaan confereren. Dan zou hij
z'n hooghartige critiek nog even in de pen hebben ge
houden. want het moet me nu toch wel van het hart:
ik vind deze „vriendelijke" critiek in de- grond-;der
zaak even hoogmoedig als de liefdeloze critiek in'De
Reformatie. En dan zeg ik met Holwerda: geef mij
dan maar een volbloed vrijgemaakte, dan weet je
tenminste precies waar je aan toe bent.
Intussen kunnen voorlopig de extremisten zich in
de handen wrijven.
Prof. Ridderbos Sr. moge óns dan onvoorzichtigheid
verweten hebben, hij zelf is wel zo onvoorzichtig ae-
weest om door dit soort critiek een wig te drijven in
het eenheidsfront van Oosterbeek, iets wat Schilder
en Holwerda op dit moment het allermeest gelegen
komt.
De zaak, die Oosterbeek voorstaat, schijnt op dit
ogenblik verder verwijderd dan oöit te voren, maar
ik hoop van harte, dat niemand van de Oosterbeekse
.vrienden zich hierdoor uit het veld zal laten slaan.
Het geloof is een bewijs der zaken, die men niet ziet.
Nu, wij zien op 't ogenblik geen steek, maar dat
hoeft ook niet. Want het blijft maar naklinken in m'n
ziel, wat we aan 't slot zongen in Oosterbeek
Ik blijf den Heer verwachten
Mijn ziel wacht ongestoord.
Ik hoop in al mijn klachten
Op Zijn onfeilbaar Woord.
Niet maar dat Jezus gekomen is, doch dat Hij kómt,
zou het al-beheersend feit zijn, dat ons stond te wach
ten. Alles wees er pp.
Maarkomt Hij ook
Hoeveel eeuwen geleden reeds heeft Hij het voor
zegd. En nog altijd toeft Hij te komen. Erger hebben
zij geen gelijk, die beweren dat Jezus en zijn apostelen
in elk geval zich reeds vergist hébben, want dat de
bijbel telkens spreekt van een spoedig komen Wat
kwam daarvan terecht En indien Christus zich heeft
vergist, in dit grote, hóé kunnen wij Hem dan ver
trouwen "in al 'dat andere, vdiStf Hij van Vich' zelf" ver
klaart
De eerste die al heeft beweerd, dat Jezus zelf zijn
toekomst als aanstaande heeft voorgesteld, schijnt in
ons land Hugo de Groot te zijn geweest, de man van
volkenbond en boekenkist. En na hem hebben allerlei
geleerden, o.m. de Zwaan, dit tot in onze tijd vol
gehouden.
Dat knappe, eerlijke Christenen dit beweren, maakt
vanzelf indruk. Vooral op jonge mensen, die heimelijk
toch zo graag van Christus en die lastige bijbel zouden
willen af zijn.
Maar indien het zelfs mógelijk wordt geacht, dat
niemand minder dan de Heiland, die pretendeerde de
eigen Zoon van God te zijn, zich -zou hebben vergist,
dan mogen wij het toch zeker wel als mógelijk onder
stellen, dat Huig de Groot of de Zwaan zich hebben...
vergist
Er zijn mensen, die zeggen „vrije" wètenschap voor
te staan.
Maar ondertussen vallen zij telkens weer gemakke
lijker Jezus af dan één of ander geleerde.
Tekent dat niet?
Het bewijst althans geen grote onafhankelijkheid.
Het bewijst dat ieder behoefte aan gezag heeft.
Indien niet aan dat van Jezus, dan aan dat van
Darwin, de Groot of Einstein.
Wij voor ons volgen liever Hem, wiens Naam is
op aller lippen, gelijk Hij voorspeld heeftEn die
zich ook niet zal hebben vergist toen Hij zeide, dat Hij.
komend op de wolken des hemels, hiérnaar zou oor
delen of wij in Hém geloofd hebben
En hééft Jezus dan geleerd, dat Hijspoedig jia
zijn hemelvaart zou terug keren Hééft Hij, althans
in dit opzicht, gedwaald
Vlak het tegendeel.
Zó weinig heeft Hij zich over het spoedige of niet-
spoedige van zijn wederkomst uitgelaten, zelfs maar
künnen uitlaten, dat Hij juist beleden heeft, als méns
dit zejf niet te weten
Wanneer toch op het laatst van zijn verkeer op
aarde, zijn discipelen vragen „Zeg ons, wanneer zul
len deze dingen zijn, en welk zal het teken zijn van
LIw toekomst en van de voleinding der wereld dan
antwoordt Jezus onder meer„Van die dag en dat
uur weet niemand, ook niet de engelen der hemelen,
dan mijn Vader alleen
Maarwil Jezus hiermee zeggen, dat ook Hij
van deze tijd niet weet Is dit zelfs wel bij de Zoon
van de Alwetende denkbaar
Die vraag hebben blijkbaar ook vroegere bijbelover-
schrijvefS zich gesteld. En vermoedelijk uit ergernis,
dat Jézus iets niet geweten zou hebben, hadden som
migen hunner de betreurenswaardige vrijmoedigheid