loren worden, wat aan de andere kant met de grootste
inspanning wordt nagejaagd Het doet mij terug
denken aan het artikel, vorige week door mij geschre
ven. Moeten we niet „naar binnen" deze practijk aan
wijzen als een bezwaar, zelfs een gevaar, opdat wij
„naar buiten" kracht kunnen ontwikkelen
Wanneer Christelijk Amsterdam, en heel 't Christe
lijk volksdeel in Nederland, de verantwoordelijkheid
ten opzichte van de mede-mens ernstig neemt, dan
moet dat m.i. leiden tot een totale wijziging inzake
deze Bioscooppractijk. Verde» ook om ons zelf, en om
degenen in christelijke kring, voor wie de Bioscoop
evenzeer een gevaar betekent. Het is eigenlijk voor
niemand goed, om telkens weer een „gedroomde we
reld" te beleven, met spanning vol avontuur. Levens
kijk zonder werkelijke inspanning van de geest. Het
fantasie-leven speelt toch al in het bestaan van menig
een een overspannen rol. Waar zich enige „geestes-
zwakte" voordoet, (en bij hoevelen van ons na-oor logs
geslacht is dit het geval!), daar zal de werking van
de bioscoop zonder meer verkeerd zijn. Niet de nodige
rust bevorderen, m^ar integendeel onrust verwekken.
Ende overgang uit de gedroomde naar de wer
kelijke wereld zal de teleurstelling over de laatste
doen toenemen. Daarom is het te betreuren, dat van
christelijke zijde zoveel tijd en geld beschikbaar is,
om een zaak als de Bioscoop te helpen dragen, en
een ontspanning te zoeken die in werkelijkheid met
ontspanning heel weinig te maken heeft.
Het heeft mij getroffen, dat de uitspraak, waartoe
wij in Goes kwamen, door dit bericht uit Amsterdam
bevestiging ontvangt. t
Meerdere kerken in onze provincie hebben wij van
te voren om inlichtingen verzocht, en. bij geen enkele
kerk bleek ons, dat de Bioscoop als vanzelfsprekend
aanvaardbaar wordt beschouwd.
Dit moge ook op de dorpen, van waar uit men
's avonds gemakkelijk de steden in onze provincie kan
bereiken, ook in overweging worden genomen. Uit de
ernstige begeerte naar geestelijke herleving, en om
onze verantwoordelijkheid in de wereld, mogen de
christenen, ouderen èn jongeren, zich van de Bioscoop
wereld onthouden. Er is rijker vreugde te beleven *dan
daar, en er zijn groter belangen, waaraan tijd en geld
kunnen geofferd worden.
Daarmee is helemaal niet gezegd, dat de film op
zichzelf niet iets goeds, of iets moois kan zijn. Als
middel in dienst van Zending, Evangelisatie en andere
doeleinden, is reeds profijtelijk met de film gewerkt.
In het afgetrokkene geredeneerd-, moet ook de exploi
tatie van goede en leerzame films mogelijk geacht
worden. Het gaat echter nog altijd over de vraag, op
welke wijze die eenploitatie dan moet plaats hebben.
Een niet zolang geleden groots opgezette onderneming,
om tot^ eigen christelijke Filmexploitatie te komen,
heeft geen erg lang leven gehad. De moeilijkheden
zijn op dit terrein veel groter, dan iemand zich den
ken kan.
Het Comité in Amsterdam stelt het zich zó voor,
dat een plaatselijke keuringsraad van protestanten, de
film „proeft" en controleert, en daarvan door publi
catie mededeling doet. Misschien in de zin, als het
weekblad „De Herv. Kerk" het doet, waar telkens
een critische film-recensie in verschijnt. Door op die
manier de hoogst-enkele-film, die „er door kan", meer
algemene bekendheid te geven, hoopt men dit te be
reiken, dat er niet langer critiekloos naar de Bioscoop
gelopen wordt, maar er alleen belangstelling zijn zal
voor die enkele films, waarvan het gunstige verhaal
de rondte doet.
Ik hoop het deze Commissie wensen, maar over het
resultaat ben ik voorshands niet erg optimistisch. En,
ik zou daarbij in overweging geven, om toch met
ernst te zoeken naar die wegen van christelijke levens
ontwikkeling, waarop „de Bioscoop-drang" afneemt,
omdat er wat beters is.
Wat we daarmee bedoelen, daarover een volgende
keer.
G. C. St.
IETS OVER MORELE HOUDING IN INDIË
Onderstaand schrijven zond Ds le Cointre aan de
kerkeraden. In verband met enkele alarmerende be
richten in de pers de vorige week, acht ik het gewenst,
dit nu reeds in onze Kerkbode te plaatsen.
„De laatste tijd kwamen er berichten uit Indië door
inzake het morele peil van onze troepen aldaar, die
verontrusting gewekt hebben. Bij de voortduur wijs
ik, ook bij samenspreking op de classicale vergaderin
gen, op de gevaren en verleiding, waaraan onze man
nen overzee blootstaan en wek ik op om toch getrouw
te zijn in het oefenen van contact met hen, waaraan
zij zelf zo grote behoefte hebben en waarvan ook een
bewarende kracht uitgaat.
De deputaten voor de geestelijke verzorging van
Land- en Zeemacht wijden ook bijzondere aandacht
aan heel het sexuele probleem, terwijl ik juist dezer
dagen een bespreking had- met de waarnemend Hoofd-
legerpredikant terzake, waarin vooral ter sprake kwam
de zo nodige voorlichting van de jonge mannen, die
naar Indië gaan, opdat ze weten wat hun daar" wacht.
Wij willen ook geen wantoestanden goed praten,
maar menen goed te doen u de stem te laten horen
van iemand, die volkomen terzake kundig geacht mag
worden en die heel het terrein overziet en zich hoedt
voor het zo fatale generaliseren van bepaalde, plaat
selijke toestanden.
M§t diens goedvinden treft ge hierbij aan een over
druk van een in het Juli-nummer van het blad „Zeden-
opbouw" (Uitgave van de Christelijke Vereniging
„Zedenopbouw") verschenen stiik^van de hand van
de pas kort geleden gerepatrieerde Hoofdlegerpredikant
in Indië, Ds J. C. Koningsberger, getiteld „Iets over
morele houding in Indië".
„In de zomer van 1946, dus nog maar enkele maan
den na aankomst van de eerste bataljons oorlogs
vrijwilligers in Indië, waren er in Nederland veront
rustende berichten over de immorele houding der troe
pen ginds. In radiotoespraken en in kranten werd
hierop fel gereageerd. Óp 5 Augustus werd in het
gebouw Nassauplein 30, Den Haag, een uitgebreide
vergadering hierover gehouden, waarbij, door bijzon
dere omstandigheden, de plv. hoofdaalmoeziener Lam
en ikzelf tegenwoordig konden zijn. We waren n.l.
een week tevoren per vliegtuig in Nederland aange
komen met opdracht de 7 Dec. Divisie .te bezoeken
vóór het vertrek naar> Indië. In mijn dagboek vind ik
de namen van de rapporteurs over het moreel verval
in Indië, en de korte aantekening „met Lam daar
tegen in". Van te voren hadden wij in Batavia bij de
Mil. Geneesk. Dienst de cijfers van de geslachtszieken
opgevraagd en inzage gekregen vande statistieken.
Nog herinner ik mij heel goed hoe op de vergadering
niet alléén de houding der mannen, maar ook der
vrouwen besproken werd de houding der Nederlandse
vrouwen op Malakka en Java, die ten dele uit de
concentratiekampen waren gekomen, ten dele als Rode
-Kruis-hulpen of in Nica-verband waren uitgezonden.
Ik had persoonlijk de evacuatiekampen in Singapore,
en de toenmalige concentratiekampen in Batavia (o.a.
Tjideng, Kramat, Adek) en in Bandoeng (Tjihapit,
15e Bat.), sedert 1 Jan.'1946 bezocht, en was op
Malakka (Port Dickson en Kuala Lumpur) getuige
geweest van de houding der uitgezonden vrouwén,
evenals later op Java. Daarom gingen aalm. Lam en
ik „daartegen in". Wij mogen niet vergeten dat de
hele toestand in de eerste helft van 1946 nog chao
tisch was tallozen wachtten op evacuatie en gezins
hereniging en kwamen wel in contact met Engelsen,
anderen moesten temidden van een maatschappij van
na-oorlogse mannen'* een positie gaan innemen. Van
normaal gezinsleven was nog geen sprake. Hoe kwam
Nederland aan de „verontrustende berichten" Door
mensen die uit Indië evacueerden en door brieven van
militairen. Inderada was de toestand chaotisch. Maar
aan brieven van militairen mag men geen volstrekte
waarde toekennen hoe gemakkelijk staart een teleur
gesteld jongmens, bovendien gekweld door heimwee,
zich blind op één bepaald geval van een officier die
zich misdraagt, of van een peloton waarin immorele
individuen de boventoon voeren, en gaat dan gene
raliseren, aldus de werkelijkheid scheef trekkend. Er
waren ook Rode Kruis-dames die ergernis verwekten,
en Nica-dames die mal deden, evengoed als dolle of
ficieren en soldaten. Maar men mag niet generaliseren.
Wij konden in Aug. 1946 met de cijfers aantonen dat
er gruwelijk overdreven werd en dat men terwille van
de mensen in Indië, die zich dood ergerden aan al
deze geruchten, liever moest vragen wat kunnen wij
Indië bieden om verkeerde toestanden te corrigeren
en te voorkomen Ik wil onderstrepen dat in die
maanden het leven in Indië aan militairen en burgers
totaal niets te bieden had dan armoede, gebrek aan
alles, ook op cultureel gebied geen tijdschriften, geen
kranten, geen muziek en zeer vele spanningen. De
boze geruchten uit Indië bereikten dit voordeelin
Nederland sloeg men de handen ineen om te trachten
iets voor Indië te doen in 't bijzonder mag ik noemen
het oprichten van Mil. Tehuizen, A.M.V.J.-huizen,
cantines enz., waarbij in 't bijzonder de steun genoten
werd van het Prinselijk Paar. Wanneer ik na twee
jaren terugzie, dan moet men verbaasd zijn hoeveel
er op het gebied van ontspanningsmogelijkheden en
recreótie-oorden bereikt is door het samenwerken van
Nederland en Indië. En dit gaat met toenemende kracht
dóór (Niwin, Thuisfronten, enz.).
Gelukkig is de chaos van voorjaar 1946 voorbij
gegaan, al zijn de levensomstandigheden- voor Euro
peanen in Indië nog moeilijk, door het woninggebrek,
de duurte en de schaarste van alleriei materialen (meu
bels,* keukengerei, vervoersmiddelen, enz.).
Na een verlof en na herstel zijn talloze evacué's
teruggekeerd, gezinshereniging heeft plaats gehad,
nieuwe krachten zijn uitgekomen, arbeidsmogelijkheden
zijn vermeerderd, in vele streken heersen weer nor
male toestanden. Gelukkig Gedurende ruim twee jaar
heb ik het leven van onze militairen, onze verpleeg
sters, Rode Kruis-teams, leden van het Vrouwen Hulp
corps (Hóll.)het Vrouwenkorps (Ind.) en van de
Marva's van nabij kunnen gadeslaan? Nog, in Mei
1948, zou ik het zelfde standpunt innemen als in Aug.
1946. Natuurlijk erken ik dat er na dë internering en
de kamptijd vele echtscheidingen hebben plaats gevon
den tussen mensen die van elkaar vervreemd waren
(burgers en militaire gezinnen). Ook dat door ge
trouwde officieren, onderofficieren en soldaten verhou
dingen zijn aangeknoopt met Nederlandse vrouwen
of meisjes, met Indo-Europese (tegenwoordig spreken
wij van Indische Nederlanders) en Javaanse. Ook dat
er verschillende verhoudingen hierdoor zijn afgespron
gen, maar deze dingen geschieden in het vaderland
niet minder.
Ik erken dat verschillenden kampong-bordelen bezoe
ken of zich misdragen ten opzichte van was-baboes.
Ook dat in verschillende kringen festijnen gevierd wor
den waarbij onmatig gedronken wordt en dwaas veel
gedanst. Maar gebeurt dit alles hier niet Men leeft
in Indië niet in gesloten huizen, maar volkomen in de
openheid iedereen weet allés van iedereen, maar neemt
het gemakkelijkert en roddelt ook heel graag als stof
tot serieuze conversatie ontbreekt. Ik zal de houding
der militairen prijzen, die hun inspannende taak met
toewijding hebben verricht, en die nog over uitge
strekte gebieden de verantwoordelijkheid voor de vei
ligheid van millioenen dragen. Ik zal overal vermelden,
dat de Rode Kruisteams tot diep in de rimboe prachtig
werk deden en nog doen. De vrouwen en meisjes van
het V.K., het V.H.K. en van de Marva's staan onder
militaire discipline, onder vrouwelijke officieren, zij
werken op de bureaux of waar zij ook maar zijn in
gezet. Het is niet waar dat zij alléén maar bestaan
om de vrije tijd van de officieren op te vrolijken, ik
heb haar bezig gezien op kerstsamenkomsten en andere
avonden, waarbij zij een helpende hand boden. Zij
maken er van wat er van te maken is, en weten zeer
vaak de juiste houding te vinden. Als men mij vraagt:
heb je veel jonge mensen zien dérailleren dan ant
woord ik eerlijk neen. Natuurlijk zijn erbijzondere
risico's verbonden aan het leven in een voor velen
totaal vreemde omgeving m.i. wordt er aan de uit
gaande troepen nog veel te weinig voorlichting ge
geven, door mensen die de toestanden van nu kennen.
Het is voor jonge mensen die door de oorlogsom
standigheden in Nederland zélf geen normale jeugd
hebben gehad, riskant om zóver van huis en gezin ver
wijderd te zijn en eenzaam en doelloos te dwalen in
een stad of in een land dat zij niet kennen en waar
zij zelf niet gekend worden. Het is voor hen geen vol
doende bescherming als de militaire politie patrouil
leert door verdachte buurten of verboden kampongs.
Ook is het goed dat .de Regering er naar streeft om
het verblijf in de tropen niet langer dan twee jaar
te laten duren, maar wij weten" allen dat de Regering
niet alle factoren daartoe in de hand heeft. Wat mij
in de laatste maanden vooral bemoedigd heeft, is de
terugkeer van velen tot het normale gezinsleven, tot
de regelmaat, is het feit dat Nederland zélf de moei
lijkheden van de jeugd van ontvolk in Indië beseft
en helpen wil om de vrije tijd te vullen met goede
ontspanningsmogelijkheden, met lessen, cursussen,
sport, muziek enz.
Niemand beter dan ik, die door mijn tournées iets
weet van afstanden en eenzame posten, kan beseffen
dat de hulp nooit voldoende kan zijn. Er zullen groe
pen mensen overblijven die klagen wij hebben niets.
Dit mag echter niemand ontmoedigen.
Tegenover de machten die het bestaan van de mens
naar beneden trekken en deze zijn in Indië veel
en sterk moeten wij de krachten stellen die weten
op te heffen.
In dit opzicht vind ik de taak van officieren en vrou
welijke commandanten, van directeuren en directrices
van ziekenhuizen buitengewoon zwaar, en tevens
hoogst belangrijk. Naast het overwinnen van de zake
lijke moeilijkheden is daar het voorbeeld in de levens
houding, het geven van de ware liefde aan de mede
mens, ondanks alle eigen vermoeidheid.
De cijfers van de Geneeskundige Dienst zijn zelden
verontrustend. De curve der geslachtsziekten houdt
verband met de onmogelijkheid van .goede ontspanning,
van het op de juiste wijze afreageren.
Belangrijker dan deze cijfers zijn voor de lezers
van dit blad de positieve factoren voor de juiste hou
ding te midden van velerlei verzoekingen om af te
glijden.
Het is ook om deze dingen, dat ik een jaar lang
met zoveel fanatisme geroepen heb om predikanten,
om geestelijke verzorgers voor hen die in eenzaamheid
leven. Het is ook om deze dingen van belang dat er
vrouwen en meisjes uitgaan die Christus als Heer be
lijden en Hem in het leger of iri de verpleging of bij
het onderwijs willen dienen.
Een mens met Christelijk geloof vervuld, met mo
reel verantwoordelijkheidsgevoel, met liefde voor de
naaste in het hart, betekent in die maatschappij véél.
Hij of zij is een houvast in de stroom die zovelen ge
leidelijk naar beneden trekt, een troost en bemoediging
voor de velen die het moeilijk hebben in de loom en
geestelijk-traag makende warmte, in de uren van grote
eenzaamheid en Sterke heimwee.
J. C. KONINGSBERGER."
VACANTIE,
Na de zeer droevige ervaringen, die menigeen heeft
opgedaan in de regenperiode, waardoor alle vacantie-
geneugten letterlijk en figuurlijk in het water vielen,
hebben wij dan toch eindelijk het heerlijk vaste zomer
weer, waarnaar aller hart verlangde. En niet het minst
de landman, die zijn oogst door het vele water al zag
mislukken. Dit weer nü, is een bizondere zegen voor
heel ons land, waarin God Zijn gunst ons doet er
varen.
Ook voor de vacantieganger, die één, twee of meer
weken er eens uit kan breken is het een weldaad elke
morgen bij 't ontwaken de helder blauwe lycht te zien,
die nieuwe beloften in zich sluit een welgeslaagde va-
cantiedag.
De natuur ligt voor ons open en wij behoeven ons
niet meer door de regen op te laten sluiten binnen de
vier muren van ons vacantieoord. Heerlijk is het, zon
der zorgen je te kunnen overgeven aan het trekkers
leven en naar een vastgesteld program of zo maar
op de „bonne fooi", te zwerven door ons vrije vader
land, alleen nog maar onder de druk van Lieftinck,
die je overal bespeurt en tegenkomt met een zwarte
mombakken voor of gehuld in het kleed van een nar.
't Is wonderlijk met die man. Ieder weet wat van hem
te vertellen. Zo ontmoette ik ook op mijn zwerftochten
een jongen en meisje. Niet echt, maar op een plaat.
De frisse jeugd straalde hun uit de ogen. De vacantie-
9 vreugd omgaf heel hun wezen. Ze genoten Maar
diezelfde plaat liet een waarschuwend woord horen.
Het bijschrift luidde Geniet Gods natuur, correct in
kleding en gedrag.
Het is jammer, dat zulke platen nodig zijn. De ver-