Dubieuze posten
UZA*
ZEEUWSE KERKBODE
vierde jaargang No. 13 Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 24 sept. 1948
Hoofdredacteur: Ds H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
Abonnementsprijs2,50 per RedacteurenDs *P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam. Berichten en opgaven Predik-
halfjaar (bij vooruitbetaling) 1beurten, tot Dinsdagsmorgens
Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers'
Adverténtiën 20 cent per regel Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg
Kent u Uza
Hij is geen man, die nu zo héél erg op de
voorgrond treedt, of een grote- rol gespeeld heeft
in de heilige geschiedenis. U kunt over hem lezen
in 2 Samuël 6 en in 1 Kron. 13.
Ook elders in de Schrift komt de naam Uza
nog wel voor, bevoorbeeld in Ezra en Nehemia.
Maar dat waren andere personen van die naam.
De, man die ik nu bedoel was een broer van
Ahio en een zoon van Abinadab, en Abinadab
was weer de man in wiens huis de ark Gods ge
ruime tijd onderdak gevonden had.
Na de ballingschap in het Filistijnse land was
zij, daar terechtgekomen, en een 60 a 70 jaar is
ze daar gebleven, zo'n beetje door iedereen in
Israël vergeten.
Nu, over een van de zonen van deze Abinadab
dan, Uza geheten, willen we 't nu hebbén. We
weten van- hem niet veel meer dan dat hijop
een heel tragische manier aan z'n eind gekomen
is. Getroffen door het oordeel Gods. Neergeveld
.door de hand Gods, zo maar midden in de Kracht
van z'n leven. Plotseling gestorven, niet tenge
volge van een „noodlottig ongeval", zoals wij dat
vaak (heel heidens uitgedrukt) in de krant ple
gen te lezen, maar als gevolg van een door hem
begane overtreding. Hij is in z'n zonde gestorven,
gestikt zou ik haast zeggen. En "nu zou men bij
die zonde, ..waarop God zo'n zware straf stelde
van een onmiddellijk doodvonnis, terstond denken
aan ik weet niet welke verschrikkelijke uitspat
ting, maar dat is ook weer zo niet. Z'n zonde
was, dat hij de ark Gods, die wankelde toen ze
op een wagen vervoerd werd, en dreigde te val
len, probeerde overeind te houden. Met de beste,
bedoelingen deed hij dat. Uit bezorgdheid dat
die heilige ark des Heren niet over de weg tui
melde. Want dat zou toch wat wezen
En toen gebeurde het.
Er staat in 2 Sam.i6 6, 7 „Als zij nu kwamen
tot aan Nachons dorschvloer, zoo strekte Uza
zijn hand uit aan de ark Gods, en hield haar,
want de runderen struikelden.
Toen ontstak de toorn des Heeren tegen Uza,
en God sloeg Hem aldaar om deze onbedacht
zaamheid, en hij stierf aldaar bij de ark Gods".
De tragiek ziet vooral in die laatste woorden:
bij de ark Gods.' Hij stierf niet bij de draf der
zwijnen, maar bij de ark Gods. Niet midden in
de wereld, maar in de kerk zogezegd. In de
schaduw van het heiligdom. Tijdens een plechtige
processie, een religieuze optocht, onder het ver
richten, van de heilige handeling van het opvoe
ren der ark naar de residentie van David Jeru
zalem.
Zó kan het dus ook
Of dit strenge strafoordeel Gods ook gevolgen
heeft gehad voor zijn eeuwige staat, daar zwijgt
de Schrift van. Voor Ananias en S^fira die ook
op de plaats dood bleven, is dit voor ons aan
geen twijfel onderhevig. Zij hadden tegen de
Heilige Geest gezondigd. Maar het eeuwig lot
van Uza blijft voor ons in het duister. Dat is
dubieus. Daar blijven we af. Intussen zouden we
niet graag willen dat ons of een der onzen zo iets
overkwam als Uza. Wij zien het liefst, dat èn
ons leven èn ons sterven een duidelijk getuigenis
'geeft van de genade in Jezus Christus. Dat er
geen twijfel over blijft. We zullen daarom goed
doen, ons door Uza te laten waarschuwen; en
goed toe te kijken, wat toch eigenlijk die zonde
der „onbedachtzaamheid" inhoudt. De Schrift
spreekt niet voor niets over die struikelende run
deren, en de dood neervallende Uza. Alle Schrift
is van God ingegeven 'en is nuttig tot lering en
onderwijzing. Exemplarisch? Toe dan maar, ik
heb daar nooit wat op tegen gehad.
Wij willen beginnen met eerst nog even in ons
geheugen terug te roepen de omstandigheden,
waaronder dit tragisch sterfgeval plaats greep.
Na de dood van Saul was David aan de re
gering gekomen. David was een heel ander man
dan Saul, een man naar Gods hart, en een theo
cratisch koning, en dat laatste wilde David ook
duidelijk doen uitkomen, te weten, dat niet hij,
David, maar de Here feitelijk regeerde in Israël.
Daaruit is zijn wens te verklaren, dat de ark uit
het stof der vergetelheid wordt weggehaald, en
een plaats zal krijgen in Jeruzalem, de koninklijke
residentie.
Die ark was namelijk het zichtbaar symbool
van Gods tegenwoordigheid onder Zijn volk. Die
ark was om zo te zeggen de troon van God.
Door die „troon van God" naar Jeruzalem te
halen, wilde' David uitspreken, dat God de Heer
de eigenlijke koning van Israël was, en dat Da
vids troon alleen maar bevestigd kon worden,
wanneer en zolang die stond in de schaduw van
de troon des Heren.
Zoals gezegd was die ark helemaal in het ver
geetboek geraakt. Ze stond daar maar, jaar in,
jaar uit, in het huis van Abinadab, precies op
dezelfde plek waar ze na haar omzwervingen in
het Filistijnse land, gekomen was. Er was nie
mand die er naar omkeek. Dat was eigenlijk meer
dan schande. Het 'typeert wél heel duidelijk de
deformatie en het verval van die dagen, dat het
heiligdom des Eieren volkomen verwaarloosd
werd. Dit zou ook zo gebleven zijn, als er niet
één man opgestaan, was, die zêi, dat het zó toch
niet kon, en zo niet langer mocht. Zo gaat het
bijna altijd in de geschiedenis der kerk. Men
raakt aan het verval gewend, totdat God een
reformator verwekt, die de ingeslapen gewetens
wakker schudt.
Die reformator was in dit geval David.
Hij liet een oproep uitgaan door heel het land,
dat Het met die ark zo niet langer mocht, en dat
hij voornemens was, die ark weer een ereplaats
te geven in het centrum des lands.
Deze oproep vond gelukkig nog alom weerklank
Het was zelfs een grote en schone dag voor
Israël, deze „troondraging" uit Abinadabs huis
naar.de stad Gods.
Met grote plechtigheid zou dit géschieden.
De heidense Filistijnen hadden destijds die ark
óp een ossenwagen, maar verder vrijwel moeder
ziel alleen laten vertrekken.
Het volk des Heren zal het nu anders doen.
Zij weten welke eer de Here toekomt, en het
zal een schouwspel worden om nooit te vergeten.
Niet minder dan 30.000 man, militairen en
geestelijken zullen jneelopen in de stoet.
Omstuwd door deze geweldige menigte, en
voorafgegaan door muziek en cultische dansen
schrijdt de ark langzaam voorwaarts, gekoesterd
door de zorg en de liefde van gans een volk.
God is in ons midden
Er is speciaal een nieuwe wagen van die ark
gemaakt, een soort „gouden koets", waar nog
geen smetje aankleeft. En deze nieuwe wagen
wórdt getrokken door runderen, waarschijnlijk
runderen, die nog nooit een juk gedragen hebben.
Alles is in de puntjes verzorgd.
De beide zonen van Abinadab, Ahio en Uza
krijgen een bijzondere erepost van opperceremo-
niemeesters. Ahio mag voorop lopen en Uza mag
terzijde van de ark gaan.
En de koning David is zelf ook in de stoet.
We lezen„En David en het gansche huis
Israëls spéélde voor het aangezicht des Heeren,
met allerlei snarenspel van dennenhout ais met
harpen, en met luiten en met trommelen, ook met
schellen en met cimbalen" (2 Sam. 6:5).
Het moet wel een zeer indrukwekkend schouw
spel geweest zijn
44
de en de pracht van dit plechtig gebeuren het
droevig incident.
Dichtbij de dorsvloer van Nachon, wellicht op
een oneffen stuk weg struikelden de runderen die
voor de wagen gespannen waren, de ark de
troonzetel des Heren- begint te waggelen en zou
zo meteen op de grond vallen.
Het zou meer dan vreselijk zijn als dat ge
beurde vond Uza, en verder allen die deze ramp
met verschrikte ogen zagen aankomen. Stel u
eens voor, dat de koningin op weg naar de inhul
diging in de Nieuwe Kerk was komen te struike
len en te vallen
Uza is van oordeel, dat déze ramp tot elke
prijs moet voorkomen worden. Hij prijst zichzelf
gelukkig, dat hij het nog juist zietaankomen.
Hij snelt toe, grijpt met z'n hand naar de ark
om de wankelende troon te stutten, maar
op het zelfde moment is het alsof hij door de
bliksem getroffen wordt.
Uza valt dood neer.
Het is niet de magische kracht van het hout
der heilige ark, maar de toorn Gods die tegen
Uza ontsteekt: „Toen ontstak de toorn des He
ren tégen Uza en God sloeg hem aldaar om deze
onbedachtzaamheid
Een paniek ontstaat onder de feestvierende
menigte.
De zang verstomt op aller lippen.
Ontzet staat men rondom het lijk van Uza.
De feestelijkheden worden afgelast, en de ark
Gods komt op deze dag (en ook voorlopig niet)
in Jeruzalem.
Ook wij staan versteld, en we begrijpen er eer
lijk gezegd weinig van.
Zeker, we moeten toestemmen, dat Uza in
overtreding was, want er stond duidelijk in de
wet (Num. 4: 15): „dat zij het heilige niet aan
roeren, opdat zij niet sterven".
Maar naar ons gevoel was dit toch maar een
zeer lichte overtreding, en 't schijnt of de schrij
ver van het boek Samuël daar ook zo over dacht
als hij de zonde van Uza ietwat verschonend een
„onbedachtzaamheid" noemt.
Het gebeurde in elk geval niet met voorbe
dachten rade.
Er was geen sprake van een moedwillig aan
tasten van de heiligheden des Heren. Uza had er
de allerbeste bedoelingen mee. Hét was eerder
zijn liefde voor de zaak des Heren, die hem zo
handelen deed. En tien tegen een zouden wij
precies hetzelfde gedaan hebben. Immers, nood
breekt wet, en als nu zo'n hele ark dreigt te val
len, moét men dan nóg stipt en strak zich aan de
voorschriften houden
Zó denken wij over dit geval.
Maar Gods gedachten zijn anders en - Hoger
dan onze gedachten, en laat dit van tevoren voor
ons vaststaan...... Gods toorn ontbrandt nooit
onredelijk. Zijn gramschap is niet als de onbe
rekenbare storm die alles wat hem in de weg
komt vernielt. Ze is geen blinde, onredelijke
woede, die niets en niemand ontziet. Als God
toornt, dan is Zijn toorn altijd redelijk en ver
standig. Tegenover de onbedachtzame daad van
Uza staat de bedachtzame toorn des Heren, Die
recht is in al zijn weg en werk.
Wij behoeven de redelijkheid daar niet altijd
van in te zien. Het is niet nodig, dat we dat pre
cies kunnen narekenen. We moeten nooit menen,
dat wij hebben op te treden als advocaat van
God. Ook als Zijn straffen ons onredelijk en on
billijk voorkomen, ook dan nog hebben we zwij
gend te aanvaarden, dat de Here gans recht
richt.
Maar in dit geval treedt de billijkheid toch wel
heel duidelijk naar voren, als wij maar even wil
len nadenken.
Denkt u er alvast eens over na.
Maar dan valt opeens midden in de feestvreug
H. V.