JótUp&ds-
Axelaria
met kanttekeningen
Zieken-taak.
een ploeterende moeder van kinderen. Solidox en pa
tates frites veroveren de wereld En laten nu alle
meisjes die secuur werken willen en geen stralende
lach hebben zich maar opbergen. Zij worden geen
privé-secretaresse
Is dit nu niet wat teveel drukte gemaakt om zon
simpele advertentie
Laat mij u één ding mogen zeggen.
Als Zeeuws Dagblad of Trouw een advertentie op
nam van de bioscoop, vloog heel Gereformeerd Zee
land op.
En terecht.
Maar die bioscoop biedt alleen maar het vervolg
op Solidox.
De advertentie vertoont slechts het blijspelLoesje
wordt privé-secretaresse vanwege de mooie tanden.
De bioscoop onthult het daaropvolgend drama. Het
hellend vlak van het verworden huwelijk en de ver
boden liefde, omdat dat stuk van een patroon z'n ogen
van Loesje niet afhouden kan.
Het gekke is, dat het christelijk geweten niet pro
testeert tegen de immorele reclame, en dit allemaal
rustig verteert, totdat straks de ongelukken gebeurd
zijn. H. V.
Waarzeggende geest.
In „De Reformatie" van 25 Sept. j.l. staat te
lezen
„Onze lezers weten', dat Ds Bos zich rechtstreeks
tot Dr J. Ridderbos gewend heeftmet welke vraag
dat was, weten ze ook. In het Wachter-nummer dat
zooeven me onder de oogen kwam, vinden we van
eenig antwoord niets. Ook niets over een eventueel
ontvangen antwoord. We hebben dat verwacht"
(cursicering van mij, H. V.).
Bovenstaand knipsel is uit een artikel, dat
eigenlijk al een week eerder geplaatst had moe
ten zijn, zoals K. .S. meedeelt. Nu is het terecht
gekomen in hetzelfde nummer, waar ook het
volgende staat
„Thans heeft Ds B. A. Bos antwoord gekregen
van Dr J. Ridderbos vgl. ons artikel van twee we
ken geleden over„Wat is de BASIS voor een
samenspreking
Het antwoord is wat ik verwachtte" (cursivering
van mij, H. V.).
Over Oosterbeek.
In de gelijkgeschakelde Wachter bespreekt Ds
Tollenaar de conclusie's van Oosterbeek.
Hij komt tot het volgende resultaat
„Als men het geheel overziet, is het toch mdar
weinig belangrijk, en onwillekeurig komt de vraag
op Moest men daarvoor gaan confereeren. Nu is
het wel waar, dat men op zoo'n conferentie niet
alles bespreken kan. Het zal stellig bedoeld zijn als
een begin. Maar we vreezen, dat men er op deze
wijze toch piet zal komen. Men zal toch eens moeten
beginnen aan het werkelijke strijdpuntDe synodale
besluiten over de wedergeboorte en de schorsings
besluiten".
Het werkelijke strijdpuntde synodale beslui
ten over de wedergeboorte en de schorsingsbe
sluiten, daar moet men mee beginnen zegt Ds T.
en dat heeft men niet gedaan.
Hier zijn nu. de feiten
„Concl. III. Het gesprek met de broeders van
de Gereformeerde Kerken (onderhoudende art. 31
K.O.) bracht de broeders van de Gereformeerde
Kerken tot de overtuiging,
le. dat het dringend gewenst is, de vraag op
nieuw onder de ogen te zien, of niet in 1942'43
zakelijk gebonden is aan „houden voor reeds weder
geboren", terwijl er blijkens de Verklaring van 1946
ruimte is ook voor de opvatting, dat de kinderen
zijn te beschouwen als kinderen, die wedergeboren
zijn of zullen worden,
2e. dat, indien het voorgaande het geval zou
blijken te zijn, een nader onderzoek moet worden in
gesteld naar de schorsingen, die gevolg zijn geweest
van het niet kunnen aanvaarden van de uitspraak
van 1942'43."
Iedereen kan zien, dat Ds Tollenaar maar wat
zegt.
Gelijkschakeling.
Ds Bos mag niet meer in De Wachter schrij
ven, want Ds Bos ageerde vóór samenspreking,
en „zolang de samenspreking door onze kerken
in handen gelegd is der synode achten we het
onjuist, dat daaraan door een orgaan op eigen
houtje een actie gevoerd wordt, waarvoor onze
kerken geen enkele verantwoordelijkheid kunnen
aanvaarden". Aldus Ds Tollenaar in De Wach
ter. Had zoiets in onze pers gestaan, dan had
men alweer geschreven synodocratie tot en met.
Ds Bos heeft nu een nieuw orgaan, „De Roe
per" opgericht, met bijna alle medewer
kers van de vroegere Wachter. Hierin schrijft
Ds Schelhaas van Roodeschool o.a. het volgende:
„Vrijheid van spreken enschrijven.
Theoretisch is het zo, dat ieder van ons onder
binding aan Schrift en belijdenis vrij is, om te
spreken en te schrijven, zoalshij zelf meent, dat
het goed is.
Practisch* is het geheel anders.
„De Reformatie" en het „Geref. Gezinsblad" laten
één geluid horen. In het Noorden heeft de „Geref.
Kerkbode" een machtige lezersschaar en dus een
grote invloedssfeer. Ook in dat blad komt men ech
ter niet meer aan het woord, als men het niet met
de leidslieden eens is. En nu is „De Wachter" ook
nog gelijkgeschakeld.
En lees dan de bladen van de jeugdbonden en van
mannen- en vrouwenbonden onder ons. Het is alles:
koekoek één zang.
Over de opzet der congressen hoef ik het
niet te hebben. Het is alles bekend genoeg. Alles
is er op gericht, om allen en alles gelijk te schakelen.
Deze toestand is onhoudbaar.
Velen zuchten er onder. En de zaak der vrijma
king lijdt er schipbreuk door.
Omdat het zo niet mag, daarom is de verschijning
van ons nieuwe blad voor de zaak van Kerk en
Koninkrijk nodig als brood."
Nog eens Oosterbeek.
„Waarheid en Eenheid" schrijft
„Het is naar mijn mening zo, dat de conclusies
van Oosterbeek overal weerklank vinden in onze
kerken. Natuurlijk zullen allen het er wel niet mee
eens zijn. Maar het volk in over- overgrote meer
derheid stemt hiermede in".
Als dit laatste zo is (en het is zo), dan zijn
we met „instemming" natuurlijk niet klaar. Even
min met verzuchtingen. Er moet 'voor gebeden
en gestreden worden. We zijn toch eigenlijk wei
grote sukkels, als we alle maal vindenzo is
't fout, en we blijven rustig voortgaan en ons
neerleggen bij 't feit van een gescheurde kerk.
Als bij ons en bij de overzijde het volk, het kerk
volk, het volk des Heren weetzó mag het niet,
dan moeten wij dat op ondubbelzinnige manier
bekend maken want wij hebben tenslotte geen
grote drie of grote zes, die het voor ons bedis
selt, en waar wij ons maar zoet bij neerleggen.
Zo gaat het in de wereld, maar niet in de kerk.
Wanneer worden wij wakker.? Ik roep op tot de
daad. Wil men dit revolutie noemen, goed, maar
't is dan heilige revolutie. Ik spreek in dit ver
band liever van Reformatie* H. V.
't Meisje van zeg 20 jaar lag al een paar jaar. Dag
in, dag uit als het ware opgesloten met zichzelf. Ziek
zijn is een moeilijk ding. Als je ziek bent, leef je heel
anders dan in gezonde dagen. Dewereld draait door.
Maar 'J. is of jezelf niet meer meedraait. Je blijft ach
ter. Je kunt je 't volle mensenleven haast niet voor
stellen. 't Wordt alles zo vreemd, zo ver af. Je hoort
er niet meer bij. Afgesloten voor de gemeenschap.
Wat kan 't dan goed doen als een ander toch naar
je omkijkt. Meestal gebeurt dat ook wel. In het begin
.tenminste. Maar naarmate de dagen van de ziekte zich
aaneenrijen, worden de bezoeken schaarser, je wereldje
kleiner. Je gedachten draaien al maar om jezelf, je
ziek-zijn, je verlangen naar beterschap en naar weer-
mee-kunnen-doen
Op een goede dag kwamen er een paar ouderlingen
op bezoek. Een verrassing op zichzelf. Ambtelijk be
zoek 't Is prettig als. de kerk naar je omkijkt. En
dan worden de dingen ook nog eens anders bekeken.
Een „gewoon" bezoek, met belangstellende vragen,
doet al goed. Maar als de kerk je komt opzoeken
wordt de belangstelling intenser. Dan gaat het niet
alleen over je ziekte en de eventuele vooruitgang. Ook
over de kracht om 't alles te dragen.
En wat vroègen. de ouderlingen Of ze al wist om
welke zonde ze zolang liggen moest. Want dat moest
ze na zo'n ziekbed toch wel weten.
Nu heb ik voor ouderlingen veel waardering en
hoogachting. Om huns ambtswil en ook om hun werk.
Maar deze ouderlingen gingen toch zeker wel wat te
hoog zitten. Wat zeg ikte hoog Neen er glad
naast. Zulke ouderlingen heb ik gelukkig nog nooit
onder mijn kerkeraadsleden gehad Deze mensen ken
den hun Bijbel niet. Anders zouden *ze geweten heb
ben, dat de Heiland op dat ogenblik hen bestraffend
aanzag. Zoals de discipelen dat ondervonden bij hun
vraagHere, wie heeft er gezondigd, deze of zijn
ouders.dat hij blind zou geboren worden. Ik vrees, dat
die ouderlingen geen notie hadden van de ontferming
van "onze barmhartige Hogepriester. Toen ik het hoor
de, had ik diep medelijden met dat meisje, dat zo
„bezocht" werd. Mensen zijn moeilijke vertroosters.
Vooral als ze zelf niet bewogen zijn van de barm
hartigheid van onze Heiland en ^lles willen inpassen
in het schema zonde straf met dan een hele poos
niets en eindelijk jagenade. Zulke mensenzielen
moorders moesten nooit op de zieken worden losge
laten. Dat is van uit je ei^en gereide, hoogmoedige,
Farizeïstische standpunt het eens weer „goed willen
aanzeggen". In Gods rechterstoel gaan zitten om te
oordelen over een wereld, waarop practisch nooit het
kruis van Golgotha is opgericht. Het is je eenvoudig
een raadsel hoe dit onder Christenen mogelijk is. En
dan op ziekenbezoek.
Heeft, dan de zieke, ook de jonge zieke, geen taak
ten opzichte van zichzelf Moeten aan een ziekbed al
lee^. maar zoete lieve woordjes gesproken worden
Dat zeker nietEen zieke wil over 't algemeen "niet
beklaagd worden. Daartegenover wil je als je ziek
bent graag over geestelijke dingen spréken. In een
ziekenhuis staan bijna alle mensen open voor een
geestelijk gesprek. Daarbij hoeft het niet aan de opper
vlakte blijven.
Want ook de zieke heeft metterdaad een taak
Gelukkig wel. Ziek-zijn is.nooit: ledig staan aan de
markt van het leven. Maar die taak niet hierin, dat
je opspeurt om welke zonde je liggen moet. In som
mige gevallen moge er een aanwijsbaar verband zijn
tussen ziekte en zonde, in 't algemeen mogen wij zeg
gen dat alle ziekte gevolg is van het feit dat de
mens zondaar is geworden, dat houdt daarom nog niet
in, dat jij er om één bepaalde zondé in je leven ligt
en dat je ook moet weten welke. Toch zegt de Here
je iets door je ziek zijn. Hij heeft er Zijn heel spéciale
bedoeling mee. Want als 't waar is, dat God barm
hartig is, dan laat Hij je niet „zo maar" ziek worden.
Hij vindt dat nodig. Omdat je zo slecht bent Geen
mens die dat zeggen mag, tenzij jezelf. Maar zeker
om je in dat dal 'yan donkerheid en eenzaamheid je te
laten voelen dat je afhankelijk bent van Hem, dat Hij
je tot Zich roept, dat je de zorgende liefde voor je
hemelse Vader zult leren kennen, om al je hoop op
Hem te stellen.
Zieke dagen zijn soms rijke, heel rijke dagen, waarin
wij leren wat wij in gezonde dagen niet leren. God
neemt je dan apart, omdat Hij je eens een poosje hele
maal voor Zich alleen wil hebben. En drijft juist de
ziekte je niet uit tot Hem Mensen vallen dan vaak
zo bitter tegen. Maar God niet. Wel verwachtte je
het niet van Hem. Het valt je eerst oojc tegen dat Hij
je ziek laat worden. Maar naderhand, als je Jets van
Gods bedoeling gaat verstaan, je iets van Zijn liefde
volle leiding leeft begrijpent ga je dicht bij Hem schui
len; met al je verdriet, je nood, je zorg voor de toe
komst en je leert je God kennen als Degene op Wie
je temidden van al het onzeker ménselijke toch vast
aan kunt.
Van Wie 't toch waar is dat Hij je nooit begeeft,
of verlaat.
Z. G.
Ook formele Voorbereiding.
Reeds de theologische student van 't allereerste jaar
bereidt zich voor op de predikkunst. Hij deed het al
als gymnasiast. Al wat hij immers te weten komt, ook
buiten het strikt theologische, kan hem straks op de
kansel te pas komen.
Er wordt in dit opzicht tegenwoordig m.i. eer te
veel dan te weinig van de jongelui gevraagd. De
studie duurt te lang. De stof is te groot. En indien
alle doctores of doctorandi nu een paar graden beter
preekten dan ordinaire candidaten Met' pile respect
Maar 't lijkt sóms wel eens omgekeerd. Het moet
voorgekomen zijn, dat een aan de Universiteit met
lof geslaagde candidaat, de gewone catechisatievragen
niet wist te beantwoorden. Dat komt er van, wanneer
men als leerling of leermeester het eigenlijke doel uit
't oog verliest. Klaar stomen is verkeerd. Maar 't bre
vet voor generaal van allen eisen eer men ten strijde
mag, terwijl de oorlog woedt De kerken mogen toe
zien, dat zij allereerst praktische mannen op de preek
stoel krijgt, niet vóór alles geleerden
Het schijnt mij toe, dat, terwijl de materiële voor
bereiding eer overladen dreigt te worden, er aan de
formele nog wel iets ontbreekt, dat zonder grote kos
ten of veel tijd te bereiken valt.
Ik bedoel niet het léren preken-maken.
Dat is, voor zover mij bekend, stukken beter zowel
in Kampen als in Amsterdam dan het bijv. in mijn tijd
te Utrecht was. Ook daar moet het met Prof. de Vrijers
komst belangrijk verbeterd zijn.
Doch in de nadagen van Prof. Daubanton kón men
aan een gemeente worden afgeleverd, zonder in de
opleidingstijd ooit één preek te hebben moeten maken.
Men kon op zijn preekcollege ook volstaan met het
leveren van één schriftelijke critiek op de preek, die
een ander vrijwillig hield. Er waren ook- heel veel
theologanten.
Gelukkig trachtten de verschillende clubs, zoals
Secor Dab ar, Progredior of Voetius enigermate in
deze leemte te voorzien. Met veel ijver bereidde men
zich voor, hing zich de club-toga om de bevende leden
en kreeg na 't houden van de preek in één of ander
kerkgebouw, van zijn hier of daar .in de lege ruimte
rondhangende clubgenoten, meestal een flinke koude
douche. Hoe eerlijk vaak, toch één van nog onbe
voegden.
Wat zou nu, naar 't mij althans voorkomen wil,
ieder theologisch student voor zijn later publiek op
treden, slechts ten goede kunnen komen
Dat hij primo leert spreken, secundo leert een vers,
een stuk proza goed voordragen.
Hóé vele prekers spreken nog op de kansel hun dia
lect. Dat dialect kan eigen bekoring hebben, hoewel
zelden. Maar 't ergst, wanneer het evangelie zelfs
bepaald plat of onbeschaafd verkondigd wordtof
ook wel geaffecteerd. De spreekles moet het eerste
'jaar al worden begonnen. Zo is 't gevaar van on-
natuur 't geringst. En dan van een' medogenloos leraar
of lerares, die de arme provinciaal of de ras-echte
Rotterdammer net zo lang oefenen laat, tot men niet
meer zeggen kan: hóór. zo'n Rotterdammer, hóór
zo'n Brabander of Drenth. Laat de plots geroepen
Amos, de ossenhoeder, gerust zijn boerse taal spreken.
Maar laat na 5, 6 jaar studie van alles en nog wat,
het evangelie niet door de radio klinken, zó plat, dat
de buitenkerkelijke reeds 'om stem en geluid kregel
dadelijk weer afzet. Natuurlijk, duidelijk, beschaafd
spreken is voor de prediker belangrijker dan menig
zwaar boek van of over de jongste modetheologie.
Maar dan ook de voordracht.