DE MAJESTEIT
VAN HET GEBED
ZEEUWSE KERKBODE
vierde jaargang No. 4 Uitgave van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 23 juli 1948
HoofdredacteurDs H. Veldkamp, Langevielesingel 68, Middelburg, Telefoon 2047
Abonnementsprijs2,50 per RedacteurenDs P. de Bruyn, Ds D. J. Couvée, Ds S. Greving, Drs C. Stam, Berichten en opgaven Predik-
halfjaar (bij vooruitbetaling)beurten, tot Dinsdagsmorgens
Afzonderlijke nummers 10 cent te zenden aan de drukkers
Advertentiën 20 cent per regel Drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Littooij Olthoff, Middelburg
De lezers zullen het mij denk ik niet kwalijk nemen
als ik in deze vacantietijd voor 'n enkele maal de
lopende reeks onderbreek, om op deze plaats iets te
schrijven over de majesteit van het gebed. Ik heb
daarbij gedacht aan die prachtige geschiedenis ..van
Petrus' bevrijding die we in Handelingen 12 lezen.
Handelingen is, zoals u weet, het boek dat de triumf-
tocht van het Evangelie beschrijft van Jeruzalem uit
naar Rome. Het draagt de mooie naam „Handelingen"
of „Acta". Daar zit het woord actie in, zoals er vaart
zit in heel dit -geweldige boek. Niet, dat de apostelen
altijd handelend optreden. Ze werden ook wel eens,
en zelfs meermalen mishandeld. Handelingen 12 begint
daarmee. Jacobus de broeder van Johannes werd door
het zwaard gedood. Ook Stefanus was reeds geste
nigd. Handelingen is dus ook martelaarsboek.
Vlak na de dood van Jacobus werd Petrus in de ge
vangenis gezet. Van hém kon dus ook geen activiteit
meer uitgaan. Doch toen kwam de kerk in actie. Die
actie is haar gebed. We lezen „Petrus werd in de
gevangenis bewaard, maar van de gemeente werd een
gedurig gebed tot God voor hem gedaan". Bidden is
passiviteit, maar ook activiteit. Bidden is worstelen.
Gelovig bidden vereist een geweldige spanning. Men
kan van bidden echt moe worden. Het was met Pe
trus vrijwel een hopeloos g.eval. Alles wees er op,
dat hij dezelfde weg- zou gaan als Jacobusnaar
het schavotDat leek nog maar een kwestie van tijd.
Hij werd in de gevangenis bewaardtot de dag
van z'n executie. En die bewaring was meer dan
secuur. Viermaal vier krijgsknechten waren er voor
gemobiliseerd. En in z'n cel lag Petrus geklonken
met ketenen aan twee soldaten. U ziet het hopeloze
van de situatie dus wel goed voor u: 16 soldaten,
2 ketenen, ondoordringbare muren, ijzeren poorten, en
daarachter de grimmige woede van Herodes en van
het volk der Joden. Maarvan de gemeente werd
een gedurig gebed tot God voor hem gedaan. Dat
maar is kostelijk. Het klinkt als een heilige spotlach
tegen de razende woede der vijanden in. Wat hebt
gij, opgeschrikte kudde van Jezus te stellen tegenover
de onfeilbare bewaking en de duisternis en de cel
Niets dan het gebedMaar dat is dan ook genoeg,
meer dan genoeg. Alle wegen zijn toegemuurd, maar
de v{eg naar boven blijft open. Wij kunnen door de
nood van het leven onthutst, verschrikt, ontdaan wor
den, maar nooit ontwapend. Het laatste geheime wa
pen blijft het gebed.
Van de voorbede der gemeente voor haar geliefde
herder en leraar kunnen vele treffelijke dingen worden
gezegd, maar één ding is jammer. Dit n.l. dat dit
gebed even te laat kwam. De gemeente begon met
haar gebed, toen Jacobus reeds door het zwaard was
gedood. We krijgen de indruk, dat er voor Jacobus
niet zo innig gebeden is als voor Petrus. Niet, omdat
Jacobus minder in tel was, maar omdat de kerk zich
van het gevaar nog niet ten volle bewust was. Men
leefde in de valse mening dat de apostelen onschend
baar waren, en zouden blijven leven tot de weder
komst des Heren. Toen kwam opeens als een donder
slag uit heldere hemel het bericht van de dood van
Jacobus. We ontkomen niet aan de indruk, dat Jacobus
in handen van de vijand gevallen is, omdat hij aan de
biddende handen van de kerk is ontglipt. Naar de
mens gesproken zou het ook met Jacobus anders af
gelopen zijn, als er ook tijdig een muur van gebeden
rondom hem was opgetrokken. De dood van Jacobus
is voor een deel te wijten aan het gebedsverzuim van
de kerk.
Wij lijden dikwijls nederlagen.
Maar die nederlagen zijn niet zelden te wijten aan
eigen ongeloof en biddeloosheid.
Zodra het geloof kwijnt en het gebed verslapt,
gebeuren er onverwachts de grootste ongelukken. Veel
in ons leven en in het leven der kerk zou zo heel
anders gelopen zijn, als er tijdig gebeden was
Wilden wij iets zeggen over de majesteit van het
gebed, dan moest wel eerst deze zonde van gebeds
verzuim in herinnering gebracht.
Gelukkig heeft de kerk van Jeruzalem zich van
deze zonde bekeerd.
Toen het bericht van Petrus' gevangenneming kwam,
is zij uit haar sluimer ontwaakt, en is ze direct goed
wakker geworden.
Zij heeft gebeden.
Zij heeft onophoudelijk gebeden.
Haar handen werden niet moede van het kloppen
aan de hemelpoort.
Maar het mooiste van dit gebed is de volstrekte
overgave. Als er stond in Handelingen 12 maar van
de gemeente werd een gedurig gebed tot God om
Petrus' bevrijding gedaan, dan was het niet half zo
mooi geweest als nu, nu er enkel maar staatvan de
gemeente werd een gedurig gebed tot God voor hem
gedaan.
Men heeft er zich voor gewacht, de Here richtlijnen
aan te wijzen, hoe Hij handelen moest. Men heeft dat
volkomen aan de Here overgelaten. Ze zeiden niet
in hun gebedzó moest U nu eigenlijk doen.
Wij bidden wel dikwijls zó.
We hebben dan alles al klaar, precies zoals de
architect tekening en bestek klaar heeft. Het wachten
is dan alleen nog op de aannemer, die het werk uit
voert. God moet eigenlijk ons plan uitvoeren. Hij moet
zich houden aan ons bestek. En als het dan anders
loopt, dan zijn we over God helemaal niet tevreden.
Omdat de gemeente zo overgegeven gebeden heeft,
kon zij de verhoring van haar gebed opmerken, ook
al was Petrus helemaal niet uit de gevangenis bevrijd.
Na de vermelding van het gebed der gemeente staat
er in Handelingen 12 zo heel opmerkelijk„En in
die nacht sliep Petrus tussen twee krijgsknechten ge
bonden met twee ketenen".
Petrus sliep
Dit is de eerste en schoonste gebedsverhooring.
Al was er verder niets gebeurd, dan was hiermee
de biddende kerk in Maria's huis reeds verhoord.
Want dat wil toch wel wat zeggen, dat Petrus
slïep. Hij was een mens van gelijke beweging als wij.
Petrus is zelfs de meest menselijke van alle apostelen.
In hem vinden wij ons eigen beeld altijd het duide
lijkst terug. Niets menselijks is aan Petrus vreemd.
Welnu, dan zou het helemaal niet vreemd geweest
zijn, als Petrus in die nacht niet had kunnen slapen.
Het is niet zo eenvoudig om in de cel te slapen. Vooral
piet, als het zo goed als zeker is, dat de volgende
morgen de doodstraf wordt voltrokken. Bovendien
was Petrus apostel, verantwoordelijk voor de gang
van zaken in de kerk. Daar zal hij dus ook over moe
ten denken. Hoe zal het nu met die kleine kerk gaan
als de ene apostel sterft, en de andere gevangen zit.
Maar Petrus slaapt
Het is geen slaap van zorgeloosheid.
Het is geen zondige slaap zoals eens in Gethsemané.
Het is die gelovige slaap, waarvan David zingt
in Psalm 3 Ik zal in vrede tezamen nederliggen en
slapen, want Gij, o Here, alleen zult mij doen zeker
wonen.
En in deze diepe rust in Petrus' hart is het gebed
der gemeente voor de apostel ruimschoots verhoord
Als wij God om Christus' wil het nodige vragen,
geeft Hij dikwijls het overtollige.
Daarom houdt de gebedsverhoring hiermee niet op.
Maar er staat óók nog in Handelingen 12, dat er
een engel uit de hemel kwam, die Petrus uit de gevan
genis leidde.
Het is minder juist te zeggen, dat Petrus werd
bevrijd door een engel. Hij werd bevrijd door het
gebed.. Door het gebed werd die engel uit de hemel
ontboden. Door het gebed gleden de ketenen van Pe
trus' polsen. Door het gebed ging de ijzeren voor
poort „vanzelf" open.
Dit is de majesteit van het gebed
Het gebed staat nergens voor.
Door het gebed verleent God aan nietige mensen
'n stukje van Zijn goddelijke almacht. Hij legt een
deel van het wereldbestuur in gevouwen handen.
Het gebed is een geestelijke macht, maar heeft in
vloed op de stoffelijke dingen. Door het gebed kunnen
bergen verzet worden. Door het gebed kan de regen
ophouden. Door het gebed kan een zieke weer gezond
worden. Het gebed des rechtvaardigen vermag veel.
Als er iets in de wereld is, waarvan wij ons meer
bewust moesten zijn, en waarvan wij gretiger gebruik
moesten maken, dan is het de macht en de majesteit
van het gebed.
Zo werd Petrus dan uit de gevangenis bevrijd door
het gebed der gemeente. Vanzelfsprekend richtte hij
na z'n bevrijding z'n eerste schreden naar het huis,
waar hij de biddende gemeente vergaderd wist. Daar
aangekomen, deed op zijn kloppen „Roosje" van blijd
schap de deur niet open. Op haar alarm, dat Petrus
aan de voorpoort stond, zeiden de broeders en zusters
eerst, dat ze niet goed wijs was, maar toen ze aan
hield, dat het alzo was, verklaarden zehet is zijn
engel, d.w.z.z n geest, die nu de dood van Petrus
al kloppende komt vermelden.
Zo is in deze jonge kerk geloof en ongeloof ver
mengd.
De gemeente heeft gebeden, en als de gebedsver
horing in levende lijve voor de deur staat, geloven
ze er niets van.
Dit komt, omdat ze niet goed „Amen" gezegd heb
ben.
Ze hebben gelovig en innig gebeden, maar ze heb
ben dat gebed niet gelovig besloten met het woordeke
„Amen".
Want „Amen" is geen sein dat het uit is, maar
„Amen" wil zeggen: „het zal waar en zeker zijn, want
mijn gebed is veel zekerder van God verhoord dan
ik in mijn hart gevoel, dat ik zulks van Hem begeer".
H. V.
REGEN EN DROOGTE.
Hoe het wezen zal, als deze regels gedrukt in de
Kerkbode staan, weet ik niet, maar op het ogenblik
dat ik dit schrijf (16 Juli) zijn we nog bezig het
werkwoord regenen in alle tijden te vervoegen het
heeft geregend, het regent, het zal regenen. En eer
gisteren zat ik nog bij familie in Groningen bij de
warme kachel, en we vonden het behagelijk. De be
richten die op dit ogenblik de grootste belangstelling
van duizenden trekken, zijn niet zozeer de berichten
over de kabinetsformatie, en ook zelfs niet de berichten
uit Indië, maar de weersberichten. Er wordt tegen
woordig zóveel over het weer gesproken, dat men
zich met enige verwondering kan afvragen of Jiet
nuttig is, er ook nog over te schrijven. Ik meen van
wel, omdat men de wijze waaróp over de weers
omstandigheden gesproken wordt, niet altijd „gelovig"
kan noemen. En wij moeten nu eenmaal even gelovig
over het weer spreken, als b.v. over den Here Jezus
en over de Bijbel. Er zijn geen twee terreinen in ons
leven, het ene terrein van de „godsdienstige" dingen,
en een ander breed terrein van de natuurlijke en alle
daagse dingen, waar het geloof buiten kan blijven. De
christen betrekt alle dingen in de cirkel van het ge
loof, en Paulus wil zelfs dat wij eten en drinken ter
ere Gofls.
Het is helemaal niet nodig en zelfs niet gewenst,
dat wij in de tale Kanaans, in Bijbeltaal met elkaar
gesprekken voeren, maar het verschil tussen de wijze
waarop de Bijbelschrijvers en waarop wij over het N
weer spreken, springt toch wel duidelijk in het oog.
Wij doen dat min of meer neutraal: het regent, het
onweert, het is mooi weer. De Bijbel zegtde God
der ere dondert, Hij doet de regen voortkomen uit
Zijn schatkamer. Hij geeft sneeuw als wol. Enkel
verschil in stijl en spreekwijze Ik geloof het niet.
Wèl verschil in levensstijlDe Bijbelschrijvers waren
gewoon met God te rekenen ook in het dagelijks leven
en in het „gewone" natuurgebeuren. En op hun voet
spoor hebben ook de opstellers van de Catechismus
beleden, dat loof en gras, regen en droogte, vrucht
bare en onvruchtbare jaren, spijs en drank, rijkdom en
armoede, gezondheid en krankheid en alle dingen niet
bij geval, maar van Zijn Vaderlijke hand ons toe
komen. De Catechismus belijdt dit in het stuk der
„Voorzienigheid Gods". Wij zullen moeten bekennen,
dat wij de Voorzienigheid Gods alleen maar te berde
brengen bij de grote en schokkende wereldgebeurtenis
sen. Als wij horen van aardbevingen en epidemiën,
dan leggen we de hand op de mond en fluisteren
dit is Gods vinger. Als we lezen van oorlog en drei
gende oorlog, van de luchtbrug naar Berlijn en het in
ongenade vallen van Tito, dan willen we ook nog
belijden God regeert. Maar de Catechismus betrekt
Gods- Voorzienig bestel in de gewoonste dingen van
ons dagelijks gesprekregen en droogte (het weer
bericht), gezondheid en krankheid (hoe gaat het
thuis?), spijs en drank (wat is er deze week op de
bon?). Houden wij in deze dingen nog rekening met
God, of hebben wij Hem uitgeschakeld Dit bedoelde
ik met het „gelovig" spreken over het weer, waar ik
zelden meer iets van verneem. Ook daarin zijn we aan
het aftakelen en dreigen we zeer ernstig te verwereld
lijken. Laten we de verwereldlijking toch niet alleen
zien in mode en vermaak. Het zit ook in de manier
waarop wij onze gesprekken voeren thuis en op het
land, en in de schuur, en op de markt.
Ik heb toch zo'n gevoel, hoewel ik geen lofzang
wil aanheffen op een „vroegere tijd", dat het in dit
opzicht vroeger beter was dan nu. Ik herinner mij
uit m'n jeugd, dat we als jongens nooit mochten zeg
gen 't is lelijk weer, of 't is akelig weer. Alles wat
God geeft is goed, zei m'n moeder dan.
In dit verband zou ik tegelijk nog iets willen zeg
gen over ons gebrek aan bewogenheid. In verschillende
kranten heb ik in de laatste dagen gelezen over ver
regende vacantie's en als ik de gesprekken hoor, dan
beklaagt men de arme vacantiegangers. Dat weegt dus