Axelaria
GROEI
TAAK DER ZENDING.
NOTITIES
IX. dat deze feiten veelszins teruggebracht kunnen
worden tot een wederzijds eenzijdig interpreteren en
hanteren van art. 31 K.O.
X. dat het daarom voor het herstel van de kerke
lijke ^ede noodzakelijk moet worden geacht, dat bij
het (in punt VII) genoemde onderlinge overleg dei-
kerken een regeling van de procedure naar art. 31 K.O.
wordt vastgesteld, waardoor afgesneden worden zowel
de opvatting van het „tenzij bewezen worde" in de
uitsluitende zin van „tenzij iemand voor zichzelf be
wezen acht" als ook die in de uitsluitende zin van
„totdat bewezen is"
XI. dat vervolgens, mèt alles wat in heel het ker
kelijk conflict van beide kanten niet naar de wil des
Heren was, ook alle op grond van de verschillende
opvattingen van art. 31 K.O. tegen de kerkelijke ge
meenschap gepleegde zonden en alle in verband daar
mede tegenover elkander gedane bittere uitlatingen,
alsmede tuchthandelingen, na gemeenschappelijke
schuldbelijdenis voor de Here, behoren te worden ge
acht voor dood en begraven en als niet geschied.
Ds L. van Apeldoorn, Bilthoven,
J. P. van Apeldoorn, Heerde,
J. W. Bonda, Oegstgeest,
Ds B. A. Bos, Groningen,
J. F. Bos, Kampen,
Dr F. L. Bos, Vlaardingen,
Joh. Buiten, Groningen,
J. ten Caat, Assen,
J. Doorn, Enschedé,
K. van Dijk, Groningen,
Dr A. La Fleur, Oegstgeest,
J. A. Fock, Voorburg,
Ds M. de Goede, Utrecht,
H. J. Gosselink, Enschedé.
Mr K. Groen, 's-Gravenhage,
Th. Groeneveld, Zwolle,
A. de Groot, Rotterdam,
A. de Haan, Rotterdam,
H. Krans Hzn, Kampen,
Ad. Kuiper, Driebergen,
Ds P. D. Kuiper, Sassenheim,
W. Kuipers, Groningen,
C. Lettinga, Groningen,
Ds Js van dér Linden, Rotterdam,
H. Marsman, Zwolle,
P. M. J. Mekkes, Delft,
J. A. Nap, Rotterdam,
P. Nienhuis, Assen,
G. van Oversteeg, Groningen,
J. N. Petersen, Utrecht,
S. Poorta, Assen,
J. van de Ree, Voorburg,
Ds J. Schelhaas Jzn, Roodeschool,
Ds J. A. Schep, Assen,
Dr. J. D. Sibie, Makkum,
C. Smeenk, Arnhem,
I. Stap, Amersfoort,
Ds A. Troost, De Meern,
R. Valkema, Groningen,
Ds H. Veldkamp, Middelburg,
G. J. Verveld, Enschedé,
Ds H. Volten, Enschedé,
Ds J. de Waard, Kampen,
R. van der Wal, Groningen,
A. Warnaar Jzn, Waddinxveen,
M. H. L. Weststrate, Vlaardingen,
J. Wilschut, Rotterdam.
Ook ditmaal moge een kort overzicht van de gang
van zaken in het gereformeerd kerkelijk leven van
Axel onze lezers binnen en buiten Zeeuws Vlaanderen
op de hoogte stellen, gelijk wij dit bij elk jaarbegin
hebben gedaan.
Dan treft allereerst dat, ondanks veelvuldig vertrek
met een goed getuigschrift naar elders niet minder
dan 28 personen, d.w.z. bijna 10 van het totaal
en het overlijden van één kleine van elf jaar, de kerk
van Axel toch is gegroeid en van 300 op 310 klom,
van wie meer dari de helft trouwe -Avondmaalsgangers.
Emigratie naar alle kanten, zo begrijpelijk en in
bepaalde gevallen zelfs gewenst, bedreigde onze kleine
kring en beroofde ons reeds van heel wat uitnemende
leden. Voeg daarbij overplaatsing van commiezen bij
de douane en politiepersoneel aan de grens, de ge
wone militaire dienst en behoefte aan beter werk of
eenvoudige zucht naar verandering, het kostte ons
heel wat jonge mensen.
Tegenover deze vertrokenen stonden nu slechts 11
personen, die met attesten van ver of dichtbij de ge
lederen weer aanvulden. Waren er dan ook niet 15
kinderen (vorig jaar 12) geboren en gedoopt en 13
personen uit andere kerkformaties tot ons gekomen,
we zouden ons klein getal nog hebben zien teruglopen.
Thans zijn we per slot van rekening toch nog met 10
gegroeid, terwijl dienstplichtigen of andere jongeren
althans voor 'n deel na korter of langer tijd tot hun
geboorteplaats wel zullen weerkeren.
Voeg nu nog hierbij dat 10 personen belijdenis van
geloof mochten afleggen, dat het aantal catechisanten
rees en daalde en momenteel 39 (vorig jaar
41) bedraagt, dan mogen we dankbaar verklaren
dat uiterlijk gezien de toestand van onze door de
scheuring zo gehavende gemeente gezond is. 'n Heel
goede verhouding tussen het aantal ouderen en jon
geren. Verlovingen zijn er ook, maar dit jaar geen
huwelijken (vorig jaar 3). Het aantal geboorten nog
gestegen (van 12 op 15) evenals het aantal nieuwe
belijdende leden (van 8 op 10). Terwijl niet één onzer
leden zich onttrok, voegden zich voor 't eerst of wéér
bij onze kerk 13 ouderen en jongeren. Zo is er reden om
zich te verheugen over deze gang van zaken, met tot
uitkomsteen bescheiden aanwas.
Natuurlijk weten wij allen, dat dit de hoofdzaak
niet is. Integendeel, het komt allereerst aan op inner
lijke groei, zowel individueel als generaal. En wie an
ders zal dit beoordelen dan God, die alleen de harten
kent
Zeker was er nu en dan een teleurstellend feit. En
al spaarde de Here óns weer van de dood, er waren
sterfgevallen buiten onze gemeente, die als verliezen
golden ook voor ons en enkelen diep raakten. De
gemeenschap der heiligen doorbrak ook 'op andere
wijs Goddank nog wel eens de kerkelijke gedeeldheid.
Geve God ons hier en al onze kerkleden 't gebed
om de voltooiing van zijn tempel, om de nadere komst
van z^jn Koninkrijk
Want het gaat niet om „óns" kerkje in ons kleine
Nederland, doch om die éne, heilige, algemene chris
telijke kerk, die helaas hier op aarde zich maar al te
veel chaotisch vertoont. Als we dan maar ieder op
onze plek bouwen
Wat op de bouwplaats wordt gezien is vaak ruïne,
die nog verder afgebroken moet worden, materiaal dat
nog onbewerkt, zo spoedig mogelijk moet worden in
gevoegd. Het stuift er vaak. Metselaars zien er niet
brandschoon uit. Als we maar arbeiden, in het besef
van onze verantwoordelijkheid en onverdiende genade,
van de grootsheid van Gods wereldkerk en in de zeker
heid dat Hij bouwt, onze opperste Bouwmeester en
dat daarom de heerlijkheid van dit laatste Huis groter
zal zijn dan van Salomo of van Herodes.
Laat dit hier in Axel ons dan als een niets gelijken,
het heeft toch betekenis voor 's Heren wereldkerk,
die Hij zelf verlangt voltooid te zien.
D. J. C.
VII.
NOGMAALS KERNDIENSTEN
EN NEVENDIENSTEN.
De vorige keer beloofde ik iets te zullen zeggen
over het voortdurende beroep op de „tijdsomstandig
heden" en „de huidige eis" en de „moderne aanpak"
enz., welk beroep dan altijd hierop neerkomt, dat men
de principia opzij zet en niet de practijk modelleert
naar de beginselen, maar omgekeerd, de beginselen
naar de practijk vormt. Frappante staaltjes uit de
zendingshistorie zouden genoemd kunnen worden.. Dit
maal willen we echter eerst nog even over die kern
en nevendiensten iets zeggen. Er zijn n.l. twee publi
caties verschenen van de hand van Prof. Dr J. H.
Bavinck en wel één in het Gereformeerd Weekblad
en een ander in een bóek, dat in Amerika is uitge
komen en de lezingen bevat, die Prof. Bavinck daar
gehouden heeft. Terwijl ook Prof. Dr Zuidema zijn
mening over de taak van de kerk als instituut heeft
te kennen gegeven. Men ziet hieruit reeds hoeveel
interesse er voor dit probleem is.
Wie dan ook de opmerking zou maken zoals
die gemaakt is op een vergadering dat men nu
zich maar met de practijk moet bezig houden en niet
met dat „getheoretiseer", is er helemaal naast. We
staan immers voor een totaal nieuw begin. De deuren
van Indië zijn opengegaan. We kunnen straks weer
aan de slag. Maar hoe Zullen we dat weer op de
oude voet moeten doen Ongeacht b.v. of we subsidie
krijgen voor scholen en hospitalen of niet Zullen
we moeten zeggen we doen het weer precies als
vroeger, ook al krijgen we geen cent steun Als
Christus daartoe het bevel geeft, als uit de Schrift is
af te leiden dat we met een centrale aanpak heel dat
leven moeten kerstenen, wel, dan is het alles zo klaar
als de dag. Dan kunnen we twee dingen zeggen le.
Zo wordt het van ons geëist. Dus we moeten. En
2e. Zo hebben we het al enkele tientallen jaren ge
daan. Het is een voortzetting in historische lijn.
Maarals Christus ons dat bevel nu eens niet
geeften als de kerk als instituut, die taak dus
eens niet heeft, wat dan En hier zit nu de moeilijk
heid, afgedacht zelfs van de vraag of we het finan
cieel kunnen verantwoorden of niet.
Een vraag, die in dit verband zou kunnen opkomen
is deze moeten we de zending in de huidige situatie
blijven steunen, door gebed en gaven We consta
teren toch allerlei kwalen, gebreken enz. Ik wil deze
vraag met een wedervraag beantwoorden. U staat bij
een ziekbed. U constateert, dat de patient lijdt. Wil
u hem nu nog blijven steunen Wil u nu nog voor
hem blijven bidden
Zie, ieder niens is altijd dankbaar als hij weet wat
er nu eigenlijk aan mankeert. Maar hij is nog dank
baarder als biddende, steunende mensen hem omringen.
Zo moet het' nu ook zijn en anders is het misdadig.
God geeft ons, dat we gedeeltelijk op de puinhopen
van het verleden weer mogen opbouwen. Over de
wijze van het wederopbouwen is verschil. Maar dat
we het moeten, dat we alle krachten moeten inspannen,
begrijpt een kind. En dat vraagt heel veel confereren
en deliberen. Heel veel correspondentie en actie van
het thuisfront. Daarom moet juist nu het gebed ver
menigvuldigd worden om de juiste weg te kiezen en
de juiste middelen te grijpen.
Prof. Zuidema schreef een dezer dagen „Reeds
voor de Japanse invasie leidde het feit, dat het onder
wijs en ziekenzorg op onze zendingsterreinen in han
den van de zending was, er toe, dat de Javaanse chris
tenen maar al te lichtvaardig tot de idee kwamen, dat
de kerstening van het leven de roeping der kerk-als-
instituut was. De almacht der zending was voor hen
iets, dat vanzelf sprak. Vertaald in de nu gewijzigde
situatie de onbeperkte competentie van cfe Indonesi
sche kerk-als-instituut". Met deze gedachte ben ik het
volkomen eens.
Voor mij staat het vast, dat dit een der belangrijkste
vragen is, die we in de naaste toekomst zullen moeten
beantwoorden. Dat we ons in de laatste decennia maar
bij de practijk hebben neergelegd en deden alsof het
vanzelf sprak, zegt niets. Wel zegt me veel, dat de
officiële stukken van 1896 van die alomvattende zen-
dingstaak met onbeperkte competentie niets willen
weten. Natuurlijk willen ze wel het Woord als een
zuurdeesem doen werken voor heel het leven te ker
stenen, maar dan door middel van allerlei organen,
verenigingen, dus de kerk als organisme.
Wanneer ik nu het artikel van Prof. Dr ABavinck
in Gereformeerd Weekblad van 14 Januari lees, dan
staat daar met grote letters boven Waar liggen de
grenzen van de Zendingstaak. En verderde kerk
heeft geen andere taak in de wereld dan de prediking
van het Woord. Accoord. Daar liggen dus de gren
zen. Maar dan gaat Prof. Bavinck enkele opmerkingen
maken, die ik niet goed begrijp. In de eerste plaats
zegt hij, moet die prediking van het Woord centraal
en radicaal zijn. (Ik denk aan hetgeen ik de vorige
week schreef over kerndiensten en nevendiensten.)
Vervolgens wijst Prof. Bavinck naar het Piëtisme. Dat
heeft „de nadruk gelegd op de zaligmaking van zon
daren en voor de vragen van het leven stelde het
geen belangstelling".
M.i. is dit een geheel andere kwestie. Het is wel
bekend, dat de Piëtisten zieltjes wilden winnen. Op
bekering de nadruk legden, vooral de bekering van
het individu. Dat ze voor de wereldproblemen geen
oog hadden. Maar dat is m.i. hier niet in het geding.
Niemand zal de Piëtistische houding willen, en zeker
Dr A. Kuyper niet en onze vaderen niet in 1896. En
toch pleitten ze er voor, dat de taak van de kerk als
instituut alleen prediking van het Evangelie was. Na
tuurlijk hadden ze wel oog voor de kerstening van
heel het leven. Ieder kent immers het woord van
KuyperGeen duimbreeds grond of Christus zegt
Mijn. Prof. Bavinck zal zeker ook niet bedoelen die
genen, die pleiten voor de onderscheiding van kerk
als instituut (welke dan de hoofddienst heet) en de
kerk als organisme (die de andere diensten moet ver
vullen) te qualificeren als Piëtisten. Dat bewijst ook
wel zijn verdere betoog als hij zegt„En dan is tege
lijkertijd duidelijk, dat van meet af aan het gewenst
is duidelijk te doen verstaan, dat het niet de kerk als
instituut is, die deze dingen (bedoeld wordt die aanpak
van de kerstening van heel het leven) onderneemt,
maar dat het de centrale en radicale prediking der
kerk is, die in de activiteit van de leden der kerk als
organisme gestalte zoekt".
Deze uitspraak verblijdt me. 't Is m.i. een correctie
op de voorstelling van kerndiensten en nevendiensten.
We moeten dus nu wel degelijk ons bezinnen, lees ik
uit deze woorden, op de vraag, wat de kerk als in
stituut nu verder moet doen. Maar ,één ding begrijp
ik nietwaarom gebruikt Prof. Bavinck niet de oude
woorden hoofddienst en hulpdiensten. In het woord
hulpdienst zit toch geen disqualificatie van school en
hospitaal We kennen die termen niet in ons ker
kelijk spraakgebruik. Centrale en radicale prediking
klinkt me wat hoogkerkelijk. Ze zijn me ook te vaag,
te weinig omlijnd. En dat wordt bij mij versterkt als
ik lees wat hij schrijft in zijn mooie boek: The impact
of Christianity on the Non Christian World. De bot
sing van het Christendom met de niet-christelijke we
reld. Daar lees ik Deze nieuwe opvatting van onze
zendingstaak welke gewoonlijk genoemd wordt the
comprehensive approach (de aanpak van heel het le
ven door de zending) is van het grootste belang en ik
voel me geneigd er dankbaar voor te zijn.
Hoewel Prof. Bavinck ook bedenkingen oppert, zo
wil hij toch zijn grote waardering over deze nieuwe
aanpak niet onder stoelen en banken steken. Hierover
D.V. volgende keer verder.
Dr A. H. OUSSOREN.
Ditmaal beginnen we met een zaak, welke onze
eigen provincie raakt.
In alle classes van ons gewest vinden we Deputaten
voor de Evangelisatie, die de belangen van deze ker
kelijke arbeid der Evangelie-verkondiging onder niet-
kerkelijke kringen hebben te behartigen. Dat wil niet
zeggen, dat dit slechts het werk der deputaten zou zijn.
Zij hebben hoogstens van voorlichting te dienen, en
de nodige organisatorische en financiële hulp te bieden.
Het eigenlijke Evangelisatiewerk moet geschieden van
uit de gemeenten. Daar moet de drang leven, om ook
anderen te trekken tot de verkondiging vari/ Jezus
Christus.
Nu hebben Deputaten eenmaal per- jaar aan de
Provinciale Synode verslag uit te brengen® over het
werk. Dat wordt hen van de kant van sommige kerken
wel heel moeilijk gemaakt. Er zijn zelfs gevallen,
waarin deputaten niet eens antwoord krijgen op hun
vriendelijk verzoek, welke arbeid door een bepaalde
kerk is verricht.
Daar moet nu eens op" gewezen worden. Eerlijk ge
zegd, is het niet eens erg netjes, om geen antwoord te
geven op een dergelijk verzoek. Het wordt met be
langstelling gedaan, en het is nodig, dat de stand
van de arbeid geweten wordt. Daarom gaarne nog
maals een met aandrang gedaan verzoek, om toch te