in de Bijbel
ZIPPORA.
BEROEPEN.
vierde jaargang No. 24 Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 10 dec. i948
ZEEUWSE KERKBODE
i
Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
Abonnementsprijs: 2,50 per Redacteuren: Ds P. de Bruyn, Ds D. J. Couvee, Ds S. Greving, Drs C. Stam. Berichten en opga* en Predik-
halfjaar (bij vooruitbetaling) beurten, tot Dinsdagsmorgens
Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers
Advertentiën 20 cent per regel Drukkers Littooij 6 Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij 6 Olthoff, Middelburg
Zippora was de vrouw van Mozes en moeder van
Gersom en Eliëzer.
Een goede moeder is zij voor deze jongens niet ge
weest. Voor 't natuurlijke misschien wel, daar blijf ik
af. In dat opzicht geeft de Schrift zelfs grond voor
het vermoeden, dat zij een zachtaardige, lieve moeder
was.
Maar voor het geestelijke niet.
Zippora, de vrouw uit Midian, leefde niet uit het
verbond, derhalve kon zij haar kinderen niet opvoeden
in de vreze des Heren, noch ze wijzen op de schatten
en heerlijkheden, die in het verbond besloten lagen.
Ik moet het nog sterker zeggen.
We krijgen de indruk, dat Zippora, de vrouw van
de „Middelaar van het oude verbond" vijandig stond
tegenover de Here. De God van haar man Mozes vond
ze eigenlijk een wrede God, Die haar kinderen pijn
wilde doen en bloedige offers vroeg. Zó bezag zij het
„sacrament" der besnijdenis, gelijk zo meteen blijken
zal.
Wie dit overbrengen wil naar de verhoudingen van
de tegenwoordige tijd, zou kunnen zeggen Zij was
niet een vrouw, die onverschillig stond en tegen haar
man zou zeggen jij moet maar weten, of je de kin
deren gedoopt wilt hebben of niet. Maar zij was een
vrouw, die er volstrekt afkerig van was, en alle po
gingen in het werk zou stellen, om de doop der kin
deren te verhinderen.
Met zó een vrouw was nu Mozes getrouwd.
Mozes nog wel
U weet, hoe Mozes met haar in kennis kwam.
Toen hij dacht, dat de tijd voor Israels verlossing
aangebroken was, bleek het Gods tijd nog niet te zijn.
Op het uur dat Mozes wilde, wilde God nog niet.
De Here had daar Zijn wijze reden voor.
Mozes was op 40-jarige leeftijd nog veel te dol
driftig en onbesuisd, zoals blijkt uit het verslaan van
de Egyptenaar. Hij moest nog veel leren. Hij moest
vooral geduld en zachtmoedigheid leren, want er zou
veel geduld voor nodig zijn, dat Joodse volk, dat
God en mensen zo tergen en sarren kon, te leiden.
Daarom stuurt God hem 40 jaar achter de schapen.
Hij moet 40 jaar leren wachten.
Daar, in Midian, kwam hij daar bij Jethro terecht
en trouwde met zijn dochter, Zippora, die hem twee
zonen schonk.
Na daar 40 jaar vertoefd te hebben, was het Gods
tijd om Israël te verlossen, maar toen was het Mozes'
tijd niet.
God wilde, maar Mozes wilde niet.
Zo botst dat voortdurend tegen elkaar in tussen
God en de mensen. We weten daar alles van Maar
daar willen we 't nu niet over hebben. We gaan nu
Mozes vergezellen op z'n reis uit Midian naar Egypte,
waar vooral tijdens die merkwaardige gebeurtenis in
„de herberg" een eigenaardig licht valt op Mozes'
gezinsleven en niet het minst waar het ons om te
doen is op zijn huisvrouw Zippora.
Men kan daar in Exodus 4 2426 het een en
ander over nalezen.
Mozes is met zijn vrouw en kinderen of weg gegaan
naar Egypte, om daar zijn roeping te volbrengen.
Als ze ergens moeten overnachten, komt God hem
tegen, en zócht' hem te doden.
Op welke wijze God Zijn misnoegen Iaat blijken,
staat er niet bij. Sommigen denken aan een engel, die
met Mozes worstelde, gelijk eens met Jacob in Pniël,
maar de meest gewone opvatting is toch wel, dat
Mozes door een zeer ernstige ziekte werd getroffen,
waaraan hij dreigde te sterven, en daar zullen we
't maar op houden.
Dat was dus een vreemde geschiedenis.
Mozes was door God geroepen, om een grote taak
te volbrengen, en tegelijkertijd wil Hij hem doden
Dit kan natuurlijk niet samengaan, en dit ernstig
ongeval in de herberg moet voor dat gezin in de
„herberg" wel een stem uit de hemel geweest zijn,
dat God Mozes j elk geval niet kon gebruiken.
Merkwaardig gei, - deze stem door de Midia-
nietische Zippora het vuasdelijkst verstaan.
Zij voelt Gods toorn in de levensbedreiging van
haar man. De schrik slaat haar om het hart, en intuï
tief doet zij een daad, waarmee de kern van de hele
zaak wordt aangeraaktzij besnijdt haar zoon met
een stenen mes.
De zelden bedriegende stem van het geweten heeft
haar gezegd, dat het daarom ging Zij voelde wel
God toornde over de verwaarlozing der verbonds-
inzettingen in hun gezin. De oudste zoon had dit
verbondstelcen blijkbaar wel ontvangen, maar de jong
ste niet. Mozes had daar wel met haar over gespro
ken, maar zij voelde daar niets voor. En haar man
was voor die aandrang bezweken. En nu begreep
deze vrouw heel goed, dat het zó toch niet' ging.
Mozes moest in Egypte de boodschap van het verbond
overbrengen, maar in z'n eigen gezin werd de ver-
bondsgehoorzaamheid niet betracht. Dat kan natuurlijk
niet. Dat kan zelfs een Midianietische wel begrijpen.
En omdat zij wel begreep, dat zij de oorzaak was
van dit geestelijk verval in eigen gezinskring, greep
zij in.
Niet omdat zij nu boog voor God.
Niet omdat zij berouw had, en zich nu geheel ge
wonnen gaf.
Het motief dat haar dreef was de angst.
Zij was maar doodsbang, dat ze haar man missen
moest, en zag in deze besnijdenis het enige middel om
de toorn Gods te stillen.
De Here heeft nu Zijn zin. De kinderen zijn be
sneden
Dat blijkt wel uit de heftige verwijten, die ze haar
man doet.
Zij zegtge zijt mij een bloedbruidegom vanwege
de besnijdenissen.
Ze bedoelt daarmee, dat ze Mozes alleen als man
en bruidegom terug krijgen kan door het bloedig
middel der besnijdenis toe te passen. Ze vindt dit
eigenlijk hard en wreed. Maar wat doet een mens
als hij in angst zit. Zij wil tot geen prijs haar man
verliezen, en kiest van twee kwaden nu het beste.
U ziet, overgegevenheid zit daar in het minst niet in.
Maar ze geeft zich dan toch gewonnen. Zij het tegen
wil en dank. Zippora is een van die velen, die er op
wacht, dat er eerst wat ernstigs moet gebeuren.
We zouden in dit verband het een en ander kunnen
zeggen van Mozes als type van de Christus, Die wij
slechts als Bruidegom kunnen ontvangen door het
bloedig offer van het kruis.
Maar dat is nu niet aan de orde.
We willen ons nü slechts bezig houden met Zippora.
Zij is, na dit voorval, met haar twee kinderen naar
Midian teruggereisd. Wij houden ons hart vast, als
we peinzen over de vraag, wat er onder de leiding
van deze moeder van haar jongens moet terecht komen.
Van Gersom en Eliëzer horen we verder niet veel.
Vooraanstaande figuren zijn deze zonen van de leider
in Israël niet geworden. Ze mogen in hun geslacht nog
voortgeleefd hebben onder Israël, en dit geslacht moge
opgeschreven zijn bij het tellen van Sions kinderen,
maar dat moet dan gebeurd zijn niet dank zij, maar
ondanks Zippora
Mozes is wel een gelovig man geweest, en dat blijkt
ook wel uit de naamgeving zijner kinderen, waarin
hij al zijn heimwee naar God en Zijn volk uitsprak
in het land zijner vreemdelingschappen.
Maar de Schrift aarzelt niet, onverbloemd ook van
deze man Gods de zwakke plekken aan te wijzen en
te verklaren, dat hij in zijn gezinsleven wel zeer zwak
en nalatig geweest is. Niet hij gaf de toon aan, en niet
hij oefende een verheffende invloed uit, maar de on
gelovige vrouw heeft kans gezien, het gezinsleven neer
te halen tot een lager niveau, waarin slechts enige
wijziging kwam, toen er iets heel ernstigs gebeurde.
Het is niet nodig, hier de waarschuwende vinger
op te steken tegen het „gemengde huwelijk", waarin
ondanks veel goede voornemens dikwijls hetzelfde
gezien wordt.
Ook in het normale, zogenaamd gereformeerde gezin
kan er een geestelijke vcrachtering en veruitwendiging
komen, die vrijwel op één lijn staat met de verwaar
lozing van het verbond, en de verbondszegelen, zoals
dat uitkwam in Mozes' gezin.
Zippora's zijn er nog genoeg.
Aan hen wil ik alleen de vraag stellen moet er
nu eerst wat gebéuren in uw gezin
En als er wat gebeurt, zal u dit dan alleen bang
maken, of zult ge er eindelijk uit leren, de Here te
vrezen
Hij neemt het niet zo lichtvaardig met de doop als
menigeen wel denktH. V.
VOOR DE TWEEDE MAAL
Een onzer lezers wil hier graag wat meer van we
ten. In zijn jeugd, zo schrijft hij, kwam dat wel een
enkele maal voor, maar zo langzamerhand was dat
„euvel" verdwenen, totdat dat nu opeens weer op
duikt. Wat is dat nu eigenlijk, zo vraagt hij is er
iets met de beroeping door de kerken niet in orde, of
worden er lichtvaardige beslissingen genomen of nóg
iets anders
Laten we maar bij 't begin beginnen.
In art. 5 onzer Kerkenorde staat, dat de beroeping
zal geschieden met onderhouding van de generale ker
kelijke ordinantiën over het meer dan eenmaal beroe
pen van dezelfde Dienaar in dezelfde vacature.
Dit schijnt terug te slaan op de bepaling van de
Synode van Dordrecht 1893, art. 164, waar gezegd
wordt„Het voor de tweede maal beroepen van de
zelfde Dienaar des Woords in dezelfde vacature zal
niet zonder toestemming der classis mogen geschieden".
Voor een gewoon beroep is zulk een „toestemming"
natuurlijk niet nodig. Elke kerk is zelfstandig en vol
komen vrij om die predikant te beroepen, die men
begeert. Zij behoeft daarom de classis niet eerst te
raadplegen. Maar als nu een kerk iemand beroepen
heeft, en die predikant bedankt, maar hij wordt na
verloop van enige tijd wéér door dezelfde kerk en
in dezelfde vacature beroepen, dan komt de classis
er bij te pas. Het beroepingswerk toch is een ernstige
zaak, en de kerken hebben er op toe te zien, dat dit
niet naar beneden wordt gehaald, en er om zo te
zeggen, geen spelletje mee gespeeld wordt.
Het is voor mij de vraag, of dit classicale toezicht
zo zal ik het nu maar noemen enkel in actie
moet komen bij een beroep dat voor de tweede maal
uitgebracht wordt.
Er gebeuren, zoals af en toe uitlekt, bij het beroepen
wonderbaarlijke dingen, hetgeen aan de eerbied voor
het ambt en voor de kerk niet ten goede komt. De
ene predikant bedankt, omdat- zijn werk in de ge
meente „nog niet af is", maar in de komende drie
maanden zwoegt hij dan blijkbaar zó hard, dat een
beroep dat na verloop van die tijd uitgebracht wordt,
wél kan worden aangenomen. Nummer twee heeft al
zoveel te kennen gegeven, dat hij komen zal, maar
nadat mevrouw de pastorie gezien heeft, bericht hij
na „biddend overleg" „geen vrijmoedigheid te kunnen
vinden". Een derde vindt een beroep wel aanlokkelijk,
omdat dit hem een springplank biedt voor een salto
naar de grote stad, wat dan dikwijls een salto mortale
blijkt te zijn.
Een even ernstig zondenregister, maar nu van de
zijde der beroepende kerken, zou hieraan toegevoegd
kunnen worden, om van de wijze, waarop sommige
candidaten het getal beroepen tot tien en meer weten
op te voeren, nu maar te zwijgen.
Maar laat ons terugkeren tot het „voor de tweede
maal beroepen".
Ook het geslacht der theologen is dikwijls een
wankelmoedig geslacht. Er zijn ook onder de dominees
besluiteloze lieden. Er zijn er ook, wier kloekere egas
voor hen beslissen. Is dat niet zo, dan worden de
knopen geteld, en dan komt men soms later tot de
ontdekking, dat er verkeerd geteld is. Dan krijgt do
minee spijt. Hij had toch maar moeten aannemen in
plaats van bedanken, en in zo'n geval zou 'n tip naar
de beroepende gemeente voldoende kunnen zijn, om
voor de tweede maal nóg eens te beroepen.
Ook het omgekeerde kan het geval zijn, n.l. dat
het initiatief uitgaat van de beroepende kerk. Men
is teleurgesteld door het bedanken, men slaagt elders
niet, en keert dan in arren moede naar 2?n eerste
liefde terug, om nog eens 'n aanzoek te wagen, hoe
wel er in wezen niets veranderd is.
Beide genoemde gevallen zijn natuurlijk fout.
Wie een zo ernstig besluit als het aannemen of
bedanken voor een beroep voor het aangezicht des
Heren genomen heeft, moet daarvoor staan, en de
kerken moeten daar vrede mee nemen. Het lichtvaar
dig daarop terugkomen doet tekort aan de ernst der
zaak en haalt het neer tot een „affaire".
Daarom bemoeit zich de classis er mee.
De kerken hebben gemeenschappelijk er voor te
waken, dat de heiligheid van Gods huis sierlijk is,
en zij hebben de waardigheid der kerk en haar dienaar
te beschermen.
Mocht dus uit het onderzoek der classis blijken, dat
bij dit tweede beroep er niets veranderd is dat wijzi
ging der eerste beslissing rechtvaardigt, komt men -
tot de conclusie, dat alleen dominee maar spijt had, of
de kerk het nog eens „proberen" wilde, dan zou het
niet geoorloofd zijn, dat een dergelijk beroep door
de classis werd geapprobeerd.