Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
ZEEUWSE KERKBODE
VIERDE JAARGANG No. 11
Abonnementsprijs2,50 per
halfjaar (bij vooruitbetaling)
Afzonderlijke nummers 10 cent
Advertentiën 20 cent per regel
Hoofdredacteur t Ds H, Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
RedacteurenDs P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam.
DrukkersLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438; Giro' 42280
VRIJDAG 10 SEPT. 1948
Berichten en opgaven Predik
beurten, tot Dinsdagsmorgens
te zenden aan de drukkers
Littooij Olthoff, Middelburg
DIOTREPHES.
Diotrephes behoort nu niet bepaald tot de
meest bekende Bijbelse figuren, maar zijn naam
komt toch in de Schrift voor, en wie tot de
Bijbelvasten behoort, .zoekt die naam terstond
in de derde brief van Johannes, een heel kort
briefje, geschreven aan een zekere Gajus, van
wie wij verder niet zo heel veel weten, maar waar
we straks nog even op terugkomen. In bedoeld
briefje dan heeft de apostel het ook over onze
Diotrephes.
Wie was Diotrephes
In het Bijbels-kerkelijk woordenboek merkt
Prof. v. Veldhuizen bij deze naam ietwat lakoniek
op „een christen, op wiens onchristelijke levens
wandel veel aan te merken viel". „Christen" staat
daar niet tussen, aanhalingstekens, maar daar zou
toch wel alle aanleiding toe wezen. Ik weet wel,
dat er vele christenen zijn, op wier onchristelijke
levenswandel veel aan te merken valt. In zekere
zin geldt dat voor "ons allemaal. En wij schamen
ons daar diep over, want we begrijpen heel goed
dat we daarmee geen aanbeveling zijn voor het
christendom. Maar dat wil lang nog niet altijd
zeggen, dat deswege de naam „christen" moet
worden ontzegd.
Bij Diotrephes kijk ik evenwel tegen die titela-
tuur van „christen" wat vreemd aan.
Ik zet er in elk geval een groot vraagteken
achter.
Wat van zijn doen en -laten openbaar wordt,
is meer anti-christelijk dan christelijk te noemen.
O, zeker, Diotrephes droeg een mooie naam,
die zoveel betekent als „kind van God".
Voorts was de man ook lid van de christelijke
kerk. Wat meer zegthij was een ouderling.
En nog niet de eerste de beste ouderling ook.
Hij was in de gemeente waar hij woonde een
man van groot gezag en enorme invloed, zo zelfs
dat die goeie Gajus, die geen kwaad vermoedt
en geen kwaad denkt, en als gewoon gemeentelid
diepe eerbied koestert voor ouderling Diotrephes,
voorzitter van de kerkeraad, gevaar loopt onder
zijn verkeerde invloed te komen, en deswege
door Johannes gewaarschuwd wordt.
Het boekje dat Johannes over hem opendoet,
ziet er nu niet bepaald gunstig uit.
Er blijkt uit, dat deze ouderling een gemeen,
geniepig, achterbaks ventje was, voorts een las
teraar, een door en door eerzuchtig man, die
het alleen te zeggen wou hebben, en een liefde
loos type. En dan toch maar ouderling wezen,
en mooie vrome woorden zeggen, dat kandus
ook blijkbaar.
Maar laten we beginnen, al deze dingen in
orde te verhalen.'
Zoals reeds gezegd komt de naam van Dio-
trphes voor in een briefje van Johannes aan een
zekere Gajus. De apostel introduceert zichzelf
als „de oude". In de Statenvertaling staat„de
ouderling", maar men kan beter vertalen „de
oude". „De oude aan Gajus, de geliefde, die ik
in waarheid liefheb". Dit is een staaltje van Bij-
Ibelse gemoedelijkheid. In wijde omtrek was de
grijze apostel bekend als „de oude". Op dezelfde
manier als de varensgasten op een schip van hun
kapitein spraken als van „de oude". Er'" ligt in
Oie naam een zekere vertrouwelijkheid en popu
lariteit. Als Johannes in een van de gemeenten
zou komen preken, dan zeiden de mensen „de
ouwe komt a.s. Zondag,En Johannes vindt dat
niet oneerbiedig, hij acht het niet in strijd met
j z n apostolische waardigheid. Integendeel, hij
hoort dat met een,glimlach aan, en als hij aan
een van de gemeenteleden ergens een briefje
schrijft, dan klinkt het doodgemoedelijk„de
oude aan Gajus, de geliefde"
Wij weten van die Gajus niet veel, maar toch
genoeg, om hem hartelijk lief te krijgen. Uit het
korte briefje blijkt, dat hij geen ambt bekleedde
in de kerk, hij was geen ouderling en geen dia
ken, maar een heel gewoon gemeentelid. Even
wel een man, met een groot en liefdevol hart
voor de zaak des Heren, want hij stelde zijn huis
regelmatig gastvrij beschikbaar, zoals uit vs 57
blijkt voor degenen, die „voor de naam des Heren
waren uitgegaan", aan rondreizende predikers en
evangelisten dus wij zouden zeggen de domi
nees logeerden altijd bij hém, en ze kwamen er
graag. Gajus kón dat doen blijkbaar, want hij
had een behoorlijke zaak, maar hij dééd het dan
ook met liefde. De apostel wenst in de aanhef van
z'n brief, dat het hem verder ook stoffelijk wel
mag gaan, om dit bijzonder liefdebetoon aan de
dienstknechten des Heren te kunnen voortzetten.
Hij schrijftik wens, dat gij welvaart, zoals ook
uw ziel welvaart". Dit is wel een bijzonder mooi
getuigenis. Omtrent de geestelijke welstand van
Gajus verkeert Johannes geen ogenblik in twijfel.
Dat is in orde, constateert hij. Daar behoeft geen
woord verder over gezegd. Het enige wat Johan
nes begeert, is dat het Gajus stoffelijk precies
even goed mag gaan als dat geestelijk het geval
is, en dat het met z'n zaken even goed n^ag gaan
als met z'n ziel.
U weet, gewoonlijk is het precies omgekeerd.
Er 'zijn onderscheiden broeders (en zusters)
in de gemeente, die het in alles voor de wind
gaat, en voorzover dat niet zo mocht wezen,
zijn ze dag en nacht in de weer om maar zo goed
mogelijk vooruit te komen. Intussen komt de
„ziel" in de knoei. Deze wordt doodgedrukt door
alle mogelijke beslommeringen. Ze hebben het
in de week zo druk, dat ze doodmoe de Zondag
binnen tuimelen, en geen lust hebben 9m naar de
kerk te gaan.
Stoffelijk gaat het uitnemend! Met uitroepte
ken. Achter de welvaart van de ziel zet menige
herder en leraar een vraagteken
De vraag kan opkomen, hoe Johannes het toch
wist, dat het er met de geestelijke welstand van
broeder Gajus zo uitnemend voorstond.
Heeft Johannes diepgaande „geestelijke" ge
sprekken met Gajus gehad. Heeft deze broeder
voor de apostel z'n ziel blootgelegd en z'n hele
bekeringsgeschiedenis verteld
Welnee, helemaal niet
Johannes wist dit alleen uit de rapporten van
de af en aan reizende predikers.
Hij schrijft„ik werd zeer verblijd toen broe
ders kwamen en getuigden van uw waarheid,
zoal? gij in de waarheid wandelt" (vs 3).
Dit „wandelen in'de waarheid" betekent niet,
dat Gajus een kei was in de dogmatiek, en heel
de geloofswaarheid haarfijn uit de doekjes kon
doen. Hij was niet eens ouderling Maar uit het
schrijven blijkt duidelijk, in welk licht dat „wan
delen in de waarheid" moet worden gezien. In
vs 5 voegt Johannes er n.l. aan toe „gij doet
trouw in wat gij maar werkt aan de broeders".
M.a.w. zijn wandelen in de waarheid kwam uit
in het liefdebetoon aan de broeders. Hij kende
maar niet alleen de „waarheid" en hij beleed niet
slechts de waarheid, maar hij „wandelde" er in.
Deze eenvoudige broeder Gajus had goed begre
pen, dat het geloof in de liefde werkzaam moet
wezen, en dat elk geloof zónder de vrachten
dóód is
Wie dus weten wil of z'n ziel welvaart, moet
maar eens een onderzoek instellen naar z'n liefde
tot de kerk des Heren, en z'n liefde tot de broe
ders, want al ware het dat ik de tale der mensen
en der engelen sprak, en de liefde niet had, ik
ware een luidende schel en een klinkend metaal
Zo was dat dan met het gewone gemeentelid
Gajus.
Maar we zouden het eigenlijk niet hebben over
het gemeentelid Gajus, maar over ouderling Dio
trephes. U neemt mij deze korte uitweiding over
Gajus niet kwalijk. De trekjes in de Schrift wa
ren te mooi, om er helemaal niets van .te zeggen,
maar bovendien had ik het nodig ter introductie.
U kunt namelijk de figuur van Diotrephes moei
lijk begrijpen, als u helemaal niets weet van Ga
jus, en tegen de lichtende gestalte van Gajus, de
doodgewone man, komt de sinistere figuur van
Diotrephes, voorzitter van de kerkeraad, des te
beter uit. Want Gajus was geen kerkeraadslid
enhad lief! Diotrephes'zat wél in het ge
stoelte der ere en...... had niet lief
U moet zich de situatie eens goed indenken.
Waarschijnlijk hebt u er hooit zo bij stilge
staan, maar het is toch wel een heel bijzonder
geval, dat een apostel Johannes z'n brief richt aan
een gewoon gemeentelid Gajus»
Dat is in zekere zin buiten de orde.
Wij zouden zo zeggen als Johannes iets mee
te delen heeft in z'n kwaliteit van apostel aan
de gemeente 'waar Gajus woonde, dan was het
adres de kerkeraad.
Zo richt de verhoogde Heiland z'n brieven ook
aan de engel (voorganger) der gemeente te Efe-
ze, Smyrna enz.
De gevallen zijn wel niet helemaal gelijk, maar
wanneer nu een generale synode een boodschap
heeft aan de kerk, dan is het adres de kerke
raad
Wist Johannes dit niet
Natuurlijk wist hij dat wel
Hij hee£t_ die weg ook bewandeld, want in vs 9
verklaart hij uitdrukkelijk: „Ik heb (een brief)
geschreven aan de gemeente".
Deze brief was geadresseerd geweest aan
Diotrephes
Johannes voegt^er evenwel terstond aan toe
„Maar Diotrephes, die de eerste onder hen wil
zijn, neemt ons niet aan".
Hieruit is geen andere conclusie te trekken,
dan dat Diotrephes die brief van Johannes aan
de gemeente ook eenvoudig naast zich heeft neer
gelegd.
Hij negeerde eenvoudig het apostolisch schrij
ven.
Sterker nog hij heeft stiekum die brief ver
donkeremaand.
Zo probeerde hij de invloed van Johannes in
de gemeente te breken en Zijn apostolisch gezag
te ondermijnen.
Dat Johannes moet schrijven aan Gajus „ik
heb (een brief) geschreven aan de gemeente",
bewijst, dat Gajus er blijkbaar niets van wist.
En niemand in de gemeente wist er iets van.
'Nu is dan Johannes in de droeve noodzakelijk
heid gekomen, om zich te richten tot Gajus.
Min of meer clandestien dus.
Buiten de gewone kerkelijke orde om.
Het briefje van Johannes aan het gemeentelid.
Gajus is het enige illega'le briefje, dat in de Bijbel
voorkomt.
Er zijn soms tijden, dat de illegale weg bewan
deld moet worden.
M&ar dat dit moest werpt ook wel een schril
licht op Diotrephes. Deze man, deze schavuit
kunnen we wel haast zeggen, misbruikt zijn amb
telijke positie, om het Woord des Heren tegen
te staan. Nu moet Johannes zich wel achter de
rug van Diotrephes om tot Gajus wenden, opdat
deze krachtens het ambt der gelovigen doe, wat
de ambtsdrager verknoeit.
Gajus en Diotrephes woonden in dezelfde stad.
Maar blijkbaar heeft Gajus helemaal niet door,
wat voor een deugniet die Diotrephes is. Wel
licht had hij voor Diotrephes nog het diepste res
pect.
Gajus, zeiden we al, had lief, en van de liefde
geldt ook zij denkt geen kwaad.
Maar nu gaat Johannes in dit briefje eens ver
tellen wat voor een man die ouderling Diotrephes
eigenlijk wel is. De ogen moeten daarvoor open.
Ga in de gemeente.
U voelt wel, Johannes schrijft dit niet aan Ga
jus, om Diotrephes achter de rug om te belasteren.
Dit briefje is ook geen achterklap.
Johannes deelt al vast aan Gajus mee „daar
om zal ik, als ik kom, zijn werk in gedachtenis
brengen" (vs 10)de apostel zal hem dus.