Axelaria Er zitten in die redenering natuurlijk wel zeer juiste gedachten, en het is wel jammerlijk, dat velen de vrede onder de mensen blijkbaar veel belangrijker vin den, dan de vrede met God. Maar naar mijn besef klopt het toch niet helemaal. Het is min of meer een zijdig en daarom niet helemaal juist. Als iemand tegen me zegtwaarom hebben die engelen zich dan niet duidelijker uitgesproken Het was de hemel toch wel toevertrouwd, om precies te zeggen waar het op stond! Waarom dan niet ronduit gezongen van „vrede met GocT'. Maar zij spreken en zingen van vrede op aarde! Ik zeg als iemand dit tegen me zegt, dan moet ik dat eigenlijk toegeven. We zullen er inderdaad niet van tussen kunnen, dat het engelenlied inderdaad iets te maken had en heeft met de vrede op aarde onder de volken. Het zal ons niet geoorloofd zijn deze vrede alleen te interpreteren als de verticale vrede (met God), maar ze is ook een horizontale vrede (onder de mensen). Zoals uitkomt in het bekende lied O Vredevorst, Gij kunt gebieden de vrede op aard èn in mijn ziel. Maar als we dit eerlijk toegeven, komen we heus niet zwakker te staan. Het is niet zo, dat we dan met de mond vol tanden moeten afdruipen, en ons het verwijt van een misluk king of „bankroet van het Christendom" of hoe men het verder maar noemen wil, moeten laten welgevallen. Het verwijt van „faillissement" moet integendeel op de beschuldigers zelf terugvallen (van welke schuld wij natuurlijk ook graag ons aandeel nemen) Wat toch is het geval Men heeft dikwijls gedaan, en doet nóg altijd, alsof de engelen alléén van „vrede op aarde" hebben ge zongen, alsof dat de hele inhoud van het lied was. Alsof thema en verdeling van hun hemelse preek was vrede en nog eens vrede, en niet1 anders dan vrede. Dat is natuurlijk volstrekt onjuist. De engelen hebben het ook over iets anders gehad. Ze hebben 't daar zelfs allereerst over gehad. Namelijk over de ere Gods. Dat is de inzet, en ik mag wel zeggen de hoofdzaak van hun zang. Dat „ere zij God" is de voorwaarde om te komen tot het tweede vrede op aarde. Als men een streep haalt door de eerste strophe, dan kan de tweede ook nooit in vervulling gaan. Nog sterker als men het „ere zij God" verandert in „ere zij de mens", dan moet de verwarring en de onvrede onder de mensen al groter worden. In het engelenlied heeft God „orde" op zaken ge steld en gezegd zo zal het gaan. Ik eerst mijn eer, en dan gij mensen uw vrede. Maar als men zich aan die goddelijke orde niet stoort, komt er natuurlijk nog veel meer wanorde. Het is daarom volkomen oneerlijk als men uit de engelenzang alleen uitknipt wat men graag wil (vrede op aarde), maar er uit laat, wat mén niet wil: de ere Gods. U zult zien, dat het altijd weer zo gaat. Zo gaat het nu ook in de Veiligheidsraad. Daar wordt heel veel gepraat over de „vrede op aarde", maar over de ere Gods, en de rechten die Hem toekomen, wordt met geen woord gerept. Men heeft zichzelf in de plaats van God gezet. Men roept de volkssouvereiniteit uit in plaats van Gods souvereiniteit te eren. Men verkiest de revolutie boven het evangelie. En daarom is ook het werk van de Veiligheidsraad met vruchteloosheid geslagen. Ieder zal begrijpen, dat het conflict tussen het enge lenlied en de militaire actie niet zo groot is als aan vankelijk scheen. Het een is zelfs in overeenstemming met het ander. Ik beweer niet en kan dat helaas ook niet, dat de ere Gods onze regering zo zwaar op het hart ligt. Ik geloof ook niet, dat zij haar gewichtige besluiten daar om genomen heeft. Maar voor ons staat het toch wel vast, dat de overheid als dienaresse Gods het zwaard niet tever geefs draagt. Zij heeft de plicht, met de haar van God gegeven machtsmiddelen op te komen voor recht en gerechtigheid. Naar schier aller overtuiging (de com munist uitgezonderd, maar die lééft bij de chaos) schrei den terreurdaden en onmenselijke wreedheden ten hemel. De duizenden, die daaronder leden te helpen en het recht te herstellen was niet slechts tot heil der volken, maar tot ere van God. En het is alleen in deze weg, dat ook het „vrede op aarde" in vervulling kan gaan. De orde die de engelen in Bethlehem aangegeven hebben, blijkt nog steeds de juiste orde te zijn. De chaos neemt toe zolang er met Gods rechten niet gerekend wordt. De rust zal komen, als dat wel geschiedt. Als men ons deswege voor bloeddorstige lieden wil aanzien, moet men z'n gang gaan. Het is te kinderachtig en te kortzichtig, om daar ook maar één woord aan te verspillen. Wij verfoeien de oorlog evenzeer als wie dan ook. Wij huiveren voor alle geweld. Wij denken er met zorg en angst aan, dat'er weer rouw zal komen in vele gezinnen. En wij zullen met nog meer klem dan anders een muur van gebeden optrekken rondom „onze jongens". Wij bidden veel voor hen, en voor die hier achter bleven. God spare hen in de uitoefening van hun plicht. En geve hun en ons nog een goed Kerstfeest. H. V. DE SCHUWHEID VOOR HET WOORD. Merkwaardig en toch heel begrijpelijk, treft men ook in alle godsdiensten een zekere afkeer voor het woord aan. De taal zo meent men dan verbergt, vervalst, ontwijdt. Zij is een stoornis voor de goddelijke waar heid, een verzwakking van haar macht. Wie de god heid waardig dienen wil, wordt woord-schuw, komt vanzelf tot'zwijgen De huivering voor de macht van 't woord is om- - geslagen in zijn tegendeelhet religieus besef van de onmacht van alle woord, om aan God en Waarheid recht te laten wedervaren. Is er al weer niet een korrel waarheid in Is niet het mensen-woord volstrekt onvoldoende om zelfs maar eigen innerlijk te vertolken, laat staan het hart van God „De minachting voor het woord, die ons moderne mensen diep in de ziel zit, komt negatief uit de reactie tegen het primitief-scholastische krachtwoord („eberf wo Begriffe felhlen, da stellt zur rechten Zeit ein Wort sich ein"), positief uit het besef van de ontoe reikendheid van alle beeld en klank. Waar wezenlijk gesproken zal worden, daar blijft alleen zwijgen over.",*) Zo wankelt de „religieuze" mens tussen het „ge vaarlijk" spreken en het volstrekte zwijgen. Heden tast hij magisch naar woorden. Hangt en kleeft hij aan bepaalde klanken en formulen, waarmee hij de goden zelfs in zijn dienst kan stellen. Morgen vlucht hij angstig uit alle taalvorm in de diepere zin, om tenslotte van zijn onrust uit 'te rusten in het volledig zwijgen. Vandaag strijdt hij voor de letter, morgen geeft hij alle uiterlijk woord prijs om niet dan een fabel, een symbool over te houden en in de geestelijke zin achter 't willekeurig uitgelegde woord of getal de onthulling van de waarheid te zoeken. Toch blijft de taal, nu eens vergood, dan weer ver guisd, een Goddelijk wonder.' Gelijk het water, dat in wijn veranderde, door men sen aangedragen en geschept moest worden, Jézus' Heer-lijkheid, zijn Heer-zijn over de natuur openbaarde, zo mag de mens zijn menselijk woord blijven aandra gen, het éne vat na 't andere vullen en daarna schep pen om daarin mee te werken aan de openbaring van het Heer-zijnvan het vleesgeworden Woord. Augustinus, weifelend tussen het gebrekkig spreken en het mystieke zwijgen zegt het goed „Laat ons niet spreken laat ons niet zwijgen laat ons jubileren Stamelend juichen van God, dat is het wat de mens mag en moet „Indien in iemand zwijgt de onrust des vleses, als zwijgen de gedachten aan de aarde en de wateren en de lucht, indien zwijgt het uitspansel en de ziel zelf zwijgt en, niet aan zich zelf denkend, boven zichzelf zich verheft, en de dromen en openbaringen der ver beelding zwijgen en elke tong en elk teken en al wat voorbijgaand van aard is, indien dat voor iemand ge heel zwijgt en indien Hij zelf alleen sprak niet door hen, maar door Zichzelf, zodat wij zijn Woord zouden horen niet door de tong des vleses noch door de stem eens engels, noch door de klank ener wolk, noch door de raadselen ener gelijkenis, maar wij Hem zelf zouden horen, wien wij in al deze dingen bemin nen zou dat niet zijn Ga in, in de vreugde uws Heren?"'*) D. J. C. Zie „Wegen en Grenzen" van Dr G. van der Leeuw, bl. 184. Augustinus' Confessiones IX, X, 25. OP ZIEKENBEZOEK. IV. Helaas ben ik nog niet aan het einde van de be schrijving der kwalen, die de patient heeft. Het is met smart in het hart, dat ik wijzen moet op nog meerdere bedenkelijke verschijnselen. Telkens weer beluister ik vragen van broeders en zusters, die alleen te beant woorden zijn, als we eerlijk deze ziekteverschijnselen noemen. Verbloemen van dodelijke kwalen is harder dan ze eerlijk te zeggen. En dit zeggen is temeer ge boden, omdat de tijd dringt, zowel in Indië als hier. We moeten de kwalen aanwijzen, voordat het te laat is. Ik wil ditmaal eens wijzen op het ziekteverschijnsel, dat ik de „hoogkerkelijkheid" zou willen noemen. Langzamerhand is immers in de zending de overtui ging gegroeid, dat de kerken als instituut een manusje van alles moeten zijn. De kerken als instituut moeten een lectuurdienst opzetten. De kerken als instituut moeten sociaal-economen sturen. De kerken als instituut moeten landbouwvoorlich ting geven. De kerken als instituut moeten politieke voorlichting geven. De kerken als instituut moeten samen met Barthia- nen, hoger onderwijs geven en bekostigen. De kerken als instituut moeten ziekenhuizen (weer op)bouwen en exploiteren. En zo zijn er wel meerdere zaken te noemen. De Engelsen noemen dit comprehensive approach en ze bedoelen daarmee, dat heel het leven door de zending moet worden aangevat en gebracht onder de beade ming van het Evangelie. Nu zal er wel niemand zijn, die Gereformeerd is, of hij zal toejuichen, dat „er" geen duimbreed gronds meer zal zijn, of Christus kan zeggen „mijn". Hier ligt het werk van de kerk als organisme. Maar hoezeer we er ook allen voor strijden Willen, dat heel het leven onder alle volken gekerstend wordt, de vraag, waarover het hier gaat is of de kerk als instituut dit tot taak heeft. De practische vraag wil ik eens geheel en al ter zijde laten. Ik wil dus niet spreken over de enorme sommen, die hiervoor zullen gevraagd worden, indien het in deze richting zal doorgaan. Immers als het moet, dan zal Christelijk Nederland ook daaronder zijn schouders wel zetten. Maar de vraag is moeten de kerken dit doen Is dit de taak van de kerken als in stituut Laat ik erkennen-, dat ik zelf gemeend heb, dat dit het geval was. Maar nu zet ik een groot vraagteken. De taak van de kerk is de-prediking van het Evange lie. Woordverkondiging En al zal de zendeling ook aanvankelijk allerlei voorlichting moeten geven, die niet rechtstreeks met zijn ambtswerk in verband staan, dit zal toch zo spoedig mogelijk door verenigingen, hetzij in Indië of hier moeten worden overgenomen. Aanvankelijk werden hier ook tal van christelijke scholen na de schoolstrijd bestuurd door kerkeraden. Maar spoedig heeft men ingezien, dat de kerk wel de principis moet aangeven, maar dat een kerk niet tegelijk schoolbestuur moet zijn. Zo nu is het ook in Indië. Wanneer er politici en sociaal economen naar Indië moeten (hiervoor zijn nu al gelden uitgetrokken), dan juichen we dit werk als zodanig toe. Maar- we menen, dat niet de kerken, maar andere instanties dit werk moeten verrichten. De omstandigheden mogen er aan meewerken, dat de kerken nog allerlei niet kerkelijke arbeid op haar schouders hebben genomen, dit neemt niet weg, dat niet de omstandigheden, maar de principia ons moeten leiden. Er zouden nog tal van dingen te noemen zijn, maar ik meen, dat deze beter op kerkelijke vergaderingen kunnen behandeld worden dan in een kerkblad. Echter wil ik er nog één noemen, die wel heel sterk leeft onder ons volk. Hoe zit het toch met die politieke opvattingen van sommige zendingsarbeiders Want hoe men de zaak ook wendt of keert, de politieke caprioles en meningen van sommige zendingsarbeiders zijn ons kerkvolk niet vergeten. Ik wil het treurige geval van Sjarifoeddin maar niet uitbenen, maar het zegt toch wel heel veel. N.L ditdat men er naast was (en er naast is) toen men coquetteerde met de republiek. En dat onze Schouten c.s. gelijk hadden in den Haag. En dat het dagblad Trouw heus niet zo'n dwaze voorlichting heeft gegeven en geeft. En dat velen applaudisseren als ze Elseviers artikelen lezen op dit punt, terwijl ze groen worden van- ergernis, als ze horen hoe sommige zendingsarbeiders dachten en denken. Om maar te zwijgen van Djocja en de aan sluiting aan de Wereldraad van kerken, waarin o.a. rood en roze getinte figuren zitten. Die Rooms- en Grieks-Katholieken onder zijn leden tellen. Een Wereldraad, die water en vuur wil verenigen. Ik weet wel wat men zegtje mag de politiek en de zending niet door elkaar halen. Die twee moet je gescheiden houden. Maar mijn antwoord is le. dat men dit zelf niet gedaan heeft2e. dat iedere zende ling iedere dag met politiek heeft te maken. En ons volk wil niet voor een zeker gedeelte wel en voor een ander gedeelte niet met. zendingsarbeiders meegaan. Ons volk wil voor 100% zijn vertrouwen geven aan onze mannen, die ze van harte liefhebben, maar die ze wil zien als hun eigen vertrouwensmensen. Ze wil len die mannen van ganser harte kunnen opdragen in het gebed. Ons volk vraagt niet, dat ze zullen erkennen, dat Indië weer onder Nederlands gezag moet komen. In tegendeelhet wil voor 100% aan het nationale ver langen van Indië tegemoet<&> komen. Maar Christus' kerk wil niet meegaan met hen, die collaborateurs wa ren met de vijand. Wil niet met de „republiek" vriend jes zijn en tegelijk aan die republiek honderden jonge levens opofferen. Geven wij onze bijdragen en zenden we onze jongens en mannen, omdat we Indië haten Neen, omdat we het liefhebben en tot de Heiland wil len brengen, blijven we offeren en blijven we het beste geven wat we hebben de bloem van ons volk. Maar dit offer is niet verantwoord, als we met een heidense revolutiegeest meedoen. Want ook hier geldttegen de revolutie het Evangelie. De Here Jezus is in de wereld gekomen voor alle volken en hij gebiedt ons aan alle volken het Evan gelie te brengen, dus ook aan het Javaanse. Maar als wij geheel of gedeeltelijk de geest der revolutie zou den moeten begroeten, om op Java te werken, dan zal een duidelijk „neen" moeten worden uitgesproken. Want ook hier geldtdat. het Evangelie tegenover de revolutie staat. A. H. O. ZENDINGSKANTÓOR GEREF. KERKEN IN NOORD-HOLLAND. Naar we vernemen bestaan er bij de Commissie van Advies voor de zaken van de Zending der Geref. Kerken in Noord-Holland plannen binnenkort te Am- s> sterdam een kantoor in te richten ter behartiging van de zendingsbelangen aan het thuisfront, met name om het zendingswerk van de kerken in deze provincie te stimuleren. Zulk een zendingskantoor wordt dan ge sticht in navolging van de Geref. Kerken in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg, van Zuid-Holland ten Zuiden en van de provincie Utrecht, welke kerken resp. te Middelburg, te Rotterdam en te Utrecht reeds zulk een zendingskantoor hebben geopend. Als we juist zijn ingelicht, moet het iiji de bedoeling liggen aan het te Amsterdam te vestigen zendingskantoor te verbinden Dr W. G. Harrenstein te Weesp.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1948 | | pagina 2