vierde jaargang No. 28 Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 7 januari 1949
ZEEUWSE KERKBODE
Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
Abonnementsprijs2,50 per Redacteuren Ds P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam. Berichten en opgaren Predik-
halfjaar (bij vooruitbetaling) beurten, tot Dinsdagsmorgens
Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers
Advertentiën 20 cent per regel Drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij 6 Olthoff, Middelburg
cUje nieuwe^ jsCiattitiricf,
De eerste dag van 1949 is met storm begonnen.
Zal dit een voorspel zijn van de stormen, die ons
verder nog wachten, nationaal en internationaal,
in de Kerk en in de wereld
Onmogelijk is dat natuurlijk niet.
Wij schuiven langzaam maar zeker (of snel en
onzeker?) op naar de jongste dag, en de Schrift
vertelt ons nergens, dat het leven in ,,de laatste
dagen" een spelevaart zal wezen. Wel het tegen
deel.
Er zijn natuurlijk nog mensen genoeg, die vrede
en geen gevaar roepen.
In een zeer merkwaardig artikel in Else vier's
Weekblad" van 31 Dec. 1948, tekent Bram van
Echt de mentaliteit van deze lieden (en zijn wij
daar zelf niet bij vlijmscherp aldus
,,Dit jaar 1948, dat nu te kantelen ligt op de
drempel van de eeuwigheid, is misschien nog niet zo
kwaad geweest, meent ge wellicht. Ge moet nog wel
elke maand een brok uit uw salaris afstaan voor
belastingen, zonder dat ge een ruimere woning krijgt
toegewezen, maar de prijs van uw zwarte sigaretten,
die in het begin van het jaar op vier en een halve
gulden genoteerd stond, is gedaald tot drie gulden
in December. China is weliswaar een rode vloedgolf
geworden, maar jenever is weer vrij te krijgen. Jan
Masaryk is in het begin van dit jaar doodgevallen
en met hem de vrijheid in Tsjechoslowakije, maar
B.V.V. werd kampioen van Nederland en in Londen
sleepten wij vijf gouden medailles in de wacht.
Neen, dit jaar is zo kwaad nog niet geweest (zegt
men), want met Kerstmis hebt- ge weer wittebrood
van 35 cent op uw schone tafellaken gehad en bij
uw ochtendkoffie (met een Dubonnet) hebt ge het
besuikerde Kerstbrood aangesneden.
De kranten schrijven alle tegen elkaar in, maar dat
is juist een creditpost, omdat ge weer zeggen moogt
wat ge wilt. Kilometers technicolor en zoetelijkheden
doen u de druilerigheden van het leven van alledag
vergeten. Men neemt de verstrooiing in een gerede
overgave, zoals de Chinese koelie zijn opium inha
leert. Zeg inhaleerde, want hij ligt op het ogenblik
ergens plat getreden op de modderige weg bij Tsjoe-
sien. Behalve textiel, boter, vlees, sigaretten en wat
luxe artikelen kunt ge alles weer kopen, waarin ge
zin hebt als de belasting u ten minste wat overlaat.
Neen, dit jaar 1948, nu bijna vervlogen, is eigen
lijk niet eens zo bar slecht geweest. Alhoewel ge er
geen spijt van hebt, dat het nu voorbij is. Het héef.t
u weer een jaar verder van de oorlog gebracht.
(Weet ge nog, die tijd, toen ge u blauw moest be
talen voor wat uitgeschoten aardappelen en ge
draai er maar niet om heen poedelnaakt tegen
over u zelf stond. Die tijd vergeet ge liever. En
1949 belooft toch weer een vooruitgang. Het Mars
hallplan draait op volle toeren, (misschien gaan de
sigaretten spoedig van de bon); en nu Benelux uit
haar beginstadium gegroeid is, kunt ge misschien
uw vrouw of vriendin aan een extra paar nylons
helpen."
De schrijver weet uitnemend goed, dat men
met zulk een „levens- en wereldbeschouwing" dié
hij zo bitter sarcastisch geselt geen stap verder
komt.
Daarom adviseert hij
„Maar zou het niet wijs zijn, nu ge alleen zijt met
de tijd, die louterende, erbarmingsvolie tijd, zou het
niet goed zijn alle bravour-maskers even af te zetten;
de nylons en de prijs van uw zwarte sigaretten weg
te gooien naar waar ze thuis horen, in de vergaar
bak van het materialisme, en eens te overwegen het
geen er in onze dagen zoal op deze wereld gebeurt
en te gebeuren staat
En enige regels verder
„Ge moet over dit alles niet gaan peinzen om
„tot inkeer te geraken" maar heel simpel, omdat
ge met de laatste uren van deze dag te .kantelen
staat op het randje van ons aller graf. Het massa
graf van de mensheid. Hoort ge de klok op de
schoorsteenmantel tikken Die tikt de tijd naar het
verleden. Daaraan heeft geen menselijke uitvinding
nog ooit iets kunnen veranderen. En hoort ge mis
schien ook nog de klop van uw hart Die klop voert
onherroepelijk naar dat massa-graf. Dank zij de
menselijke uitvindingen van deze generatie. Ge hoort
dat begrip „onherroepelijk" niet gaarne Het is zo
onverbiddellijk Angstaanjagend Toch helpt er
geen moedertje lieve aan, als ge niet danig goed
oplet en het roer meteen een halve slag omgooit.
Omsleurt. Tegen de stroom in. Kunt ge dat niet
alleen
Er was eens een handjevol mensen in de geschie
denis van deze aarde, die het aanschijn er van ver
anderde van Galilea tot aan IJsland en de bovenste
verdieping van de wolkenkrabbers in New-York. En
er is een man geweest, die de aarde en de mensheid
deed sidderen van de Gobi woestijn tot de Noorse
fjorden, terwijl de hemel te branden hing. Dat was
toch maar één man. Een mens kan veel, als hij wil...
Ge hebt zo straks al tegen u zelf gezegd, dat het-
niet aangaat de angstpsychose, waarin de wereld
van onze dagen getekend schijnt te staan, nog aan
te wakkeren door een nare afbeelding als ge hier
ziet. Maar als ge het puntje van uw sigaar afgebeten
hebt en het rookkringetje tot aan het plafond ge
volgd hebt, moet ge toch eens de aardbol beschou
wen.
Van China weet ge waarschijnlijk niet veel meer
dan dat de pinda-mannetjes er vandaan komen, dat
het groter is dan heel Europa en dat Pearl Buck er
een handvol boeken over geschreven heeft.
Wel, daar spoelt over uw mandarijnen en thee
tuinen een rode vloedgolf en waar honderden mil-
lioenen mensen in beweging komen, onstuimig als
de gezwollen Jang Tse Kiang, kunt gij niet langer
onverschillig zijn. Ge moet er de encyclopedie maar
eens op naslaan om te zien tot hoever Dschingis
Khan in het hart van Europa is doorgedrongen. Op
steppepaarden. Dat is nog heel wat anders dan in
tanks en super-jets.
En in Griekenland, waar Homerus en de zeven
muzen vandaan komen, heeft een moeder haar ogen
droog geschreid omdat rebellie-makers zeven maan
den geleden haar kind gestolen hebben. Is uw kind
misschien wel eens vijf minuten zoek geweest aan
het zomerstrand of bij het boodschappen doen in
de stad Misschien begrijpt ge het dan beter.
In Bethlehem, waar twintig eeuwen geleden her
ders knielden, wordt thans misschien iemand neer
geschoten."
Bram van Echt concludeert dan:
„Het zou dwaasheid zijn té beweren, dat de we
reld evenzeer geschrokken is van de buskruitslag bij
Pavia, de solferregen op Sodom en Gomorrha en
de zondvloed als van de atoombom op Hiroshima,
en dat de angst, die nu in ons hart woont, dus over
dreven is. Ge weet wel beter. Ge weet, dat dit wél
zo is.
Hoe het dan verder zal gaan
Wel, hoe het dan verder zal gaan, kan duide
lijk blijken uit dit citaat uit de „Openbaring van
Johannes"
,,En er kwamen donderslagen en stemmen en
bliksemen en aardbeving. En er kwam hagel en
vuur, vermengd met bloed, en het werd op de aarde
geworpen en het derde deel van de aarde verbrand
de en het derde deel van de boomen verbrandde en
al het groene gras verbrandde. En er werd iets
als een groote berg, brandend van vuur, in de zee
geworpen, en het derde deel van de zee werd bloed,
en het derde deel van de schepselen in de zee, die
leven hadden, Stierf, en het derde deel van de sche
pen verging.
En er viel eene groote ster, brandend als een fak
kel, uit den hemel, en zij viel op het derde deel der
rivieren en op de bronnen der wateren. En de naam
der ster wordt genoemd Alsem. En het derde deel
der wateren werd alsem en velen van de menschen
stierven van het water, omdat het bitter geworden
was
Het heeft me buitengewoon getroffen, deze
dingen met Schriftcitaat en al zó te lezen in „El
sevier". Niettemin laat het iets onbevredigends
achter. Wij horen Van Echt z'n lezers bezweren
„het roer om te gooien", „om te sleuren tegen de
stroom in". Als dit zoveel betekent als de Schrif
tuurlijke oproep „bekeert", en als de onuitge
sproken twijfel van de schrijver een soortgelijke
klank heeft als de weemoedige betuiging van de
zelfde Johannes in de Openbaring „zij hebben
zich niet bekeerd", dan zou dit aanspraak kunnen
maken op onze volledige instemming. Ik vrees
echter, gezien ook enkele andert uitlatingen, dat
dit omgooien van het roer meer humanistisch ge
tint is, gelijk trouwens vele „Nieuwjaarsbood
schappen", die over de wereld geslingerd zijn, en
die wij allemaal weer hebben moeten ondergaan,
dezelfde inslag hadden. We moeten ons best doen
en zo, en met de uiterste inspanning van onze
krachten komen we er wel
Dan komen we er-niet
Dit wil niet zeggen, dat we onze uiterste krach
ten niet moeten inspannen, maar het allereerst of
liever. De allereerste in ons leven in 1949 moet
zijn God En alleen in vertrouwen op Hem en
overgave aan Hem zullen we „saevis tranquillus
in undis" kunnen zijn.
Wij kunnen daarom zo rustig het jaar 1949 in
gaan, omdat wij onze. weg gaan bij het licht van
het Woord van God. Nog geheel afgezien van
de vraag naar de inhoud van dat Woord, de
troost en de vermaning, de aanwijzingen en de
afwijzingen, is het feit dat we het Woord van
God hebben verbazingwekkend.
Zoeven werd Johannes aangehaald, die klaagt
over het zich-niet-bekeren der mensen van hun
gouden en zilveren, hun houten en stenen afgoden.
Deze „goden van de tijd" spreken niet. De chris
ten heeft een sprekende God. Hij is de God van
het Woord, en Christus is zelfs het „vleesgewor
den Woord". De niet-christen heeft ook zijn God,
maar het is een zwijgende god. Heel de armoede
van de „wereld" is, dat het nu in 1949 nog steeds
geen antwoord heeft op de schreeuw van het
hartO, Baal, antwoord ons
Als God spreken wil, zullen we wijs doen te
luisteren. De bekeringseis geldt niet alleen voor
„de wereld", maar ook voor- de christenheid, en
als we ons in 1949 ergens van te bekeren hebben,
dan zal het zijn van het niet-willen-luisteren.
Misschien moet ik zeggen van het niet-meer-
kunnen-luisteren. Wij zijn aan het „Woord van
God" te zeer gewend geraakt, en je kunt aan be
paalde geluiden zó gewend raken, dat je ze een
voudig niet meer hoort. Een van de meest on
doordringbare pantsers van ons „gereformeerde"
hart is de gewenning aan en de familariteit met
de Bijbel. We worden er niet meer door aan het
schrikken gebracht, en het ontroert ons niet meer
van blijdschap. Velen hebben in dagen van nood,
in het concentratiekamp, en tijdens de honger
weer naar de Bijbel gegrepen, maar dat is nu niet
meer zo nodig. Precies als die dame zei, die in
de leesbibliotheek een boek kwam halen voor
haar man, die ziek was. Mag het een „stichtelijk"
boek wezen, mevrouw O, nee, zei mevrouw, m'n
man is al weer aan de beterende hand
Als wij dit jaar eerlijk en onbevangen en oot
moedig naar de Bijbel willen luisteren, zal de
^geestelijke en kerkelijke barometer met sprongen
vooruitgaan.
Het Woord van God is er niet slechts voor
het persoonlijk geestelijk leven, biedt niet alleen
voedsel aan de ziel, maar het geeft voor alle le
venskringen de juiste koers aan. Voor jonge men
sen die in deze labiele wereld voor een onzekere
toekomst staan, voor zakenlieden die met moeite
het hoofd boven water houden, voor politici en
staatslieden, die een zware taak hebben en een
verantwoordelijkheid als niemand anders.
Het eenvoudig luisteren naar het Woord geldt
niet in de laatste plaats voor ons kerkelijk leven.
Het is beschamend maar waar, dat op het ter
rein, waar het Woord de meeste invloed moest
hebben (de kerk), het minst naar het Woord ge
luisterd wordt. Ik bedoel speciaal naar die 'eis,
die het Woord met onverbiddelijke strengheid
en tegelijk ongelooflijke liefde steeds herhaalt
dat zij allen één zijn.