Jeugdrubriek |xelara Van cU Svanfydid DE JEUGD EN DE DOMINÉ GOD REGENT In het Gereformeerd Weekblad van 8 October j.l. staat een „ingezonden" van twee jonge mensen uit Middelburg over „Levend Geloof of Traditioneel Christendom In hoofdtrekken is het een noodkreet over de situa tie in ons kerkelijk leven. Aan de éne kant zijn er veej jongeren, die in de jeugdactie hun krachten willen ontplooien en daarbij uit het geloof willen leven, maar wier geloof tengevolge van het hedendaagse kerkelijk leven problematisch is geworden. Aan de andere kant staan de preken van de dominé, dien hen in die situatie helemaal niet helpen. „Voor velen met ons is een preek niets waard, wanneer niet tevens daaruit blijkt de gesteldheid van de man die verkondigt. Intuïtief voelt men, of een predikant achter zijn preek staat." Vooral op de manier van preken wordt nogal cri- tiek geleverd. „Spreekt uit deze preken nog een levend geloof of is het een traditioneel doorgeven van ver sleten theologische termen, ontstaan in de geschiede nis van 2000 jaren Christendom De kerkmensen predikanten, ambtsdragers en gemeenteleden moeten spreken zonder masker voor, waarachter eigen ziele- leven en moeilijkheden angstvallig verborgen worden. Hierin heb ik maar enkele dingen weergegeven uit het stuk, om enigszins een indruk te geven van de inhoud. 't Is mijn bedoeling niet om critiek op het geschre vene te geven. „Met het masker voor" zou dat heel gemakkelijk gaan en zouden enkele terechtwijzingen „met versleten termeh" dè zaak kunnen afdoen. Zoals maar al te vaak gebeurt in zulke gevallen. Dat is trouwens ook mijn taak niet. Het stuk zelf wordt in het Geref. Weekblad door Ds Volt en beantwoord in enkele artikelen. Maar wij hebben hier een hartekreet ■tfan jongeren, die blijkbaar over 't algemeen niet voldaan zijn over de prediking in onze dagen, 't Is allemaal te vlak, te afgepast, te systematisch, te kloppend, 't Gaat langs het léven heen en is niet een woord, dat het hart toespreekt en aangrijpt en sterkt in zijn zware strijd om 't geloof te grijpen of te behouden. Zo'n hartekreet is niet af te maken met enkele dood- doenertjes. En 'k geloof, dat predikanten zich steeds hebben af te vragen en ook de Here hebben te smeken, of zij Zijn Woord zo mogen vertolken, dat de ge meente, ouden en jongen, het verstaat. Dat is de grote worsteling, elke week weer, dat wij zö ons werk doen, dat wij niet tussen Gods Woord en de gemeente in gaan staan, maar goede instrumenten zijn in Gods hand om Zijn Woord te doen doorklinken tot de gemeente, dus ook in de taal, die de gemeente in haar geheel, oud en jong, verstaat. En dat gaat niet vanzelf. De jonge schrijvers zullen zich misschien niet bewust zijn hoeveel er op dè studeerkamer geworsteld en gebeden is, voordat de dominé met zijn preek, en dan soms nog met knikkende knieën, de kansel opgaat. Elke preek moet dan ook een geloofsstuk zijn. Toch kon het ook dan gebeuren, dat zo'n preek „er- niet in gaat". En daarmee bedoel ik niet, dat die niet mooi gevonden wordt. Och wat "is een „mooie" preek, 't Gaat niet om „mooi", maar om „goed". Om een preek, die God gebruiken kan om 't geloof in al zijn verschillende gradaties te bouwen en tot was dom te brengen. Een preek die er in gaat, is een preek, waar de gemeente houvast aan heeft, die als eten en drinken is voor hongerige mafen, waar de H. Geest Zijn werk mee kan doen. In dat opzicht zien wij echter vaak, dat het eten niet klopt op de honger. Of dat werkelijk gebrek is aan levend geloof bij de prediker waag ik te betwij felen. Daar mogen wij ook niet over oordelen. Hoe hard is het oordeel van ons kerkvolk vaak niet ge weest over Gods dienstknechten, aan wie Hij maar één talent gegeven had, maar die er toch mee woe kerden, terwijl er anderen waren, die vele talenten gekregen hadden en daar ook mee schitterden, ofschoon hun „trouw" ver achter bleef bij die met het éne talent. 'Als de preek jullie echter niets zegt, ja er dan eens met jullie dominé over praten. Zeker, in' het „inge zonden" wordt gezegd Laat de „Mohammed"-dominé naar de ,,berg"-jeugd toéköjpen en met de jongeren spreken. Maar als de dominé de klachten van de jeugd niet hoort, niet kent, ze niet doorgesproken zijn, zodat hij in dat opzicht van het vermoedelijke misverstand niets afweet, blijft alles zoals het is. En ik meen toch, dat elke dominé graag luistert naar klachten, die uit de moeiten van de strijd eerlijk naar voren worden gebracht. Er is ook veel critiek, waar een dominé zich niets van hoeft aan te trekken. Maar voor eerlijke oprechte vragen, die er na elke preek weer overblijven, staat zijn hart toch zeker open. Dat contact tussen dominé en jeugd is er helaas te weinig. Eenmaal in de week een uurtje catechisatie, waarin je ze nooit persoonlijk te pakken hebt door de massa, al komen daar ook wel eens heel mooie dingen naar voren, en verder de enkeling, die, totaal vastgelopen, in de pastorie een uitlaad zoekt, maar verderOp het huisbezoek komen ze maar moei lijk los. K En toch moeten wij elkaar vinden. Dat zal gebeuren in een eerlijk gesprek. En ik kan me geen dominé voorstellen, die dan niet zou willen luisteren èn spre ken van hart tot hart, waardoor in wederzijds be grijpen en waarderen de klachten worden opgelost tot beider zegen. Z. G. De vele regen heeft onze oogst, zó rijkbelovend in 't eerst, ook dit jaar geducht gehavend. En »daarm'ee weer eens 'n streep gehaald door menselijke bereke ning. Dit keer moge daarom, wat ik na de schrikkelijke zomerregen 1941 schreef, hier overgenomen. Het be zorgde mij een ongehoord felle aanval van het S.S.- blad De Storm om mijn „Joods gekolder", en kort daarop verbod van mijn blad Herleving, dat ook nu van onze democratische regering nog steeds geen papiertoewijzing ontving, in tegenstelling met ettelijke braaf collaborerende kranten. Wat doet God de dingen groots Voor een maand, toen 't zo lang heet en droog bleef, schepte ik met m'n kinderen gieter na gieter uit de regenton. Want we wilden onze plaatselijke pro ductieslag hier in Bennekom toch liefst winnen. De tuinman had wel gewaarschuwd: giet princessebonen nooitMaar wanneer je als stadsmens heel je inmaak- in-spé bij wijze van spaarzamelijk onkruid nog boven dien het hoofd slap ziet laten hangen, dan steek je je handen uit de mouw en waagt er, ten einde raad, alle deskundigen ten spijt, althans één van je twaalf bonenbedden aan en zegt tot je zelf„daar willen we dan toch 's 'n proef mee nemen Want zo komt er in elk geval niets van terecht". Nu, we hebben gegoten. Gieter na gieter. Avond aan avond. Als maar door, dat het zweet over ons gezicht concurreerde met de waaier van fijne druppels uit de gietertuit. En ze werd zo mooi zwart, die droge, gele aarde. Voor 'n ogen blik. Dat éne begenadigde bed, uitverkoren boven alle andere, zanderig en verpulverd, waar hier en daar een armetierig plantje groende en *zelfs miniatuurlof aan één aanstaand peentje denken deed. En ik durf het thans ieder raden gietals 't niet regenen wil. Giet in je wanhoop je bonen. Je dóét wat. Het leidt af. Het oogt. 't Geeft moed. En je hebt tenminste 't suc ces, dat de begotenen als lange slungels rijzen, gelijk vroegere hannekemaaiers uit het Oosten, de zeis over de magere schoer. Maarmijn productieslag - ik moet het eerlijk belijden heb ik over de volle lengte en breedte -van alle twaalf bonenbedden verloren. Toen is na die droge, hete tijd herinnert ge u die nog Gód gaan gieten. Niet mijn tuin, niet dat éne bed, waarover dat fijne waaiertje van droppels mij elke avond zoveel zweet droppels had gekost èn zoveel hulptroepen. Neen, God begoot het aardrijkHeel de wijde hei. En de bossen hogerop, Noord en Zuid. En de velden met rogge en haver. Hij regende over heel de Veluwe, over heel Nederland en ver daarbuiten, op bergen en in dalen. Hij regende dag en nacht. Zelf stond Hij er stellig niet eens voor op van zijn troon. Dat doet Hij eerst aan het eind der historie, op de grote dag van Zijn oordeel. Hij zit en ziet in Zijn majestueuze rust omlaag het krioelen van zijn mensenkinderen om het winnen van de oorlog en hun productieslag. Hij is de Enige, die dat werkelijk over ziet en dóór-ziet en het vooruit ziet komen, alles en allen. Zonder stafkaart. Regelrecht in de realiteit, tot op 't door Hem vastgesteld eind. Op 's Heren bevel nu, Zijn óógwenk alleen, is het met Sinte "Margriet gaan regenen. Eerst zachtjes. Hier en daar. Of hij verkenners vooruit zond. Toen werd 't een roffel van regen, van oprukkende regimenten, van heirlegers van al zw; -rder droppels, tot het stralen werden, bakken water, z >als 't op zee bij stukken Op je neerbonken kan. Zoals Hij gietGroc s Afdoend En toen het ons vacantiegangers en boeren en land- bouwexperts genoeg, eigenlijk bang werd, vond God 't nog pas 'n begin. Hij regende voort, al maar voort, ruisend en zingend, tikkelend, kletterend, donderend, geselend, striemend, om opeens in te houden en met zijn zonneoog triomfantelijk éven heel dat verregende aardrijk te overzien, dan eensklaps weer in te zetten met ongekende kracht en hoeveelheid, dag èn nacht Zonder 'n zweem van inspanning. Want achter al die drommen regenwolken, hoog boven Zijn af en toe spiedende sterren zetelt Hij, zetelt Hij als de Heer van nog andere heirscharen dan die Hij nu spelenderwijs loslaat over heel de aarde, waar de mens zijn pro ductieslag slaan zou, maar waar Hij onderwijl zijn slag slaat zonder één rimpeling van Zijn koninklijke rust. Zie dat aan, hier van dit terras, hoé Hij dat doet Groenden niet daareven nog de bossen ginds in de verte en kleurde niet het koraalrood van een lijsterbes vlak bij huis De regen, Zijn regen heeft plots alle kleur wegge doezeld. Eén dicht gordijn van Noord tot Zuid zover ons oog maar reikt, waaronder Hij fabrieken, bossen, stoppelvelden, hele heuvels en hooggelegen dorpen toedekt. Grijs-grauw rolt dit gordijn alom uit lood kleurige wolken neer, hier en daar pikzwarte wolken met een kraag van wit wolfluweel. Daar spookt, daar bliksemt 'tEn plots 'n nieuwe regen-raphsodie. Al wilder en wilder jaagt het over de vlakte, stuift het aan den einder, roffelt het vlakbij, zodat dikke drop pels weerom hoogspatten. Het fluit en gutst aan alle kant, crescendo, diminendo, fortissimo, staccato eens klaps Geen plekje, mijlen in ,de omtrek of God be werkt het met Zijn regen. Gód, Die zetelt hoog boven dit woeste heir. Geen verborgenst blaadje, angstig, wegschuilend in de grote, dichte bladerenmantel of Hij spoort het met zijn regen op. Niet één enkle denne- naald van de millioenen maal millioenen naalden aan al die duizend bomen of ontelbare malen wordt hij geraakt door vele van de milliarden maal milliarden regendroppels, waarvan de laatste straks triomfante lijk blijft parelen aan zijn fijne spits. Geen bastschilfer van eik of zilverberk, geen zaadpeul van de brem of Zij is grondig bewerkt. Bewerkt, zoals de rog en de haver aan hokken op het stoppelveld. Van boven plenst het, van links en rechts slaat het de toch al armelijke aren om de oren. Als er diep-in ook maar 'n énkele korrel droog dacht te blijven, dan komt de wind en kromt de halm juist zo, dat de regen 'm vindt. De regen is overalHoog tussen de onver moeide, onuitputtelijke wolken en beneden op het land aan de tot rivieren overspoelde wegen en daartussen, waar anders bijen zoemen en muggen dansen en dui zend andere soorten insecten snorren, heerst souverein de regen, de eindeloze regen, van uur tot uur, totdat de nacht da£lt. En als het daglicht lijkt te gloren, dan heerst nóg de regen, de onvermoeibare, alles doordringende regen en zingt tussen de boomblaren, tikkelt 's nachts op de pannen God alleen is* groot God, Die op''zijn Koningszetel troont, Gód islaat Zijn slag Niet enkel mijn privé-productie is geslagen. Ook en verschrikkelijker, werkelijk ontstellend, die overal op de hoge gronden en zelfs op de lage, vette klei onzer rijkstbelovende provincies, waar nog steeds het wanhoopsheir der rog- en hayerschoven, verregend, verranseld, zonder ergens heen te kunnen vluchten, nu weken reeds tevergeefs wacht ojd 'rt ogenblik ver ademing van deze nietsontziende meedogenloze slag van Gods kleine regendruppels, die bij nacht en ontij en van allen kant Zijn, Raad dóórvoer,en dwars door 's mensen rekening omtrent bodem en kali, opdat die mens het dan eindelijk wete, dat van Boven enkel 't wèl-slagen komen kan. Zelfs een ooievaar aan de hemel weet zijn gezette tijden, en een tortelduif, en kraan en zwaluw nemen de tijd hunner aankomst waar; maar Mijn volk weet het recht des Heren niet. De wijzen zijn beschaamd, verschrikt en gevangen ziet, zij hebben des Heren woord verworpen, wat wijsheid zouden zij dan hebben De regen, de regen, die vannacht weer heeft ge woed op alle akkers, waar de aren hun laatste krach ten verliezen in schimmel of groen schot van tussen de bindsels, de regen heeft daar juist éven ingehouden. Maar op elk nu plots weer paarskleurend heibloempje, waaraan ook de bij haar arbeid nauwelijks verrichten mag, flonkeren zegevierend bij 't éven doorbreken van de zon, de zilveren droppels. Lang zal 't wel niet meer duren of gindse wolken ontladen zich opnieuw. Steeds meer wordt het de vraag, hoeveel er nog valt te redden van de verslagen bataljons, die ontmoedigd, ineengezakt op de glooiingen weerloos liggen tegen de nieuwe krijgers van de Almachtige, Die ze reeds weer verzamelt aan zijn eindelpze hemel, zittend op Zijn troon in Goddelijke rust. Wat gaat het worden, straks, wanneer Hij Zelf opstaatTot de strijd, de allerlaatsteIn Zijn dan ongeremde toorn, waarmede Hij de hovaardigen, thans nog, slechts weerstaan, dan verdaan, zal vernietigen enkel door de adem Zijner lippen Om tegelijk de ne- derigen te schenken Zijn genade. Hun, die biddend om dagelijks brood, toch daarbij alléén niet hebben kunnen leven, maar ook in de vernielende oogstmaand bij allé woord, dat uit Zijn mond voortkomt. Bennekom, 31 Aug. 1941. D. J. C. De Zaaiweek. U hebt het programma van onze Zaaiweek op Walcheren en Zeeuws Vlaanderen in de Kerkbode van 14 dagen geleden kunnen lezen. Nu, dit program ma is volledig afgewerkt, mede dank zij het mooie droge weer, waarmee God ons werk heeft willen be gunstigen. Wij 2ijn dankbaar voor het gehele verloop van deze Zaaiweek.- Wij zijn dankbaar voor het werk van de Auto zending, die in steden en dorpen het Evangelie heeft gebracht, soms voor honderden* mensen. En er werd geluisterdSoms zag je de blijde gezichten van onze eigen mensen „Wat is dat mooi werkIk, geloof

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1948 | | pagina 2