TERUGBLIK
OP ZIEKENBEZOEK
Persoonlijke opvattingen of gekrenktheden,
kerkistische neigingen, en vele andere onbenullig
heden hebben „heden ten dage" veel meer
in te brengen, dan de eisen van Gods Woord.
En dat terwijl de wereld op z'n laatste benen
loopt, en de antichrist zich gereed maakt voor
z'n laatste aanval.
Ik geloof, dat het jaar 1949 ongemeen rijke
perspectieven biedt voor kerkelijke'toenadering,
zowel in de gereformeerde kerken onderling als
tussen de belijders van Christus in alle kerken en
alle landen. Ik heb hierbij verschillende feiten op
het oog, maar noem alleen de oecumenische sy
node van Amsterdam. Op andere mogelijkheden
hier en in Indië komt ons blad in de loop van dit
jaar D.V. nog vanzelf terug.
Het grootste gevaar, dat ons hierbij dreigt, is
de zonde van het ongeloof. Jezus heeft eens geen
krachten kunnen doenvanwege hun onge
loof. Het bijna ondenkbare kan zich voordoen,
dat de Almachtige in Zijn macht beknot wordt
door de ongelovige mens. Wij kunnen daardoor
Christus ongemeen hinderen en voor de voeten
lopen. Het zijn de „defaitisten" die de meeste
schade kunnen doen, door te zeggen och, wat
met je idealisme, daar komt toch niets van te
recht Indien gijlieden geloof hadt als een mos
terdzaad, ge zoudt tot deze berg zeggen word
opgeheven en in de zee geworpen, en geen ding
zou u onmogelijk zijn. H. V.
Het jaar 1948 is verleden tijd.
Als op 31 December de klok 12 slagen in de nacht
liet horen, dan werd ook dit deel van de tijd wéér
geteld bij de historie.
Wij reizen verder
Onbekend blijft het, hoevele jaarkringen wij nog
zullen dóórtrekken, voordat de trein halt houdt bij
het laatste station, en God het sein geeft van uitstap
pen.
Dat betekent dan overstappen, voor wie de weg
heeft afgelegd in vast vertrouwen op de staf van het
Woord, ons in de hand gegeven. Het einde is dan
niethet afbreken van een gelukkige tocht, met een
snik van weemoedHet zal blijde thuiskomst zijn
in het land, waarvan de zonde ons vervreemdde, en
waar het Kerstwonder ons weer naar toe bracht. Elk
levensjaar is dangenade-tijd, die rijp maakt voor
het bereiken van het doel.
Daarom mag de Oudejaarsstemming niet door het
gevoel beheerst worden, maar het sterke geloofsver
trouwen heeft hier het laatste woord te spreken. Dank
baarheid past ons, voor de leiding, welke God ons
gegeven heeft.
Dit geldt ook voor ons kerkelijk leven, waarop we
nu een terugblik werpen. Grote, diep-ingrijpende ge
beurtenissen zijn er in 1948 niet geweest. Over het
algemeen kan worden gezegd, dat de Geref. Kerken de
deininïj der laatste jaren zijn te boven gekomen. De
arbeid van de verzorging der gemeente gaat verder.
Het zaad wordt gestrooid en-het leven van ouderen
en jongeren geleid. Er is iets van stilte gedaald.
Dit kan gevaarlijk zijn. N.l. als rust aanleiding wordt
tot onbewogenheid. Er zijn in dat opzicht ook wel
eens geluiden gehoord. Toch meen ik, dat bij veel cri-
tiek op de kerk een zekere onbillijkheid meespreekt.
„Men" verwacht van de kerk zoveel. Heeft „men" er
altijd erg in, dat het begrip „Kerk" geen abstractie is,
maar een levende gemeente aanduidt, waar wij toe
behoren Beter, dan om van alles over de kerk en
tot de kerk te zeggen, is het, om zelf het leven der
kerk te leven, zoals het Woord ons dat leert. Dan
verandert het spreken over, in een dienen van de
kerk, met de kracht, die God ons verleent. Wanneer
wij allen in dit opzicht „balans" opmaken, dan zullen
wij ook de taak zien, waartoe God ons roept. Het
geroep over het Apostolaat der kerk is wel een op
zienbarend slagwoord. Maar, in de gemeente blijven
bij de leer der Apostelen, en in dienende liefde zoeken,
voor een ander wat te betekenen, heeft groter waarde.
Het maakt niet zo'n indruk naar buiten. Maar, ge
schiedt het belangrijkste in Gods wijngaard niet heel
vaak in de stilte Er moet gebeden, en geijverd, om
kracht van geloof, en van liefde, die elkaar begrijpen
doet. Dan zal het grote naar buiten hierin gelegen
zijn, dat de gemeente zich houdt aan het Woord des
Heren, en innerlijk zich daarnaar reformeert. Dan zal
de belangstelling voor het beginsel van het Koninkrijk
Gods groeien.
In het aantal vacatures kwam nog geen gunstige
verandering. Vandaar dat het predikanten-corps een
tamelijk rondreizend gezelschap is geworden. Na en
kele jaren leidt de weg „ergens elders" heen. Dat
kan in sommige gevallen gewenst zijn. Maar een ge
leidelijk voortarbeiden wordt er niet door bevorderd.
Dit tekort aan Dienaren des Woords maakt ook,
dat het getal veldpredikers niet zó groot is, als door
de omstandigheden is vereist. Vanzelf roept het leger
met grote aandrang. Wie echter in een omgeving van
vacante gemeenten leeft, die voelt ook de moeilijkheid
van kerkelijke zijde. Die vraagt zich ook wel eens
af, waar het heen moet, wanneer er nog minder moet
gebeuren, dan soms nu al het geval is. Dan wordt de
behoefte duidelijk, dat meer werkers in de Evangelie
dienst nodig zijn. En dat het misschien gewenst is,
om niet te veel Dienaren met bijzondere opdrachten
aan de directe opbouw van het kerkelijk leven te ont
trekken. Want het werk in de breedte houdt toch heel
nauw verband met de fundering van het gemeentelijk
leven. Daarin ligt dé kracht der kerk, en slechts daar
door is het mogelijk,'om bijzondere opdrachten te ver
vullen. Hoe nodig deze „kerkelijkè bouw" is, hebben
tal van artikelen in de pers aangetoond. Niemand
mene, dat er meer bewogenheid spreekt in het aan
vatten van allerlei werk, als de kerk in haar innerlijk
leven niet geestelijk bloeit. Want eerst een volk, dat
rijk is in het Woord, heeft het leven verder wat te
bieden.
Dat betekent in 't minst niet, dat we de opdracht
tot Zending of Evangelisatie zouden willen achter
stellen. Integendeel Daarin klopt juist het leven der
kerk, dat zij met het Evangelie wereldveroverend
optreedt. Alleen maar, het zal nodig zijn, dat juist
daartoe de gemeente door 't levende Woord aangeraakt
wordt, waaruit alleen de echte bewogenheid voort
komt.
Het is te hopen, dat het dit jaar geopende Evange
lisatie-centrum een krachtig hulpmiddel zal zijn, om
de deur te openen naar het hart van ons volk. Rustig,
en zonder veel vertoon, wordt daar gearbeid, 't Blijkt
wel, dat de Evangelisatie-arbeid practisch voor moei
lijke vraagstukken komt te staan. Van samenwerking
tussen de kerken, terwijl ook het verwijt over de ker
kelijke gedeeldheid nogal eens wofdt gehoord. Het zal
niet makkelijk zijn, hier altijd de juiste weg te vinden.
Hier moet nagedacht over de vraag, in welke weg
't Woord Gods de gangen der kerk richt, en hoe wij
het meest vruchtbaar de stem van het Evangelie laten
klinken.
En, voor de Zending is wel heel sterk nodig een
drachtige samenwerking. Want, de Zending komt voor
moeilijkheden te staan, welke gemeenschappelijk op
treden en onderlinge steun nodig maken. Wanneer hier
de practijk en de nood dringen om de handen ineen
te slaan, dan wil dat nog niet zeggen, dat onze kerken
„het roer omgooien", en tot een ander principe voor
het Zendingswerk zijn gekomen. Daarbij komt nog,
gelijk een artikel in het Geref. Theol. Tijdschrift on
langs uiteenzette, dat over de gedachte van Zendings-
arbeid door de plaatselijke kerk, nog te praten valt.
Er is altoos samenwerking van kerken, terwijl één
kerk als beroepende kerk optreedt. Het gebed en de
belangstelling voor de Zending moeten levendig blij
ven, en dan hopen wij, dat de ontwikkeling in het
verre Oosten de mogelijkheid tot meerdere Zendings
activiteit zal brengen.
Twéé zaken hebben in het afgelopen jaar vooral de
gemoederen bezig gehouden. De conferentie van Oos
terbeek en de Oecumenische Beweging. Wat het eerste
aangaat, denken we dankbaar terug aan de dagen,
waarop Gereformeerden als broeders samenkwamen,
die kerkelijk niet meer samen wonen. Het stof, dat
deze vergadering deed opwaaien in de kringen van
Art. 31, bewijst wel, dat hier een symptoom was, dat
óók daar de aandacht trok. We behoeven dit alles
niet in den brede op te halen. Maar het jaar 1948 blijft
daardoor getekend, dat een wolkje als een mans hand
gezien werd, wat een voorbode kan zijn van een an
dere en betere verhouding ten opzichte van elkander.
Zij, die werkelijk leed er over dragen, dat de breuk
gekomen is, hebben gemeend, dat uit dit geopend
gesprek het goede kan voortkomen. Toch laat de
officiéél kerkelijke verhouding in dat opzicht nog niets
vermoeden. En wij beëindigen het jaar met smartgevoel
over het feit, dat het zo moeilijk schijnt te zijn, om
bij het belijden van den Christus elkander te verdra
gen.
Als hier niet de inzet komt, maar de „zaaksgerech-
tigheid" het beheersende element blijft, achdan
zal tenslotte elke poging vruchteloos voorbijgaan.
De Oecumenische Beweging was onderwerp van
druk gesprek en veel geschrijf, mede door de vergade
ring in Amsterdam.
„Bezinning" gaf een nabeschouwing van de hand
van Prof. Bavinck. Hierin sprak warme interesse voor
dat samenkomen vari de Christenheid maar toch was
het op de belangrijke punten niet overtuigend. Ik ge
loof, dat velen elkander hierin niet begrijpen. En, dat
het terug blijven van onze kerken zeker niet minder
oecumenische belangstelling verraadt, dan de gedachte
van sommigen, om trots de bezwaren daar toch aan
mee te doen. De stellingen van Prof. Zuidema, tegen
over die van Prof. den Hartogh, blijven de meest diep
gaande aanpak dezer zaak. En, de naderende Oecu
menische Conferentie voor de Geref. gezindte in de
wereld zal ons zeker hierin kunnen helpen.
Bij de wisseling op de troon bleven onze kerken
niet achterwege, om het geslacht van Oranje te eren,
zowel in de persoon van Prinses Wilhelmina, als van
Koningin Juliana, die wij ook eren als Vorstin bij de
gratie Gods. Het is te hopen, dat deze gedachte de
overhand behoude over elke propaganda voor de idee
van regering bij de gratie des volks. Hier ligt een
taak, om het volksleven voortdurend door onderwij
zing te dienen.
Voor het rhythmisch zingen begint gaandeweg meer
belangstelling te komen. Het is te hopen, dat de kerken
kunnen beslissen ten gunste van de aangeboden Psalm
berijming, die zeker veel goede kwaliteiten heeft. Een
enkel bericht onlangs deed echter weten, dat het zingen
nog altijd zorgen baart. De kerk van Benschop, in
Utrecht, ziet nog van de gezangen af, als zullende
schadelijk werken voor het geestelijk leven van een
deel der gemeente. Was dat vroeger ook het geval
met het bundeltje „Enige Gezangen achter de Psal
men" B.v. de Bedezang voor de predicatie, of de
Morgen- of Avondzang Als dat toen geen hinder
deed aan het geestelijk leven, waarom nu dan wel
Met welke barometer meet men toch zulke geestelijke
standen We varen toch nog altijd met wat ballast
aan boord, die met de geestelijke inhoud weinig of
niets te maken heeft. En dat doet het geestelijk leven
kwijnen. In dat opzicht is er in ons land nog veel te
doen, ondanks veel voorlichting.
De kerkelijke Pers is weer druk in actie. En het
getal der bladen groeit. Het jongste blad Heden ten
dage bedoelt op Christelijk erf de rol te vervullen, welke
Elsevier in het groot speelt. Of het slagen zal Het
blad is zeker aardig, maar wegens de overvloed van
lectuur zou ik hier haast een lans gaan breken voor
centralisatie. Het is straks noch bij te houden, noch
te betalen.
Slechts enkele dingen noemden we. Statistische ge
gevens krijgen we later wel.
De worsteling der kerk is in dit jaar voortgezet. In
dat worstelen sprak ook het gebrek. Alles blijft hier
ten dele, en wij besluiten het jaar voor God met de
belijdenis, dat wij niet kunnen beantwoorden aan de
roeping, om den Here een priesterlijk volk te zijn.
Hierin moeten ouderen en jongeren samenstemmen.
Dan staan wij naast elkaar. En, dan klinkt over ons
hoofd het verkwikkende en bevrijdende woord Uwe,
ongerechtigheden zal Ik niet meer gedenken. Het
Evangelie van de Kerstdag overtuigde ons, dat God
kwam afrekenen met al onze zonden. Hij heeft dat
Evangelie der verzoening centraal gehouden in het
leven van de kerk. En uit die bron zal Hij ons blijven
onderhouden.
Daarom zij 't besluit voor ons, dat wij Hem erken
nen, Die ons altijd genadig aanziet, 't Wonder, dat
de kerk er is énblijven zal, danken wij alleen aan
Hem. Hem zij daarom de dank en de eer, nu en in
de voleinding der eeuwen
G. C. St.
v.
Treffende overeenstemming in ziektebeeld.
Een telegram dat „Het Vrije Volk" publiceert, als
een staaltje van communistische voorlichting uit Mos
kou luidt aldus
„De Nederlandse arbeiders hielden massabetogingen
en staakten, terwijl sommige fabrieken in Amsterdam
de regering telegrafisch verzocht hebben onmiddellijk
een einde te maken aan de vijandelijkheden". Niemand
zal verbaasd zijn door dit bericht uit Moskou.
Maar nu iets anders.
De Heer Tj. Krol, lid van de Tweede Kamer, tevens
lid van het voorlopig moderamen van „de Hernieuwde
Zendingsactie" deelt aan de „Nederl." mede, dat het
hem bekend is, dat het Zendingscentrum in Indonesië
een actie voert om Dr Beel te overtuigen, dat onder
geen beding tot een gewapende actie tegen de repu
bliek moet worden overgegaan. De Heer Krol ver-?
zekert, dat gelukkig niet alle Protestantse predikanten
aan de beweging wensen mede te doen".
Het eerste bericht stond in het Zeeuw$ Dagblad
van 28-12-'48.
Het tweede bericht in het Zeeuws Dagblad van
24-12-48.
Nu kan ik me niet voorstellen, dat een man als de
Heer Krol zo iets uit zijn duim zuigt. Indien dit be
richt dan ook waar is, en indien Gereformeerde en
Hervormde zendelingen met deze actie instemmen, dan
heb ik hiervoor slechts een kwalificatie schandelijk.
Dan is dit een ontoelaatbare vrijpostigheid geweest,
om geen ander woord te gebruiken.
Ze hebben dan Generaal Spoor en zijn mannen in
het aangezicht geslagen en zich aan de zijde gesteld
van de revolutionaire terroristen. Ze hebben in hun
verblindheid dan de hand gereikt aan de revolutie,
tegen het Evangelie, dat ze moeten verkondigen. Mos
kou zal wel lachen om dergelijke zendingsarbeiders.
Er is dan ook een treffende overeenstemming in het
ziektebeeld.
Voor mij persoonlijk acht ik dit zo ernstig, dat als
hier inderdaad mensen bij behoren van onze kerken,
de kerken in deze slechts één taak hebben ze terug
roepen. Zulke mensen kunnen onze kerken moeilijk
steunen met gebed en offers.
En dan nog iets. Er wordt hier gesproken over een
Zendingscentrum. Indien dit het zendingskantoortje is
van onze kerken iri Batavia, dat ik al eerder als „zen
dingscentrum" heb horen betitelen, dan zien we blijkens
de mededeling als deze juist is, waartoe dit „gecenter"
weer leiden kan. Immers dan zijn het daar niet de
kerken die spraken, maar een centrum, dat zich wat
aanmatigt. Dat doet alsof het de kerken is. Dat zonder
ruggespraak met de kerken een actie onderneemt eigen
lijk tegen de kerken. Want de kerken zullen bijna
zonder uitzondering, de actie in Indië toejuichen.
Gelukkig echter dat niet alleen uit verschillende bla
den blijkt dat men instemt met de critiek op het ge-
centraliseer, maar dat de decentralisatie ook gaat door
werken. De vorige keer konden we nog een bericht
uit Trouw overnemen over de opening van een kan
toor in Noord-Holland. Middelburg, Rotterdam,
Utrecht en Amsterdam hebben dus nu als zendende
kerken een eigen zendingskantoor. Langzamerhand
kunnen we dus onze centra gaan bedanken voor de
door hen bewezen diensten.
Hoewel ik nog niet aan het einde ben van mijn
critiek (ik denk aan het verschijnsel van de cumulatie
van functies in „hogere" regionen bij „leidende" zen-
dingsfigureri. Ik denk aan het opofferen van het indi
viduele en het bizondere aan de Moloch van het „al
gemene", zodat de functie van Generale Zendings-
deputaten steeds groter wordt. Ik denk aan de grote
verantwoordelijkheid die men geeft aan bepaalde men
sen, die nog zo heel weinig weten van het kerkelijk