maar niet alles leeft. Wie een geloof heeft als een rots kan er niets mee, want in een rots zit geen leven. Dat geloof is dood. Wie geloof heeft als een (mos terd) zaad, kan er alles mee, want dat is een geloof waar leven in zit. De kerkcent» Het Kerkblad van 's-Gravenhage schrijft 4 „Toen ik een schooljongen was, had de cent waar de. Als ik van iemand een cent kreeg en ik mocht er wat voor kopen, kocht ik voor een halve cent en die andere halve cent bewaarde ik voor de vol gende keer. Een jongen, die een boodschap gedaan had voor een ander, kreeg een cent. En dat was wat. Maar wie geeft tegenwoordig aan een kind een cent Het minste wat u geven kunt, is een ijsje en dat kost een dubbeltje. Er is niemand, die in een tram aan een conduc teur een cent fooi geeft. Het allerminste, dat hij geeft, is 2cent. De minste fooi, die een taxi-chauffeur wil ont vangen, is een kwartje. Als u een losse krant koopt, betaalt u een dub beltje op z'n minst. Als u ergens uw fiets een ogenblik moet stallen, bent u, als u geen fooi geeft, vijf cent kwijt. De goedkoopste rit in de tram of de bus, kost u een dubbeltje, als u op een tienrittenkaart rijdt en anders twaalf en een halve cent, datis tegenwoor dig dertien cent. Zo is nu eenmaal het leven. Daarmee hebben we te rekenen. En nu komen we in de kerk. De Koning van de kerk, Wien het goud en het zilver toebehoort en het vee op duizend bergen, die machtige Koning, die geven en nemen kan naar Zijn welgevallen, Hij eist van u uw schuld en ver plichting tegenover Zijn Kerkedienst. Hij gaat heel de kerk door en verzamelt op een Zondag twee duizend centen Die cent had u niet durven geven, toen u uw fiets moest stallen bij de distributiedienst. Die cent had u niet durven geven aan de jongen, die een^ boodschap voor u deed. Die cent stopt ge in de koninklijke hand van onze Heiland Jezus Christus. Ik gun uw kind best een ijsje, maar is het niet erg, als u de moed hebt uw kind 's Zaterdags een ijsje te geven van een dubbeltje, om het dan 's Zon dags een cent te laten stoppen in de kerkezak We mogen de strijd gaan aanbinden tegen de kerkcent." Het enige wat ik hierbij heb aan te tekenen is, dat de schrijver zich vergist als hijmeent, dat het uit sluitend kinderen zijn, die de. befaamde kerkcent in het zakje deponeren. Op mijn tournée als „dominee van elders", gebeurde het, dat de broeders ouderlingen in de consistorie nog hun gave moesten deponeren in het zakje. Een der ambtsdragers mikte verkeerd, zodat het niet nader aan te duiden geldstuk over de vloer rolde, en een en twintig rechterhanden wisten wat één linker had (mis) daan. Kuyperiaanser dan Kuyper. Wie „Contact" niet mocht kennen, wete dat dit het meest originele blad van Nederland is. Het ver schijnt in Middelburg voor de jongeren. Men leze „Van onze (eigen) Zeeuwse Kerkbode houden wij. Wij zien er zelfs nieuwsgierig naar uit. Om de pakkende stijl en de (interessante) artikelen. Van Koos Vorrink lazen wij. GewoonHa, die Koos Vorrink. En van Jan Schouten en Pieter Sjoerd. Hee, dachten wij. Wij kennen die stijl. Wij heb ben er meer van gehoord. Wij raadpleegden ons geheugen en vonden in Elsevier's weekblad dezelfde zinsneden, dezelfde vondsten. Wij wisten niet, dat de Kerkboderedacteur tevens in het geheim de (befaamde) - praetvariaschrijver Toen Kuyper, ouwe Bram zo gezegd, nog preek- college gaf, vroeg hij eens aan een student, die een preek geleverd had „hoeveel was er van je zelf bij?" Het antwoord luidde na enige aarzeling „nu, profes sor, ik denk zo ongeveer vijftig procent". „Dat is knap gedaan", repliceerde toen Kuyper. „Als ik een preek maak, ontleen ik meestal tachtig procent aan een ander. Het is natuurlijk mogelijk, dat de professor het later nog net zover gebracht heeft als de student, en niet slechts naar de inhoud, maar zelfs naar de zinswen ding origineel geworden is. H. V. Het Ouderlingenblad heeft het referaat opgenomen van Ds E. G. van Teylingen te Amsterdam, over het onderwerpIs de breuk te genezen De lezers be grijpen dadelijk, waar het over gaat. N.l. de scheur, die in ons kerkelijk leven gekomen is. Ds v. Teylingen heeft dit onderwerp breed behandeld, is daarbij ook ingegaan op de achtergrond der dingen, hoe wij ten slotte uit elkaar gegroeid zijn. Er zijn vanzelf bij zulk een referaat tal van kant tekeningen te maken. Zo weet ik niet, of de verschil lende voorbeelden, die hij voor het kerkrechterlijk ver loop aanhaalt, in alle opzichten juist zijn. Zo heb ik voor het geval, dat meer dan 50 ambtsdragers door een classis geschorst zijn, zonder gehoord te zijn, en kel en alleen omdat zij tegen de schorsing van een predikant gestemd hadden, een héél andere lezing ver nomen. Iets minder simplistisch, dan Ds E. G. v. T. het hier voorstelt, wijl de zaken daarbij hoogsternstig stonden. En een tweede geval, dat wettige afgevaar digden in een classis niet ter vergadering werden toe gelaten, nog vóórdat er ter vergadering over dexzaak zelf gehandeld was, lijkt mij ook anders te liggen, gehoord diegenen, die deze historie zelf mee hebben doorleefd. Daarom geloof ik niet, dat deze voorbeel den zonder meer te handhaven zijn, als ware in de kerkelijke procedure toch wel wat vreemd opgetreden. Deze aangelegenheden hadden wel wat meer benau wend verloop, dan hier wordt voorgesteld. Maar, deze dingen verder terzijde latend, is mij iets anders in het referaat opgevallen, waarop ik wilde wijzen. Of liever, die mij aanleiding geven om te schrijven over wat mijzelf ook reeds lang bezig houdt. Ds v. Teylingen geeft zijn persoonlijke beschouwin gen over de stand in ons^Jterkelijk leven voor het uiteengaan, en nu daarnafrïij constateert, dat met de vrijmaking een groep ons heeft verlaten, die dogma tisch sterk geïnteresseerd was. Die „uitgaande van de „Reformatorische theologie, dogmatisch verder wilde „komen in bezinning op kerk en ambt, verbond en „heilsorde, geloof en geloofszekerheid". Hij bedoelt dit vanzelf vooral van verschillende theologen, die ons verlaten hebben. Van de gemeente-leden kan men een dergelijke tekening van de situatie niet in deze vorm geven. Nu ziet hij het zó, dat sinds het bange jaar 1944, mede door de vrijmaking naar voren gekomen is „een „andere groep, die naar buiten was gericht en op de „praktijk, op Evangelisatie en Zending, op cultuur- „roeping en oecumenische vragen, een groep die aan drong op persoonlijke beleving en een daardoor be- „wogen uitgaan in de wereld". Ds v. Teylingen acht het een gevaar, wanneer daar door het kerkelijk leven in hoofdzaak wordt bepaald. Hij meent, dat wij lijden aan dogmatische bloedarmoe de. Dat de bezieling voor het dogma, de leer en dus ook voor kerk en ambt, aan het tanen is. En dat er op 't ogenblik geen voldoende verweer is, om dit pro ces in zijn loop te stuiten of voldoende tegenweer te bieden. Hij schrijft verder „wij moeten zien dat het mis gaat, wanneer men meent dat het voldoende is „als men Christus en Zijn Koninkrijk liefheeft, en ver- „der practise he aanwas weet te vinden voor de pro blemen der Evangelisatie, der Zending en der cul- „tuur. Dan is er tenslotte geen kerk meer, die in staat „is al die practische activiteit te dragen, te leiden en „te bezielen. De kerk moet kérk zijn, en blijven, ze „moet belijden, ze moet met de Waarheid staan en „vallen. En haar kindei en moeten over die Waarheid, „d.i. ook over het dogma, vrolijk zijn Dan is er „vaste grond; jwij dreigen nu topzwaar te worden". Met bovenstaande citaten heb ik weergegeven, wat mij in dit referaat daarom zo heeft getroffen, omdat deze dingen mij sinds lange tijd ook bezig houden. Dadelijk begrijp ik, dat de referent niet bedoeld heeft, van de taak van Zending of Evangelisatie ook maar in het minst af te manen. Dat kan ook niet, want een kerk, die haar stem naar buiten niet krachtig laat horen, heeft daarmee opgehouden uit de grote Zen dingsopdracht te leven. Echter, juist om het evenwicht bij de arbeid naar buiten te bewaren, moet er innerlijk in de kerk een sterke concentratie op de Waarheid, op het Woord Gods zijn. En hier legt het referaat de vinger bij wat wij heden ten dage als een zwakke plek in ons ker kelijk leven moeten gevoelen. 'Men kan van verschil lende kanten de opmerking vernemen, dat de predi king vooral practisch zijn moet, en in het leven moet staan. Men tracht door middel van Jeugd en Evange lie onze jongeren te doen, evangeliseren onder anders denkende jeugd. Ja, maar niet zo lang geleden schreef Ds Volten in Geref. Weekblad zijn belangrijk artikel: Piet leest niet meerHij constateerde, op grond van zijn ervaring, een bedenkelijk tekort bij onze he dendaagse kerkelijke jeugd aan kennis van de kerke lijke ontwikkeling, én van de centrale vragen. Maar, hoe moét dat dan, wanneer die jeugd tegelijk in de branding als leidinggevend moet optreden Zij, die speciaal zich met de taak der kerk naar buiten belast zien, zullen begrijpelijkerwijs deze arbeid accentueren. Maar, tot een gelukkige bewaring van het evenwicht, is het daarbij zeer nodig, dat de ge meente tot geestelijke wasdom kome, door een dieper gaande kennis van het Woord. In het belijden der kerk heeft de kracht der kerk gelegen. Omdat in die belijdenis de harteklop van haar leven was. Daarin kwam de liefde tot de Waarheid het innigst tot uit drukking. En, wij moeten het wéten, waarom wij zó de waarheid hebben te belijden en niet anders. Wij moeten die belijdenis verstaan als hoogst actueel in de huidige levensvragen èn noden. Maar, dat is slechts mogelijk, wanneer wij meer dan oppervlakkig ons daarmee bezig houden. Zo zou een grondige kennis van de Dordtsche leerregels inzicht geven over de vragen van geloof en geloofszekerheid, en heel wat „geboom" over de verkiezing zou overgaan tot ver wondering over de ontferming Gods, die in verkie zende liefde naar zijn gemeente uitgaat. Ja, de positie van de gemeente als de door God geroepen schaar, moet naar de Schriften weer duidelijker worden ge zien. ^Niet, om in een sfeer van zelfgenoegzaamheid ons te verkwikken, omdat wij er zo goed voorstaan... Nee, dat juist niet! Maar wél, om het als een speciale bedoeling Gods te zien, dat er een gemeente is, aan wie Hij het Woord heeft toebetrouwd, opdat dan dié gemeente zich verantwoordelijk wete, wat zij niet dat Woord in haar tijd zal doen. Dat alles vergt meer dan oppervlakkige Bijbelkennis, en een almeer zijn belangstelling uitstrekken over de breedte De diepten der Schrift moeten ontdekt worden, en uit het Woord moet een lévende kennis vergaderd worden over de waarheid en de geschiedenis des heils. Dan krijgt het dogmatisch element van zelf sprekend een gunstiger accent, en dan wordt de aandacht gericht op de groei der gemeente, in de kracht, die uit God is Alléén zo kan de kerk voor de toekomende, on tegenzeggelijk moeilijke tijden, haar positie innemen. En het jonger geslacht moet aantreden, om in dezen straks te kunnen voortbouwen, op wat een vroege* geslacht vóór haar heeft gedacht èn gevonden. Zulke bezinning kan getuigen van de werking van de Geest des Heren, en daar moet onze aandacht op worden gericht. Dat bedoelt geen woord kwaad tegen het practische en actuele in het kerkelijke leven. Maar, dat geeft wél in overweging, om juist om de taak der kerk in de wereld, toch de hoofdzaak ook hoofdzaak blijven zalgemeente-vorming, met als heilig en bezielend doelde wonderen der Openbaring in het geloof te verstaan, opdat wij ze anderen kunnen aanprijzen. Dan zal 't gevaar van topzwaar worden, vermeden worden, en het evenwicht wordt gevonden. De Gereformeerde theologie, die in 't verleden haar krachtige èn gezegende werking deed tegenover aller lei moraaltheologie, moge haar verder gaande ontwik keling beleven in een steeds dieper indenken van Evangelie en dogma, tot herleving van de kerk, en tot bezielend optreden van het ambtEr is veel te doen in onze tijd. Des te meer is het" nodig, dat wij de gave der onderscheiding ontwikkelen, om te weten, wat onze aandacht vóór alles niet mag ontgaan. Uit zulke bezinning, die zowel predikanten als gemeenten weer opnieuw in vlam zal zetten, mag voor de kerk der toekomst veel zegen van God worden verwacht G. C. St. WALCHERENSE JEUGDMEETING „ORANJEZON". D.V. 7 Augustus zal de jaarlijkse landdag van de Walcherense Jeugd wederom worden gehouden. En wel te Oranjezon. (Bij ongunstig weer in de Geref. Kerk te Serooskerke.) Het bezoek van de laatste ja ren heeft de noodzakelijkheid mede gebracht, dat we ditmaal eens in het bijzonder de-aandacht voor onze „Jeugdmiddag" moeten vragen. Er zijn misschien ver schillende oorzaken, dat we ook in dit opzicht nog steeds het vooroorlogse niet hebben bereikt. Zouden wij nu ditmaal niet eens een record kunnen slaan Laten alle jongeren uit Walcheren en omgeving pre sent zijn. Vanzelfsprekend ook hen, die het Jeugdwerk maar als een liefhebberijtje beschouwen en niet mee werken in het plaatselijk Jeugdwerk. Zij worden op deze middag wellicht overtuigd, dat ze met hun af wijzende houding radicaal moeten breken. En daar naast zal het bijzonder op prijs worden gesteld, wan neer we ook heel veel ouderen zien. Laten ook zij van hun belangstelling voor het Jeugdwerk blijk ge ven. Een bezoek zal de moeite waard zijn. Moderamen- lid (Ds) Knoppers van de Jongelingsbond zal spreken, alsmede de Presidente van de Meisjesbond (Mej. Jan sen van Beek). Terwijl Dr Hommes (bij ons allen bekend), het Slotwoord zal spreken. Gelet op het bovenstaande, is het toch wel niet noodzakelijk, dat we nog meer over de landdag schrijven. Welnu, we rekenen op allen. Dus afgesproken tot 7 Augustus. (De aanvang is half drie.) Namens de Kringen en Ringen op Walcheren, P. BOON Jr. KORTE NOTULEN van de vergadering der Classis Axel, gehouden op 23 Juli 1948 'in de Geref. Kerk te Schoondijke. Art. 1. Opening namens de roepende kerk van Terneuzen door Ds Pestman, omstreeks 10.15 uur. Gelezen wordt: Efeze 3:1421. Hij gaat voor in gebed. Art. 2. Credentialen worden nagezien door de ker ken van Aardenburg en Terneuzen. Ds van der Meu- len brengt rapport uit. Breskens heeft één afgevaar digde. Alle kerken zijn wettig vertegenwoordigd. De presentielijst wordt getekend. De vergadering wordt geconstitueerd. Art. 3. In het moderamen nemen zitting Ds Cou- vée, Praeses, Ds van der Meulen, Scriba, Ds Pestman, Assessor. De Praeses spreekt een kort woord, felici teert den predikant van Zaamslag en memoreert de beroepen der predikanten Oostenbrink en De Vries. Art. 4. De notulen worden gelezen en ongewijzigd vastgesteld. Art. 5. Ingekomen stukken a. Van Deputaten voor hulpverlening aan ge scheurde kerken. Praeses vraagt wat er in de kerken naar aanleiding van dit schrijven is gedaan. b. Schrijven van de Particuliere Synode van Zee land met opgave van te houden collecten voor art. 13 en art. 19 K.O. en voor Evangelisatie. c. Schrijven van Ds le Cointre over de 28 nog ontbrekende veldpredikers. Een commissie wordt be-' noemd, waarvoor de broeders Pestman, de Putter en Faes worden aangewezen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1948 | | pagina 2